ECLI:NL:RBMNE:2024:588

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
16/123112-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing in vereniging en medeplegen witwassen

Op 9 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 april 2023 in Hilversum betrokken was bij een afpersing en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met algemene en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam aan het licht na een melding van een scooterdiefstal, waarbij de verdachte en medeverdachten een vuurwapen gebruikten om de eigenaar te bedreigen. De verdachte heeft samen met anderen een geldbedrag van € 380.690,- witgewassen, dat in de auto werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de subsidiaire tenlastelegging van afpersing, maar sprak de verdachte vrij van de bedreiging van een tweede slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een hoog recidiverisico. De uitspraak benadrukt de noodzaak van strenge straffen voor ernstige strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/123112-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres ] te [woonplaats] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: de verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. de Nooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. van Galen, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
Feit 1
op 20 april 2023 in Hilversum met (een) ander(en) een scooter heeft gestolen van [benadeelde] en/of [slachtoffer 1] met (bedreiging met) geweld tegen die [slachtoffer 1] door een vuurwapen te richten op [slachtoffer 1] en te zeggen: ’nu van je scooter af’;
subsidiair ten laste gelegd als afpersing;
Feit 2
op 20 april 2023 in Hilversum met (een) ander(en) [slachtoffer 2] heeft bedreigd door richting die [slachtoffer 2] te lopen met al dan niet bedekte gezichten en een vuurwapen te tonen aan die [slachtoffer 2] ;
Feit 3
op 20 april 2023 in Hilversum met (een) ander(en) een geldbedrag van € 380.690,- heeft witgewassen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK FEIT 2

