ECLI:NL:RBMNE:2024:5876

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
UTR 24/6146 en UTR 24/6145
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisverbod opgelegd door burgemeester en verlenging daarvan in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan over een huisverbod dat door de burgemeester van Almere aan eiser is opgelegd. Het huisverbod werd opgelegd op 10 september 2024, na een incident dat een onveilige situatie voor de ex-vriendin en de kinderen van eiser creëerde. De burgemeester verlengde het huisverbod op 20 september 2024 tot 8 oktober 2024, omdat er nog geen afspraken waren gemaakt om de veiligheid te waarborgen.

Tijdens de zitting op 2 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter de feiten en omstandigheden beoordeeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester het huisverbod redelijkerwijs mocht opleggen en verlengen, gezien de acute en dringende behoefte aan het voorkomen van escalatie. Eiser betwistte de verklaringen van zijn ex-partner, maar de voorzieningenrechter vond de verklaring van de burgemeester en de informatie van Veilig Thuis overtuigend. De voorzieningenrechter concludeerde dat het huisverbod in stand blijft tot 8 oktober 2024, en verklaarde het beroep van eiser ongegrond.

De voorzieningenrechter heeft ook de persoonlijke situatie van eiser meegewogen, waaronder zijn faillissement, maar oordeelde dat dit niet voldoende was om het huisverbod eerder op te heffen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 24/6145 en UTR 24/6146
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 oktober 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.C. Kanhai),
en

de burgemeester van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigden: mr. R. Ahmed en [A] ).

Zitting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter een mondelinge uitspraak gedaan, direct nadat de zaak is behandeld op de zitting van 2 oktober 2024. Dit proces-verbaal is de schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak.
Bij de zitting waren eiser, zijn gemachtigde, de gemachtigden van de burgemeester en [B] van Veilig Thuis aanwezig. De voorzieningenrechter heeft hen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep voor zover dit is gericht tegen de oplegging van het huisverbod ongegrond;
- verklaart het beroep voor zover dit is gericht tegen de verlenging van het huisverbod ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Deze zaak gaat over het huisverbod dat de burgemeester op 10 september 2024 aan eiser heeft opgelegd en over het besluit van 20 september 2024 om het huisverbod te verlengen tot 8 oktober 2024. Aan de oplegging van het huisverbod heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat sprake is van een onveilige situatie voor de ex-vriendin en de kinderen van eiser, nadat op 10 september 2024 een incident heeft plaatsgevonden. Aan de verlenging van het huisverbod heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat de situatie nog steeds zo is, omdat hulpverlening nog niet op gang is gekomen.
2. De voorzieningenrechter doet niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook direct op het beroep zelf. [1] Hij is na afloop van de zitting namelijk tot de conclusie gekomen dat verder onderzoek naar de zaak niet meer nodig is. Het beroep is zowel gericht tegen de oplegging van het huisverbod, als tegen de verlenging daarvan.
Mocht de burgemeester het huisverbod opleggen?
3. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester het huisverbod redelijkerwijs mocht opleggen. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester aannemelijk heeft gemaakt dat de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan een onmiddellijke en ernstige dreiging voor de veiligheid van zijn ex-partner en de kinderen. Daarvoor is niet nodig dat die feiten en omstandigheden onomstotelijk vast staan en van belang is dat het huisverbod ook kan worden ingezet wanneer situaties zijn ontstaan waarbij acute en dringende behoefte bestaat aan het creëren van een afkoelingsperiode om escalatie te voorkomen. Dat is hier aan de orde. Eiser betwist de verklaring van zijn ex-partner dat hij jegens haar geweld heeft gepleegd, maar hij heeft op de zitting wel bevestigd dat er sprake was van een meningsverschil en dat zij op 10 september 2024 met stemverheffing met elkaar gesproken hebben. De voorzieningenrechter vindt het aannemelijk dat eiser zijn handelen en de dreiging die daarvan uit kan gaan minder ernstig inschat dan de werkelijkheid. Dit blijkt ook uit wat namens Veilig Thuis op de zitting is verteld over het verloop van het systeemgesprek dat aan het einde van de periode van 10 dagen heeft plaatsgevonden. De medewerker van Veilig Thuis heeft toegelicht dat de gemoederen hoop opliepen en dat hij beveiliging heeft ingeschakeld om eiser te begeleiden om het pand te verlaten. Deze gang van zaken illustreert dat eiser zijn eigen gedrag anders inschat. Dat maakt dat de voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester gewicht mocht toekennen aan de verklaring van de ex-partner van eiser.
Mocht de burgemeester het huisverbod verlengen?
4. De voorzieningenrechter vindt dat de acute en dringende behoefte aan het voorkomen van escalatie ook nog na 10 dagen aanwezig was waardoor de burgemeester het huisverbod kon verlengen. Het verloop van het systeemgesprek, zoals hiervoor weergegeven, is daarvoor van belang. Het is nog niet gelukt om afspraken te maken om de veiligheid te waarborgen. Ook heeft er geen gesprek kunnen plaatsvinden over het inschakelen van hulpverlening. Eiser heeft op de zitting wel de bereidheid getoond om afspraken te maken voor de toekomst, maar dat is geen reden om het huisverbod eerder te laten stoppen dan 8 oktober 2024.
5. De voorzieningenrechter heeft de persoonlijke situatie van eiser meegewogen, waarbij het faillissement van eiser een grote rol speelt. Het is onvoldoende duidelijk geworden dat het faillissement van eiser en de afwikkeling daarvan problemen oplevert zolang het huisverbod loopt.

Conclusie en gevolgen

6. De conclusie is dat het opgelegde huisverbod in stand blijft tot 8 oktober 2024, 18:17 uur. Het beroep is dan ook ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
7. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2024 door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:86, eerste lid van de Awb.