ECLI:NL:RBMNE:2024:5865

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
C/16/579840 / KG ZA 24-422
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van tarieven in jeugdhulp in het kader van aanbestedingsprocedure door Gemeente Almere

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 15 oktober 2024, hebben de eiseressen, Stichting Vitree en Stichting Triade-Vitree, een kort geding aangespannen tegen de Gemeente Almere. De kern van het geschil betreft de vraag of de Gemeente Almere reële tarieven heeft vastgesteld in het kader van een open house inkoopprocedure voor jeugdhulp, zoals vereist door de Jeugdwet. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de Gemeente niet heeft voldaan aan haar onderzoeks- en onderbouwingsverplichting met betrekking tot de vastgestelde tarieven. Dit heeft geleid tot de beslissing dat de Gemeente Almere opnieuw onderzoek moet doen naar de tarieven en deze moet onderbouwen, voordat zij raamovereenkomsten kan sluiten. De rechter heeft vastgesteld dat de Gemeente onvoldoende rekening heeft gehouden met verschillende kostencomponenten, zoals huisvestingskosten, kosten voor tolken en extern personeel, en de verhouding tussen directe en indirecte cliëntgebonden tijd. De voorzieningenrechter heeft de Gemeente geboden om de inkoopprocedure aan te passen aan de nieuwe tarieven en een nieuwe inschrijfdatum te bepalen, met als doel dat er per 1 januari 2025 nieuwe raamovereenkomsten kunnen worden gesloten. De proceskosten zijn toegewezen aan de eiseressen, omdat de Gemeente grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/579840 / KG ZA 24-422
Vonnis in kort geding van 15 oktober 2024
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING VITREE,
gevestigd te Lelystad,
hierna te noemen: Stichting Vitree,
2. de stichting
STICHTING TRIADE-VITREE,
gevestigd te Lelystad,
hierna te noemen: Stichting Triade-Vitree
eiseressen,
hierna samen te noemen: Vitree c.s.,
advocaat mr. C.J. de Boer te Zwolle,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ALMERE,
zetelend te Almere,
hierna te noemen: Gemeente Almere,
gedaagde,
advocaat mr. S.G. Tichelaar te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • de mondelinge behandeling van 23 september 2024, waar partijen mede aan de hand van een pleitnota hun standpunten hebben toegelicht en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling hebben partijen de voorzieningenrechter verzocht om de zaak tot uiterlijk 3 oktober 2024 aan te houden, zodat partijen kunnen onderzoeken of een schikking mogelijk. Partijen hebben op 3 oktober 2024 aan de voorzieningenrechter laten weten dat zij om vonnis vragen. Ten slotte is vonnis bepaald op 15 oktober 2024.
2. De kern van het geschil
Het gaat in dit kort geding om de beantwoording van de vraag of Gemeente Almere in het kader van een door haar georganiseerde inkoopprocedure (open house procedure) voor verlening van jeugdhulp reële tarieven heeft vastgesteld zoals bedoeld in de Jeugdwet. Geoordeeld wordt dat het vooralsnog onduidelijk is of dit het geval is. Dat komt omdat Gemeente Almere ten aanzien van een aantal kostenonderdelen niet aan haar onderzoeks-en onderbouwingsverplichting heeft voldaan. Het gevolg daarvan is (onder andere) dat Gemeente Almere:
1. met inachtneming van dit vonnis (opnieuw) onderzoek moet doen naar de tarieven en naar aanleiding daarvan:
a. of gemotiveerd moet onderbouwen dat de vastgestelde tarieven toch reëel zijn,
b. of nieuwe tarieven moet vaststellen die voor alle inschrijvers gelden,
2. vooralsnog geen raamovereenkomsten mag sluiten waarbij de in dit kort geding ter discussie staande tarieven van toepassing zijn.

3.De achtergrond van het geschil

3.1.
Stichting Vitree levert jeugdhulp, en maakt onderdeel uit van een groep rechtspersonen waarvan Stichting Triade Vitree aan het hoofd staat.
3.2.
