5.3Het oordeel van de rechtbank
1. [slachtoffer 1] heeft volgens het
proces-verbaal van aangifte– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 20 april 2023 ben ik op de scooter richting het centrum van Hilversum gereden. Ik zag voor mij, op het fietspad, twee mannen lopen.
Ik zag dat man 1 zich omdraaide naar mij toe. Ik zag dat deze man een blauw zakje overgaf aan man 2. Vervolgens zag ik dat man 1 iets over zijn gezicht trok, om in mijn beleving herkenning te voorkomen. Man 2 wachtte even en ik zag dat hij een capuchon over zijn hoofd trok en een blauwe doek voor zijn gezicht deed. Ik zag dat man 1 zijn hand in zijn zak stak en dat man 1 naar mij toe draaide en een vuurwapen op mij richtte.
Ik hoorde man 1 tegen mij zeggen: ‘Nu van je scooter af’. Ik ben toen van mijn scooter afgestapt en heb de scooter overgedragen aan man 1. Man 2 kwam naar mij toe lopen toen ik van de scooter afstapte. Ik zag dat man 1 de scooter omdraaide om richting het station te rijden. Vervolgens zag ik dat man 2 achterop sprong.
2. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 26 januari 2024 verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 20 april 2023 in Hilversum iemand van zijn scooter beroofd. Degene met wie ik was heeft een wapen op de man gericht en gezegd dat de man van zijn scooter moest stappen. Ik ben achterop de scooter gaan zitten en we zijn weggereden. Later zijn we gewisseld en heb ik de scooter bestuurd.
1. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in een
proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres ] [woonplaats] ) met fotobijlage– zakelijk weergegeven - het volgende gerelateerd:
Op 20 april 2023 kwamen wij voor forensisch onderzoek aan op de locatie [straat] ter hoogte van nummer [nummer] te [woonplaats] .
Ter plaatse verkregen informatie
Door getuigen werd gezien dat het voertuig met een hoge snelheid over het fietspad aan komt rijden en tot stilstand komt. De verdachten laten in hun vluchtroute pakken met geld vallen. Ook in het voertuig zijn pakken met geld aangetroffen.
Bevindingen
Ongeveer ter hoogte van [adres ] zagen wij op het fietspad een blauwe driedeurspersonenauto van het merk ‘Chevrolet’ type ‘Kalos’ met het kenteken [kenteken] .
Gezien vanaf de voorzijde van het voertuig zagen wij links achter het voertuig een blauwe tas liggen. Wij zagen dat dit een koeltas betrof van de winkelketen ‘Lidl’ en dat deze gescheurd was (foto 15 en 16).
In het voertuig zagen wij onder de bestuurdersstoel, op de vloermat van de bijrijdersstoel, op de bijrijdersstoel, in het middenconsole, op de vloermatten van de achterbank en op de achterbank meerdere losse geldbiljetten en bundels met geldbiljetten.
Op de vloermat achter de bijrijdersstoel zagen wij een blauw hengsel, vermoedelijk afkomstig van de Lidl koeltas die buiten het voertuig lag.
2. Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen– zakelijk weergegeven - het volgende gerelateerd:
Naar aanleiding van een melding op donderdag 20 april omstreeks 15.43 van een personenauto met kenteken [kenteken] die op het fietspad naast het spoor aan de [straat] te [woonplaats] reed werd een onderzoek ingesteld.
De pakketten geld die op de vluchtroute lagen werden verzameld en na telling betrof het verzamelde geld 380.690,-.
3. Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen– zakelijk weergegeven- het volgende gerelateerd:
Op 20 april 2023 hoorde ik van getuigen ter plaatse dat twee mannen een bivakmuts zouden hebben en ik hoorde dat de bestuurder geen bivakmuts op zou hebben. Ik hoorde dat twee mannen over het spoor wegrenden, met grote tassen over hun schouder, in de richting van station Hilversum centraal.
4. [slachtoffer 2] heeft volgens het
proces-verbaal van aangiftevan 25 april 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 20 april 2023 reed ik op mijn fiets richting het centraal station te Hilversum. Ik reed op het fietspad langs de spoorlijn en ongeveer ter hoogte van de kringloopwinkel zag ik dat drie personen vanaf de zijde van de kringloopwinkel over een hek klommen en richting mijn zijde bij het fietspad liepen. Ik zag dat die drie jongens een Hoogvliettas en spullen om hun armen droegen.
5. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 26 januari 2024 verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben in [woonplaats] bij de medeverdachten in de auto gestapt. We zijn naar Hilversum gereden. Er lag op enig moment geld in de auto. We werden achtervolgd en toen zijn we allemaal uitgestapt in Hilversum. Ik zat achterin de auto. De auto stopte en ik rende weg. Er was een hek en toen konden we via het spoor naar de overkant. Er rende iemand naast mij.
Bewijsoverwegingen feit 1
Vrijspraak feit 1 primair:
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Feit 1 subsidiair – medeplegen van afpersing
Uit de bewijsmiddelen volgt dat een medeverdachte de aangever heeft bedreigd met een wapen en tegen aangever heeft gezegd dat hij van zijn scooter moest afstappen. De medeverdachte en verdachte zijn vervolgens samen op de scooter weggereden.
Om te kunnen spreken van medeplegen moet er sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte bij het plegen van het feit. De raadsman heeft die nauwe en bewuste samenwerking tussen hen betwist.
Uit de door de rechtbank gehanteerde bewijsmiddelen blijkt dat er sprake is van een samenhang van gedragingen waaruit een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte volgt. Uit de verklaring van verdachte en de aangifte blijkt immers dat hij samen met de medeverdachte in een auto zat waarin zich een zeer groot geldbedrag bevond. Nadat zij door andere auto’s werden achtervolgd zijn zij uit de auto gevlucht richting het fietspad. Op het moment dat daar een scooter nadert op het fietspad neemt verdachte een blauw zakje aan van de medeverdachte. Ze maskeren vervolgens beiden hun gezicht, waarna de medeverdachte aangever onder bedreiging met een vuurwapen dwingt om zijn scooter af te staan om zo te kunnen vluchten. Ze vertrekken daarna gezamenlijk op de scooter die aangever na de bedreiging aan hen heeft afgegeven. Hoewel verdachte niet degene is geweest die de aangever met het vuurwapen tot die afgifte heeft gedwongen, is zijn rol in het geheel van de zojuist omschreven handelingen van voldoende gewicht om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de afpersing van aangever. De rechtbank acht het onder 1 subsidiair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 6 is omschreven.
Bewijsoverwegingen feit 3
Wetenschap verdachte
De rechtbank overweegt dat het kan niet anders kan zijn dan dat verdachte wel degelijk op de hoogte is geweest van de aanwezigheid van het grote geldbedrag in het voertuig. Uit het dossier blijkt immers dat verdachte op de achterbank van de auto zat. In de auto werden overal biljetten en bundels met geld aangetroffen, onder andere op de vloermatten van de achterbank en op de achterbank. Ook het afgescheurde hengsel van een tas waar hoogst vermoedelijk geld in heeft gezeten is eveneens aangetroffen op de achterbank. Gelet op de omvang van het aangetroffen geldbedrag en het feit dat het een klein voertuig betrof, kan het niet anders dan dat verdachte dit moet hebben gezien toen hij in het voertuig zat. Daarnaast verklaren verschillende getuigen dat zij verdachte en medeverdachten hebben zien vluchten met tassen en dat verdachten hierbij een spoor van geldbiljetten hebben achtergelaten. Ook het feit dat verdachte heeft verklaard dat hij niet wist of de personen die de auto achtervolgde “voor hem of voor het geld” kwamen, draagt bij aan het bewijs dat hij wetenschap van de aanwezigheid van het geld had.
Afkomstig uit enig misdrijf
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf" niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling voor witwassen vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Een zeer omvangrijk contant geldbedrag zoals hier aan de orde, in een auto, verdeeld over boodschappentassen en verpakt in bundeltjes van kleine coupures, rechtvaardigt het vermoeden dat het niet anders kan zijn dan dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Onder deze omstandigheden mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Een dergelijke verklaring van verdachte is uitgebleven. Verdachte heeft niets willen verklaren over het geld, de herkomst ervan, het moment waarop het geld in de auto terecht is gekomen of over hoe dat is gegaan. Gelet hierop is geen andere conclusie mogelijk dan dat het geld van misdrijf afkomstig was en dat verdachte dit wist.
De rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een bedrag van (minimaal) € 380.690,00 heeft witgewassen, en dat hij dat heeft gedaan samen met een of meer ander(en).