ECLI:NL:RBMNE:2024:5873

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
C/16/540990 / HA ZA 22-363
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake onrechtmatige daad en beslaglegging in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De rechtbank oordeelde dat [eiseres] geen geldvordering op [gedaagde sub 1] heeft, waardoor [gedaagde sub 2] niet verplicht is om het aandeel in de woning terug te leveren. Tevens werd vastgesteld dat [eiseres] onterecht beslag heeft gelegd op het eigendomsrecht van [gedaagde sub 1] c.s. en dat zij aansprakelijk is voor de schade die hierdoor is ontstaan. De rechtbank heeft [eiseres] veroordeeld om de conservatoire beslagen op te heffen en de facturen van [gedaagde sub 1] te betalen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn volledig aan [gedaagde sub 1] c.s. toegewezen, aangezien [eiseres] grotendeels ongelijk heeft gekregen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen belang is bij een verklaring voor recht over het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1], omdat [eiseres] geen schade heeft geleden die kan worden toegerekend aan [gedaagde sub 1].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/540990 / HA ZA 22-363
Vonnis van 23 oktober 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.P. de Man te Bergschenhoek,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.J. Dijkman te Haarlem.
Partijen worden hierna [eiseres] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden gezamenlijk als [gedaagde sub 1] c.s. in mannelijk enkelvoud aangeduid.