Gemeente Almere heeft een inkoopprocedure (een open house procedure) georganiseerd voor begeleiding van jeugdigen en/of (pleeg)ouder(s)/verzorger(s) zonder verblijf. Deze inkoop bestaat uit drie percelen:
Perceel 1: basis
Begeleiding-individueel basis
Begeleiding-groep basis
Perceel 2: specialistisch
Begeleiding-individueel specialistisch
Begeleiding-groep specialistisch
Perceel 3: dagbesteding
Dagbesteding basis
Dagbesteding specialistisch.
Het algemene doel van begeleiding is om psychische problematiek, psychosociale problemen, gedragsproblematiek of opvoedproblematiek al dan niet in combinatie met een verstandelijke beperking te stabiliseren dan wel op te lossen. [1]
3.3.
Gemeente Almere heeft een tarief vastgesteld waarvoor deze door haar uitgevraagde jeugdzorg moet worden verleend.
3.4.
De inkoopprocedure is georganiseerd in de vorm van een open house procedure. Met iedere jeugdhulpzorgverlener die aan de door Gemeente Almere gestelde selectie- en minimumeisen voldoet, wordt een raamovereenkomst (toelatingsovereenkomst) gesloten, welke ingaat op 1 januari 2025.
3.5.
Voorafgaand aan de inkoopprocedure is het volgende gebeurd:
• In november 2023 is een marktconsultatie gehouden,
• Gemeente Almere heeft aan advies- en onderzoeksbureau Significant (hierna: Significant) de opdracht gegeven om te komen tot herijkte tarieven vanaf 2025,
• Significant heeft in februari een “technische werksessie” gehouden, waarbij de uitgangspunten voor de tarifering zijn besproken.
• Medio mei 2024 is een informatiesessie gehouden.
De inkoopprocedure is op 14 juni 2024 gestart. De inschrijving moest op uiterlijk
6 augustus 2024 worden ingediend. In de tussenliggende periode is er gelegenheid geweest tot het stellen van vragen in de vorm van Nota’s van Inlichtingen (NvI). Er hebben vijf vragenrondes plaatsgevonden, namelijk op 1 juli 2024, 2 juli 2024, 11 juli 2024,
26 juli 2024, en 5 augustus 2024. Ook zijn er in juni 2024 nog technische sessies gehouden.
3.6.
Er hebben 47 aanbieders van jeugdzorg op deze inkoopprocedure ingeschreven. Stichting Vitree heeft dat niet gedaan.
3.7.
Er zijn in afwachting van de uitkomst van dit kort geding nog geen raamovereenkomsten (toelatingsovereenkomsten) gesloten.

4. De beoordeling

Primaire standpunt van Vitree c.s. en de daarop gebaseerde primaire vorderingen4.1.Vitree c.s. stelt zich in dit kort geding primair op het standpunt dat geen sprake is van een reëel tarief zoals bedoeld in de Jeugdwet, omdat:
• sprake is van een niet onderbouwde en onrealistische norm voor productieve uren,
• de verhouding tussen directe cliëntgebonden tijd en indirecte cliëntgebonden tijd
niet passend is,
• sprake is van een ontoereikende vergoeding voor “no show”,
• geen/onvoldoende rekening is gehouden met de kosten voor zorg die in Kinderbehandelcentra (KBC’s [2] ) wordt verleend,
• de huisvestingskosten niet in het tarief zijn inbegrepen, wat wel had gemoeten,
• de vergoeding voor tolken niet in het tarief is inbegrepen, wat wel had gemoeten,
• de vergoeding voor extern personeel niet in het tarief is inbegrepen, wat wel had gemoeten.
4.2.
Vitree c.s. vordert daarom primair dat Gemeente Almere wordt:
1. geboden om met inachtneming van dit vonnis nogmaals onderzoek te doen naar de tarieven en aan de hand daarvan alsnog reële tarieven vast te stellen die voor alle inschrijvers gelden,
2. geboden om de inkoopprocedure aan deze nieuwe tarieven aan te passen,
3. geboden om een nieuwe inschrijfdatum te bepalen voor deze aangepaste inkoopprocedure,
4. verboden om raamovereenkomsten te sluiten waarbij de in dit kort geding ter discussie staande tarieven van toepassing zijn, en voor zover zij dat al heeft gedaan daaraan geen uitvoering te geven.