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend te bewijzen en voert daartoe het volgende aan. Uit de aangifte blijkt dat aangeefster zich bedreigd voelde op het moment dat zij een man zag staan met een vuurwapen in zijn hand. Dit heeft bij haar terecht een redelijke vrees opgeroepen. Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de man met het wapen omdat het vuurwapen eerder die dag hoogstwaarschijnlijk is gebruikt voor het plegen van een delict dat in relatie staat tot het geldbedrag dat is gevonden. Dat dit vuurwapen daarna gebruikt zou worden tijdens de vlucht was een zeer waarschijnlijke mogelijkheid. De nauwe en bewuste samenwerking voor deze bedreiging vloeit voort uit het medeplegen van een ander feit en dat maakt dat de verdachte mede schuldig is aan de bedreiging van aangeefster.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit voor dit feit, omdat er geen sprake was van een situatie die bij aangeefster een redelijke vrees zou kunnen oproepen. Subsidiair is aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen, omdat de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Uit de aangifte blijkt dat op het moment dat aangeefster de medeverdachte met een wapen zag staan op het fietspad en de medeverdachte haar in het vizier kreeg, verdachte juist bezig was om bij de achtertuinen van de ter plaatse aanwezige woningen een uitweg te zoeken. Zelfs als het handelen van de medeverdachte al zou kunnen worden aangemerkt als een bedreiging, dan bevat het dossier geen aanwijzingen dat er ten aanzien van die bedreiging sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen en vordert daarvan vrijspraak. Zij acht hetgeen onder 1 subsidiair ten laste is gelegd wel wettig en overtuigend te bewijzen gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Ook het onder 3 ten laste gelegde acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen. Er is in het voertuig en op en langs het spoor een geldbedrag van in totaal € 380.690,- aangetroffen. De verdachte bekent dat hij in de auto heeft gezeten en dat hij tijdens de achtervolging in paniek raakte omdat het onduidelijk is of de mensen in de andere voertuigen op hem of het geld uit waren. Hieruit volgt in elk geval dat hij wist dat er een geldbedrag voorhanden was in de auto en dat dit afkomstig was uit enig misdrijf. Dit wordt ondersteund door de overige feiten en omstandigheden, zoals het op de vlucht slaan met het geld, de aanwezigheid van een vuurwapen en het ontbreken van een plausibele verklaring over de aanwezigheid en herkomst van het geld. Gelet op de samenhang in handelingen tussen de verdachte en de twee medeverdachten is ook dit feit in vereniging gepleegd.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair en 3 ten laste gelegde en heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 is er geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. De medeverdachte was immers degene met een vuurwapen en hij heeft de aangever ertoe bewogen om de scooter af te geven. Het vervolgens achterop de scooter stappen door verdachte is onvoldoende om hem als pleger/medepleger aan te merken.
Ten aanzien van feit 3 bestaat er onvoldoende duidelijkheid over de feitelijke omstandigheden die zouden maken dat de verdachte wist dat het geld in de auto lag. Hij heeft hierdoor ook geen feitelijke zeggenschap gehad over het geld. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat verdachte het geld slechts kort voor zijn vlucht voorhanden heeft gehad.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1:
1. [slachtoffer 1] heeft volgens het
proces-verbaal van aangifte [2] – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 20 april 2023 ben ik op de scooter richting het centrum van Hilversum gereden. Ik zag voor mij, op het fietspad, twee mannen lopen.
Ik zag dat man 1 zich omdraaide naar mij toe. Ik zag dat deze man een blauw zakje overgaf aan man 2. Vervolgens zag ik dat man 1 iets over zijn gezicht trok, om in mijn beleving herkenning te voorkomen. Man 2 wachtte even en ik zag dat hij een capuchon over zijn hoofd trok en een blauwe doek voor zijn gezicht deed. Ik zag dat man 1 zijn hand in zijn zak stak en dat man 1 naar mij toe draaide en een vuurwapen op mij richtte.
Ik hoorde man 1 tegen mij zeggen: ‘Nu van je scooter af’. Ik ben toen van mijn scooter afgestapt en heb de scooter overgedragen aan man 1. Man 2 kwam naar mij toe lopen toen ik van de scooter afstapte. Ik zag dat man 1 de scooter omdraaide om richting het station te rijden. Vervolgens zag ik dat man 2 achterop sprong.
2. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 26 januari 2024 verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 20 april 2023 in Hilversum iemand van zijn scooter beroofd. Degene met wie ik was heeft een wapen op de man gericht en gezegd dat de man van zijn scooter moest stappen. Ik ben achterop de scooter gaan zitten en we zijn weggereden. Later zijn we gewisseld en heb ik de scooter bestuurd.
Feit 3:
1. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in een
proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres ] [woonplaats] ) met fotobijlage [3] – zakelijk weergegeven - het volgende gerelateerd:
Op 20 april 2023 kwamen wij voor forensisch onderzoek aan op de locatie [straat] ter hoogte van nummer [nummer] te [woonplaats] .
Ter plaatse verkregen informatie
Door getuigen werd gezien dat het voertuig met een hoge snelheid over het fietspad aan komt rijden en tot stilstand komt. De verdachten laten in hun vluchtroute pakken met geld vallen. Ook in het voertuig zijn pakken met geld aangetroffen.
Bevindingen
Ongeveer ter hoogte van [adres ] zagen wij op het fietspad een blauwe driedeurspersonenauto van het merk ‘Chevrolet’ type ‘Kalos’ met het kenteken [kenteken] .
Gezien vanaf de voorzijde van het voertuig zagen wij links achter het voertuig een blauwe tas liggen. Wij zagen dat dit een koeltas betrof van de winkelketen ‘Lidl’ en dat deze gescheurd was (foto 15 en 16).
In het voertuig zagen wij onder de bestuurdersstoel, op de vloermat van de bijrijdersstoel, op de bijrijdersstoel, in het middenconsole, op de vloermatten van de achterbank en op de achterbank meerdere losse geldbiljetten en bundels met geldbiljetten.