1.De procedure

1.1.
In deze zaak is op 19 juni 2024 een tweede tussenvonnis gewezen. Daarin is geoordeeld dat [eiseres] is geslaagd in één van de twee bewijsopdrachten die de rechtbank in het tussenvonnis van 6 maart 2024 aan haar had gegeven. Daardoor is komen vast te staan dat [gedaagde sub 1] in de gevallen [A] , [concern] en [onderneming] onrechtmatig tegenover [eiseres] heeft gehandeld. In het tussenvonnis van 19 juni 2024 is [eiseres] in de gelegenheid gesteld om de schade, die zij in die gevallen door het handelen van [gedaagde sub 1] heeft geleden, te onderbouwen.
1.2.
[eiseres] heeft een akte genomen waarop [gedaagde sub 1] c.s. een antwoordakte heeft genomen. Vervolgens is de zaak verwezen naar de rol voor het wijzen van vonnis. Dit is het eindvonnis in deze zaak.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] geen geldelijke vordering op [gedaagde sub 1] heeft. Daardoor hoeft [gedaagde sub 2] het aandeel in de woning niet aan [gedaagde sub 1] terug te leveren. Wel moet [eiseres] de conservatoire beslagen opheffen en de facturen van [gedaagde sub 1] betalen. Ook wordt [eiseres] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde sub 1] c.s. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot deze eindbeslissing is gekomen.
[eiseres] heeft geen schade geleden door het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1]
2.2.
[eiseres] heeft niet onderbouwd gesteld dat zij schade heeft geleden door het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] in de gevallen [A] , [concern] en [onderneming] . In haar akte schrijft [eiseres] enkel dat zij niet in staat is om de hoogte van haar schade te onderbouwen, omdat het moeilijk is om aannemelijk te maken dat [eiseres] opdrachten heeft misgelopen als gevolg van het handelen van [gedaagde sub 1] . [eiseres] heeft hiermee niet voldaan aan haar stelplicht ten aanzien van het bestaan van schade dat kan worden toegerekend aan [gedaagde sub 1] . Dat betekent dat [gedaagde sub 1] in de hiervoor genoemde gevallen weliswaar onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiseres] , maar dat [gedaagde sub 1] hiervoor geen schadevergoeding hoeft te betalen aan [eiseres] . Nu [eiseres] geen schade heeft geleden die kan worden toegerekend aan [gedaagde sub 1] , heeft zij ook geen belang bij een eventuele verklaring voor recht over het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] . Er is geen sprake van een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW en er komt geen schadestaatprocedure.
[gedaagde sub 1] hoeft niets aan [eiseres] te betalen
2.3.
In het eerste tussenvonnis van 6 maart 2024 is al geoordeeld dat de vorderingen van [eiseres] uit hoofde van de contractuele boetes, vanwege een vermeende schending van het non-concurrentie- en geheimhoudingsbeding door [gedaagde sub 1] , worden afgewezen. Ook hoeft [gedaagde sub 1] geen kosten te vergoeden aan [eiseres] vanwege zijn reis naar [.] . Nu in dit vonnis is geoordeeld dat [eiseres] ook geen schade heeft geleden door het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] , heeft [eiseres] geen vordering op [gedaagde sub 1] .
[eiseres] heeft onterecht beslag gelegd op de onroerende zaken van [gedaagde sub 1] c.s.
2.4.
Nu [eiseres] geen geldvordering op [gedaagde sub 1] heeft, heeft zij onterecht en daarmee onrechtmatig beslag gelegd op het (voormalig) aandeel in het eigendomsrecht van de woning van [gedaagde sub 1] c.s. in [plaats] . [eiseres] is als beslaglegger aansprakelijk voor de schade die [gedaagde sub 1] c.s. daardoor heeft geleden en mogelijk nog lijdt. Dit is een risicoaansprakelijkheid waardoor het niet relevant is of [eiseres] kan worden verweten dat zij beslag heeft gelegd. Het doet er ook niet toe of [eiseres] destijds mocht denken dat zij een vordering had op [gedaagde sub 1] . [eiseres] moet de veroorzaakte schade aan [gedaagde sub 1] c.s. vergoeden. [gedaagde sub 1] c.s. heeft in reconventie een verklaring voor recht hierover gevorderd en een verwijzing naar de schadestaat. Deze vorderingen zullen worden toegewezen.
2.5.
[eiseres] moet op grond van artikel 705 lid 2 Rv de gelegde conservatoire beslagen opheffen en binnen zeven dagen na het wijzen van dit vonnis door laten halen in de openbare registers. Als zij dat niet doet, maakt [gedaagde sub 1] c.s. aanspraak op een dwangsom van
€ 5.000,- per dag met een maximum van € 50.000,-. De rechtbank vindt het gevorderde maximale bedrag van € 350.000,- aan dwangsommen te hoog.
[gedaagde sub 2] hoeft het oorspronkelijke aandeel van [gedaagde sub 1] in hun woning niet terug te leveren
2.6.
In het tussenvonnis van 6 maart 2024 is al geoordeeld dat [eiseres] terecht de rechtshandelingen heeft vernietigd die op 12 oktober 2021 hebben geleid tot de eigendomsoverdracht van het aandeel van [gedaagde sub 1] in de gemeenschappelijke woning aan [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 1] c.s. heeft paulianeus gehandeld. [eiseres] heeft echter geen belang bij een verklaring voor recht hierover, voor zover deze is gevorderd. In het tussenvonnis is namelijk ook geoordeeld dat [gedaagde sub 1] c.s. slechts voorwaardelijk is veroordeeld om medewerking te verlenen aan de teruglevering van het aandeel in de woning door [gedaagde sub 2] aan [gedaagde sub 1] . De voorwaarde is niet vervuld. [eiseres] heeft geen geldelijke vordering op [gedaagde sub 1] verkregen. Zij kan en hoeft zich daarom niet op het vermogen van [gedaagde sub 1] te verhalen waardoor zij geen belang heeft bij haar vordering tot teruglevering van het aandeel door [gedaagde sub 1] c.s. Deze vordering wordt afgewezen.
[eiseres] wordt veroordeeld om de facturen van [gedaagde sub 1] te betalen
2.7.
Ook heeft de rechtbank op 6 maart 2024 al geoordeeld dat [eiseres] de facturen van [gedaagde sub 1] voor zijn werkzaamheden in juli en augustus 2021 moet betalen. De hoofdsom van de facturen bedraagt € 19.992,77. Daarover moet [eiseres] ook de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten betalen. [eiseres] zal in reconventie worden veroordeeld om € 19.992,77 aan [gedaagde sub 1] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 16.627,51 vanaf 6 mei 2023 tot aan de dag van betaling. Het beroep van [eiseres] op verrekening slaagt niet, omdat zij geen vordering op [gedaagde sub 1] heeft die voor verrekening in aanmerking komt.
Proceskosten
2.8.
[eiseres] krijgt in zowel conventie als in reconventie grotendeels of geheel ongelijk. Daarom moet zij de kosten van deze procedure (inclusief nakosten) aan [gedaagde sub 1] c.s. betalen. De kosten aan de kant van [gedaagde sub 1] c.s. worden in conventie begroot op:
- griffierecht € 2.277,-
- salaris advocaat € 8.142,- (3 punten x tarief VI)
- nakosten
€ 278,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal € 10.697,-
2.9.
De kosten van [gedaagde sub 1] c.s. in reconventie worden begroot op € 614,- aan salaris advocaat (1 punt x tarief II).
2.10.[gedaagde sub 1] c.s. heeft ook wettelijke rente over de proceskosten gevorderd. Dit wordt toegewezen op de wijze zoals in de beslissing wordt vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, aan de kant van [gedaagde sub 1] c.s. tot op vandaag begroot op € 10.697,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening, en te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over deze bedragen met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van betaling,
in reconventie
3.3.
veroordeelt [eiseres] om € 19.992,77 aan [gedaagde sub 1] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente (als bedoeld in artikel 6:119a BW) over het bedrag van
€ 16.627,51 vanaf 6 mei 2023 tot aan de dag van betaling,
3.4.
veroordeelt [eiseres] tot opheffing van de gelegde conservatoire beslagen ten laste van [gedaagde sub 1] c.s. op het (voormalig) aandeel van [gedaagde sub 1] in het eigendomsrecht van de woning aan het adres [adres] te ( [postcode] ) [plaats] en om deze beslagen binnen zeven dagen na het wijzen van dit vonnis door te laten halen in de openbare registers, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag met een maximum van
€ 50.000,-,
3.5.
verklaart voor recht dat [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door de conservatoire beslagen ten laste van [gedaagde sub 1] c.s. te leggen en gehouden is om alle schade te vergoeden die [gedaagde sub 1] c.s. daardoor heeft geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
3.6.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, aan de kant van [gedaagde sub 1] c.s. tot op vandaag begroot op € 614,- te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet dan moet zij met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van betaling de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over dit bedrag voldoen,
in conventie en in reconventie
3.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen in randnummers 3.3., 3.4., 3.5. en 3.7. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 5427 (NLK)