Het oordeel4.3.Deze vorderingen worden gedeeltelijk toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Uitgangspunt: Gemeenten verantwoordelijk voor toereikend aanbod van jeugdhulp4.4.Vooropgesteld wordt dat gemeenten op grond van de Jeugdwet ervoor verantwoordelijk zijn dat er een kwantitatief en kwalitatief toereikend aanbod van jeugdhulp beschikbaar is (artikel 2.3 in relatie met artikel 2.6 lid 1 sub a Jeugdwet).
Gemeenten kunnen jeugdhulp door derden laten verrichten en moeten dan een reële prijs vaststellen4.5.Gemeenten kunnen deze jeugdhulp door derden laten verrichten en moeten als zij dat doen voor die jeugdhulp een reële prijs vaststellen (artikel 2.11 Jeugdwet). Dat betekent dat er een goede verhouding moet zijn tussen de prijs en de kwaliteit van de te leveren jeugdhulp. De prijs mag daarbij niet ten koste gaan van de kwaliteit.
Toetsingskader voor beantwoording van vraag of een reële prijs is vastgesteld4.6.Voor de beoordeling van de vraag of er een reële prijs is vastgesteld, geldt op grond van artikel 2.11 Jeugdwet en vaste rechtspraak het volgende toetsingskader.
1. OnderzoeksverplichtingAllereerst moeten Gemeenten om de tarieven te kunnen vast te stellen een gedegen kostprijsonderzoek doen. Er rust op hen een onderzoeksverplichting. De tarieven moeten tot stand komen in een transparant proces naar en met de jeugdhulpaanbieders. De tarieven moeten daarnaast voor de zorgaanbieders herleidbaar en herkenbaar zijn.
2. Omstandigheden waarmee rekening moet worden gehouden
Gemeenten moeten verder bij het vaststellen van de tarieven rekening houden met:
a. de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden,
b. de uitvoeringswerkelijkheid (de praktijk) en de kostprijs van een redelijk efficiënt functionerende aanbieder (jeugdhulpverlener). De tarieven hoeven dus niet voor iedere aanbieder (jeugdhulpverlener) kostendekkend te zijn.
c. specifieke omstandigheden verbonden aan de regio waarin de hulp wordt verleend,
d. bepaalde organisatie specifieke aspecten, zoals bijvoorbeeld zorginhoud, complexiteit van zorg, de kosten van vastgoed, de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel, aanrijtijden bij crisis en bepaalde specialisaties.
3. Onderbouwingsverplichting
Gemeenten moeten ook nog onderbouwen dat zij bij de vaststelling van de tarieven voldoen aan de eisen van de Jeugdwet. Zij moeten inzichtelijk maken hoe de tarieven tot stand zijn gekomen en dat deze tarieven reëel zijn. Gemeenten moeten daarbij inzicht geven in hun bevindingen en afwegingen bij het vaststellen van de tarieven, zodat kan worden getoetst of voldoende rekening is gehouden met de hiervoor onder 2 onder a tot en met d genoemde omstandigheden. Dit inzicht moet al vóór de inschrijvingsdatum worden gegeven. Deelnemende zorgaanbieders moeten voordat zij hun beslissing nemen of zij willen inschrijven kunnen nagegaan of de gemeente reële tarieven heeft vastgesteld. De gemeenten moeten (ook) uit zichzelf aan deze onderbouwingsverplichting voldoen. Er geldt dus niet een “piepsysteem”.
4. Naleven Verordening jeugdhulp 2022 en Convenant Bevorderen Continuïteit JeugdhulpVerder zijn in deze inkoopprocedure nog de volgende documenten van belang:
a. de Verordening jeugdhulp 2022 van Gemeente Almere en dan vooral artikel 4.2 van die verordening waarin is bepaald:
“ “ 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door jeugdhulpaanbieders te leveren jeugdhulp (…), rekening met:
a. De aard en omvang van de te verrichten taken;
b. De voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie en deskundigheid;
c. Een redelijke toeslag voor overheadkosten;
d. Een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, reiskosten, scholing en werkoverleg;
e. Kosten voor bijscholing van het personeel;
f. Andere kosten die het gevolg zijn van verplichtingen voor leveranciers, zoals rapportage- en administratieve verplichtingen.