Op de vloermat achter de bijrijdersstoel zagen wij een blauw hengsel, vermoedelijk afkomstig van de Lidl koeltas die buiten het voertuig lag.
2. Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [4] – zakelijk weergegeven - het volgende gerelateerd:
Naar aanleiding van een melding op donderdag 20 april omstreeks 15.43 van een personenauto met kenteken [kenteken] die op het fietspad naast het spoor aan de [straat] te [woonplaats] reed werd een onderzoek ingesteld.
De pakketten geld die op de vluchtroute lagen werden verzameld en na telling betrof het verzamelde geld 380.690,-.
3. Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [5] – zakelijk weergegeven- het volgende gerelateerd:
Op 20 april 2023 hoorde ik van getuigen ter plaatse dat twee mannen een bivakmuts zouden hebben en ik hoorde dat de bestuurder geen bivakmuts op zou hebben. Ik hoorde dat twee mannen over het spoor wegrenden, met grote tassen over hun schouder, in de richting van station Hilversum centraal.
4. [slachtoffer 2] heeft volgens het
proces-verbaal van aangifte [6] van 25 april 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 20 april 2023 reed ik op mijn fiets richting het centraal station te Hilversum. Ik reed op het fietspad langs de spoorlijn en ongeveer ter hoogte van de kringloopwinkel zag ik dat drie personen vanaf de zijde van de kringloopwinkel over een hek klommen en richting mijn zijde bij het fietspad liepen. Ik zag dat die drie jongens een Hoogvliettas en spullen om hun armen droegen.
5. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 26 januari 2024 verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben in [woonplaats] bij de medeverdachten in de auto gestapt. We zijn naar Hilversum gereden. Er lag op enig moment geld in de auto. We werden achtervolgd en toen zijn we allemaal uitgestapt in Hilversum. Ik zat achterin de auto. De auto stopte en ik rende weg. Er was een hek en toen konden we via het spoor naar de overkant. Er rende iemand naast mij.
Bewijsoverwegingen feit 1
Vrijspraak feit 1 primair:
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Feit 1 subsidiair – medeplegen van afpersing
Uit de bewijsmiddelen volgt dat een medeverdachte de aangever heeft bedreigd met een wapen en tegen aangever heeft gezegd dat hij van zijn scooter moest afstappen. De medeverdachte en verdachte zijn vervolgens samen op de scooter weggereden.
Om te kunnen spreken van medeplegen moet er sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte bij het plegen van het feit. De raadsman heeft die nauwe en bewuste samenwerking tussen hen betwist.
Uit de door de rechtbank gehanteerde bewijsmiddelen blijkt dat er sprake is van een samenhang van gedragingen waaruit een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte volgt. Uit de verklaring van verdachte en de aangifte blijkt immers dat hij samen met de medeverdachte in een auto zat waarin zich een zeer groot geldbedrag bevond. Nadat zij door andere auto’s werden achtervolgd zijn zij uit de auto gevlucht richting het fietspad. Op het moment dat daar een scooter nadert op het fietspad neemt verdachte een blauw zakje aan van de medeverdachte. Ze maskeren vervolgens beiden hun gezicht, waarna de medeverdachte aangever onder bedreiging met een vuurwapen dwingt om zijn scooter af te staan om zo te kunnen vluchten. Ze vertrekken daarna gezamenlijk op de scooter die aangever na de bedreiging aan hen heeft afgegeven. Hoewel verdachte niet degene is geweest die de aangever met het vuurwapen tot die afgifte heeft gedwongen, is zijn rol in het geheel van de zojuist omschreven handelingen van voldoende gewicht om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de afpersing van aangever. De rechtbank acht het onder 1 subsidiair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 6 is omschreven.
Bewijsoverwegingen feit 3
Wetenschap verdachte
De rechtbank overweegt dat het kan niet anders kan zijn dan dat verdachte wel degelijk op de hoogte is geweest van de aanwezigheid van het grote geldbedrag in het voertuig. Uit het dossier blijkt immers dat verdachte op de achterbank van de auto zat. In de auto werden overal biljetten en bundels met geld aangetroffen, onder andere op de vloermatten van de achterbank en op de achterbank. Ook het afgescheurde hengsel van een tas waar hoogst vermoedelijk geld in heeft gezeten is eveneens aangetroffen op de achterbank. Gelet op de omvang van het aangetroffen geldbedrag en het feit dat het een klein voertuig betrof, kan het niet anders dan dat verdachte dit moet hebben gezien toen hij in het voertuig zat. Daarnaast verklaren verschillende getuigen dat zij verdachte en medeverdachten hebben zien vluchten met tassen en dat verdachten hierbij een spoor van geldbiljetten hebben achtergelaten. Ook het feit dat verdachte heeft verklaard dat hij niet wist of de personen die de auto achtervolgde “voor hem of voor het geld” kwamen, draagt bij aan het bewijs dat hij wetenschap van de aanwezigheid van het geld had.
Afkomstig uit enig misdrijf
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf" niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling voor witwassen vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Een zeer omvangrijk contant geldbedrag zoals hier aan de orde, in een auto, verdeeld over boodschappentassen en verpakt in bundeltjes van kleine coupures, rechtvaardigt het vermoeden dat het niet anders kan zijn dan dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Onder deze omstandigheden mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Een dergelijke verklaring van verdachte is uitgebleven. Verdachte heeft niets willen verklaren over het geld, de herkomst ervan, het moment waarop het geld in de auto terecht is gekomen of over hoe dat is gegaan. Gelet hierop is geen andere conclusie mogelijk dan dat het geld van misdrijf afkomstig was en dat verdachte dit wist.
De rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een bedrag van (minimaal) € 380.690,00 heeft witgewassen, en dat hij dat heeft gedaan samen met een of meer ander(en).