2. De jeugdhulpaanbieder betaalt zorgverleners volgens een toepasselijke Cao en neemt hierbij de geldende wetgeving in acht. Een werknemer kan maximaal een 40-urige werkweek hebben en dient minimaal te worden uitbetaald conform de wet minimum loon.
b. het Convenant Bevorderen Continuïteit Jeugdhulp waarin door de branche-verenigingen waarvan Vitree en Gemeente Almere lid van zijn afspraken zijn gemaakt over hoe reële tarieven tot stand moeten komen. In dit convenant is onder andere afgesproken dat de Handreiking inzicht in tarieven als hulpmiddel wordt gebruikt bij het gesprek over de opbouw en totstandkoming van tarieven.
Gemeente Almere moet zich aan de inhoud van deze documenten houden.
Grond: Niet onderbouwde en onrealistische norm voor productieve uren4.7. Vitree c.s. stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een reële prijs, omdat de door Gemeente Almere voor perceel 2 gebruikte norm voor productieve uren niet realistisch/haalbaar is. Deze norm is volgens Vitree c.s. te hoog, wat tot gevolg heeft dat het tarief niet reëel, want te laag, is.
4.8.
Vitree c.s. krijgt hierin ongelijk.
4.8.1.
Partijen zijn het erover eens dat er voor dit perceel een urennorm wordt gehanteerd van 1320 productieve uren per medewerker. Ook zijn partijen het erover eens dat deze urennorm als volgt is opgebouwd: de productieve uren (1878 uren) verminderd met i) de uren voor verlof (250 uren), ii) de uren voor verzuim (131 uren) en iii) de “niet cliëntgebonden uren” (177 uren).
4.8.2.
Vitree c.s. heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het haar alleen gaat om de post “niet cliëntgebonden uren” [3] . Gemeente Almere heeft volgens Vitree c.s. niet afdoende onderbouwd dat het aantal aan deze post toegedichte uren (177 uren ofwel 11,8% van de werkbare uren) realistisch/in de praktijk haalbaar is. Volgens Vitree c.s. is dat niet het geval.
Vitree c.s. verwijst daarvoor op de normen die door de gemeente Lekstroom (1230) en Noord Veluwe (1258) worden gesteld. De “niet cliëntgebonden uren” bedragen in die gemeenten respectievelijk 255 (17,2% van de werkbare uren) en 220 uren (14,9% van de werkbare uren).
4.8.3.
Gemeente Almere voert aan dat zij de “niet cliëntgebonden uren” heeft vastgesteld op basis van een gewogen gemiddelde uitkomst van een eerdere uitvraag in 2022, en niet zoals per ongeluk in de Nota van Inlichtingen is vermeld op basis van een benchmark onder andere regio’s. Vitree c.s. heeft niet gemotiveerd betwist dat dit het geval is geweest, zodat het ervoor wordt gehouden dat Gemeente Almere hierin gelijk heeft. Gemeente Almere heeft verder aannemelijk gemaakt dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat het percentage voor “niet cliëntgebonden uren” uit 2022 (van 11,8% werkbare uren) niet meer actueel is. Gemeente Almere heeft gemotiveerd aangevoerd dat in de technische sessies die in juni 2024 zijn gehouden uitdrukkelijk door haar is vermeld dat zij ervan uitgaat dat de situatie in 2022 nog actueel is, en dat daarop geen reactie van de aanbieders is gekomen. Vitree c.s. heeft dit niet weersproken en heeft in dit kort geding ook geen omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat voor wat betreft de “niet cliëntgebonden uren” niet kan worden uitgegaan van de situatie in 2022. De benchmark waarnaar Vitree c.s. verwijst, biedt daarvoor onvoldoende houvast. Dat komt omdat, zoals Gemeente Almere terecht aanvoert, de situatie in gemeente Almere niet zo maar één op één kan worden vergeleken met de situatie in andere gemeenten. Vitree c.s. heeft onvoldoende toegelicht waarom dat in dit geval wel zo zou zijn.
4.8.4.
De conclusie is dat het aannemelijk is dat de door Gemeente Almere gestelde norm voor productieve uren voor perceel 2 reëel is.
Grond: Verhouding tussen directe cliëntgebonden tijd en indirecte cliëntgebonden tijd isniet passend4.9. Vitree c.s. stelt zich verder op het standpunt dat geen sprake is van reëel tarief, omdat de door Gemeente Almere toegepaste verhouding tussen de “directe cliëntgebonden tijd” en de “indirecte cliëntgebonden” niet passend is in de praktijk.
4.10.
Vitree krijgt hierin gelijk, in die zin dat Gemeente Almere vooralsnog niet aan haar onderzoeks- en onderbouwingsverplichting op dit punt heeft voldaan.
4.10.1.
In 2.2.3. van het PvE wordt “directe cliëntgebonden tijd” als volgt omschreven:
“ De uren waarbij de Professional direct contact heeft met de jeugdige, (Pleeg)ouder(s)/verzorger(s), familie of directe omgeving ten behoeve van de begeleiding/behandeling. Dit kan zowel face-to-face als telefonisch of digitaal zijn.” [4]
In 2.2.5. van het PvE wordt “indirecte cliëntgebonden tijd” als volgt omschreven:
“De uren die de Professional besteedt aan zaken t.b.v. het inzichtelijk maken van de hulpvraag van de Jeugdige, maar waarbij de Jeugdige, (Pleeg)ouder(s)/verzorger(s), familie of directe omgeving zelf niet aanwezig zijn, zoals: verslaglegging, rapportage (overleg) over de Jeugdige (dus ook de tijd die anderen dan de directe Professional hieraan besteden), analysetijd (bijvoorbeeld tbv diagnostiek, reistijd (van en naar de Jeugdige), voorbereidingscoördinatie met andere Professionals in het gezin (wanneer nodig).” [5]
4.10.2.
Gemeente Almere heeft in de inkoopprocedure de verhouding tussen de directe cliëntgebonden tijd en de indirecte cliëntgebonden tijd vastgesteld op 1 staat tot 4. Daarover zijn partijen het eens en dat volgt overigens ook uit 3.3.10 van het PvE. [6]
4.10.3.
In de huidige raamovereenkomsten die tot het eind van 2024 van toepassing zijn, is die verhouding 1 staat tot 2. Ook daarover bestaat geen discussie tussen partijen.
4.10.4.
De norm wordt dus in de huidige inkoopprocedure aangescherpt; daar waar eerst nog 50% aan indirecte cliëntgebonden tijd (zoals reistijd, analysetijd, diagnostiek, voorbereiding, coördinatie met collega’s en rapportage) werd vergoed, wordt nu nog maar 25% vergoed.
4.10.5.
Vitree c.s. stelt dat Gemeente Almere geen afdoende onderbouwing heeft gegeven voor deze aanscherping en ook niet heeft onderzocht of die aanscherping in de praktijk haalbaar is. Dat laatste is volgens Vitree c.s. niet het geval, omdat de reistijden, de eisen voor verslaglegging en verantwoording niet veranderen, en de tijd die nodig is voor rapportage, analyse en voorbereiding al bijzonder efficiënt wordt besteed. De inhoud van de jeugdhulp is in 2025 ook niet wezenlijk anders geworden.
4.10.6.
Geoordeeld wordt dat Gemeente Almere wat dit punt betreft niet aan haar onderzoeks- en onderbouwingsverplichting heeft voldaan.
Gemeente Almere heeft allereerst niet gesteld dat zij heeft onderzocht of de aanscherping van de norm voor productieve uren in de praktijk haalbaar is. Het wordt er daarom voor gehouden dat zij dit niet heeft gedaan en dat had zij wel moeten doen (zie toetsingskader).
Verder heeft Gemeente Almere niet/onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat de door haar behoorlijk aangescherpte norm realistisch is. Gemeente Almere heeft slechts volstaan met de opmerking dat het weliswaar reëel is dat bepaalde activiteiten uitgevoerd moeten worden waarbij een jeugdige of iemand uit zijn omgeving niet aanwezig is, maar dat het
uitgangspunt wel is dat jeugdhulp alleen effectief is als het overgrote deel van de in te zetten uren ook daadwerkelijk contactmomenten zijn met de jeugdige en/of pleegouder(s)/verzorger(s). Gemeente Almere heeft vervolgens aangegeven dat zij een verhouding van 75-25% reëel acht voor een perceel als ambulante begeleiding waarbij geen sprake is van een behandelingscomponent of hoog specialistische component. Dat is te kort door de bocht. Gemeente Almere moet ook onderbouwen dat deze verhouding voor een redelijk efficiënt opererende jeugdhulpzorgverlener haalbaar is, en dat heeft zij niet gedaan.