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 subsidiair
op 20 april 2023 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een scooter die aan [benadeelde] en/of die [slachtoffer 1] toebehoorde, bestaande die bedreiging met geweld uit:
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te pakken en te richten naar die [slachtoffer 1] en
- daarbij die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Nu van je scooter af";
Feit 3
op 20 april 2023 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een geldbedrag (minimaal een bedrag ad € 380.690), voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dit geldbedrag) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 subsidiair:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2:
Medeplegen van witwassen.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 35 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 11 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de in het reclasseringsadvies geadviseerde (bijzondere) voorwaarden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Gelet op straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken vindt de raadsman een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals die door de officier van justitie zijn gevorderd, passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Wat zich op 20 april 2023 op klaarlichte dag in Hilversum heeft afgespeeld doet denken aan een wild west tafereel. Een auto wordt achtervolgd door meerdere andere auto’s, stopt op een bepaald moment en wordt dan met draaiende motor achtergelaten terwijl hieruit drie mannen met tassen vol geld vluchten, hierbij een spoor van geld achterlatend (na telling van het gevonden geld bleek het in elk geval om € 380.690,- te gaan). In zijn vlucht heeft verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het wegnemen van de scooter van aangever onder bedreiging van geweld door een (al dan niet echt) vuurwapen op aangever te richten. Dit moet zeer beangstigend zijn geweest voor aangever. Ook bij andere nietsvermoedende burgers die van een en ander getuige zijn geweest, zal dit de nodige schrik en gevoelens van angst en onveiligheid teweeg hebben gebracht.
Met zijn proceshouding heeft verdachte geen duidelijkheid verschaft omtrent de herkomst van het enorme geldbedrag en de precieze gebeurtenissen op 20 april 2023. Dergelijke grote contante geldbedragen in kleine coupures komen veelal voort uit de georganiseerde criminaliteit. Het feit dat verdachte niets wil verklaren over de herkomst van het geld en zijn medeverdachten, en de omstandigheid dat het geld na inbeslagname bovendien nooit is opgeëist, doet vermoeden dat dit ook hier het geval is geweest.
De rechtbank wil met deze strafoplegging dan ook een duidelijk signaal geven aan verdachte en aan de maatschappij dat tegen het plegen van dergelijke ernstige strafbare feiten streng wordt opgetreden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 2 januari 2024;
  • een rapportage van Reclassering Nederland van 19 december 2023, opgesteld door A. Mandersloot, reclasseringsmedewerker.
Justitiële documentatie
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld, namelijk op 10 november 2020 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland, voor een poging tot diefstal door middel van braak en inklimming.
Rapportage van de reclassering
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat het risico op recidive hoog is. De reclassering heeft zorgen geuit over de leefgebieden dagbesteding, financiën, sociaal netwerk, psychosociaal functioneren en de houding van verdachte. De reclassering maakt zich met name zorgen over een mogelijk crimineel netwerk en adviseert om een straf met een voorwaardelijke gedeelte op te leggen met een aantal bijzondere voorwaarden zodat het recidiverisico kan worden beperkt.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op straffen die voor soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op wat hiervoor is overwogen over de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, het nodig is een gevangenisstraf op te leggen. Met een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak zouden de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde miskend worden. De rechtbank heeft gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Strafverzwarend zijn het strafblad van verdachte en in het bijzonder ook de gevaarzettende wijze waarop hier is getracht met een grote hoeveelheid contant crimineel geld te vluchten. Gelet daarop acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden passend.
De rechtbank overweegt dat gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport, er aanleiding is om een deel van die straf voorwaardelijk op te leggen zodat er bijzondere voorwaarden aan kunnen worden gekoppeld. De rechtbank legt dan ook aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daarbij de algemene en bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering.

10.BESLAG

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om het geldbedrag van € 380.690,- verbeurd te verklaren en de telefoon aan verdachte te retourneren.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de telefoon aan verdachte geretourneerd dient te worden. Voor het overige refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het volgende in beslag genomen voorwerp verbeurd verklaren:
 een geldbedrag van €380.690,- (omschrijving: PL0900-2023115457-G3151555).
Met behulp van dit voorwerp is het onder 3 bewezen verklaarde feit begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het volgende in beslag genomen voorwerp:
 een telefoontoestel van het merk Apple (omschrijving: PL0900-2023115528-G3151729).

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 317 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair en het onder 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair en het onder 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij reclassering Amsterdam op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat behandelen door 'Topzorg voor jongeren’ bij de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • zich inspant zich voor het vinden en behouden van betaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
  • meewerkt aan controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslag
  • verklaart het volgende in beslag genomen voorwerp
  • gelast de
Dit vonnis is gewezen door mr. L.L. Veendrick, voorzitter, mrs. R.P.P. Hoekstra en
J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Q.A.A. Sanders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 februari 2024.
Mrs. L.L. Veendrick en R.P.P. Hoekstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 20 april 2023 te Hilversum, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] en/of [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, bestaande uit:
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te pakken en/of te richten naar die [slachtoffer 1] en/of gericht te houden naar die [slachtoffer 1] en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Nu van je scooter af", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 april 2023 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] en/of die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n) bestaande uit:
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te pakken en/of te richten naar die [slachtoffer 1] en/of gericht te houden naar die [slachtoffer 1] en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Nu van je scooter af", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 20 april 2023 te Hilversum, althans in het arrondissment Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door:
- richting die [slachtoffer 2] , met al dan niet bedekte gezichten, te lopen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan die [slachtoffer 2] ;
3
hij op of omstreeks 20 april 2023, te Hilversum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) een geldbedrag (minimaal een bedrag ad € 380.690), althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,

en/of

- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 december 2023, genummerd PL0900-2023115528, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd pagina 1 tot en met 213. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 25 en 26.
3.Pagina’s 32, 33 en 34.
4.Pagina’s 119 en 120.
5.Pagina’s 1 en 2.
6.Pagina’s 22 tot en met 24.