Grond: Ontoereikende vergoeding voor “no show”4.11. Vitree c.s. stelt zich verder op het standpunt dat geen sprake is van een reëel tarief, omdat de vergoeding voor “no show” ontoereikend is.
4.12.
Ook hierin krijgt Vitree c.s. gelijk, in die zin dat Gemeente Almere vooralsnog niet aan haar onderzoeks- en onderbouwingsverplichting op dit punt heeft voldaan.
4.12.1.
Als “no show” gelden alle afspraken:
- die binnen 24 uur voor aanvang van de afspraak worden afgezegd,
- waarbij de jeugdige en/of (pleeg)ouder(s)/verzorger(s) niet zijn komen opdagen.
In geval van begeleiding groep (perceel 1 en 2) of dagbesteding (perceel 3) worden de geplande uren volledig vergoed. In het geval van individuele begeleiding (perceel 1 en 2) wordt wel de reistijd vergoed (indien van toepassing), maar niet de geplande tijd voor de begeleiding zelf. Het voorgaande volgt uit het bepaalde in 3.3.9 van het PvE en staat overigens ook niet tussen partijen ter discussie. [7]
4.12.2.
Ter discussie staat of deze vergoeding voor “no show” (in de praktijk) toereikend is. Geoordeeld wordt dat dit op dit moment onduidelijk is.
Gemeente Almere heeft weliswaar toegelicht waarom zij deze vergoedingsregeling wil invoeren, namelijk om efficiënt en innovatief werken te stimuleren. Zowel voor het voorkomen van “no show”, als voor het benutten van vrijgekomen tijd voor het verrichten van andere werkzaamheden (zoals het plegen van telefoontjes, het werken aan dossiers voor de betreffende jeugdigen of andere jeugdigen). Gemeente Almere heeft echter niet gesteld dat zij heeft onderzocht dat er in de praktijk nog ruimte is voor deze door haar gewenste efficiency- en innovatieslag en zij heeft dat ook niet gemotiveerd onderbouwd.
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat Gemeente Almere in punt 56 van de conclusie van antwoord zegt dat zij ervan uitgaat dat aanbieders alles doen wat mogelijk is om “no show” te voorkomen. Dit verdraagt zich, zonder nadere toelichting, die er niet is, niet met de stelling van Gemeente Almere dat er nog mogelijkheden zijn.
Bovendien staat de vergoeding voor “no show” niet op zichzelf. Het moet worden bezien in relatie met de andere kostencomponenten, zoals de norm voor productieve uren en de verhouding tussen “directe cliëntgebonden tijd” en “indirecte cliëntgebonden tijd. Deze componenten bepalen zijn mede van belang om te bepalen of sprake is van een reële vergoeding.
Grond: Onvoldoende rekening gehouden met kosten voor de zorg in KBC’S4.13. Vitree c.s. stelt zich verder op het standpunt dat geen sprake is van een reëel tarief, omdat bij de vaststelling van het tarief geen/onvoldoende rekening is gehouden met de zorg die in KBC’s wordt verleend.
4.14.
Vitree c.s. krijgt in zoverre gelijk dat geoordeeld wordt dat Gemeente Almere vooralsnog niet aan haar onderzoeks- en onderbouwingsverplichting op dit punt heeft voldaan.
4.14.1.
In een KBC wordt zorg verleend aan kinderen van 2 tot 18 jaar met een (ernstige) verstandelijke of meervoudige beperking inclusief eventuele gedragsproblematiek. Er wordt in een KBC een combinatie geboden van behandeling, dagbesteding en persoonlijke begeleiding. [8] Het gaat dus om een combinatie van begeleiding en behandeling.
4.14.2.
De begeleidingscomponent valt, zo heeft Gemeente Almere bevestigd [9] , onder de reikwijdte van de inkoopprocedure; er wordt in deze inkoopprocedure immers “begeleiding” ingekocht. De behandelcomponent valt, zoals Gemeente Almere terecht aanvoert en anders dan Vitree c.s. kennelijk meent, niet onder de reikwijdte van de inkoopprocedure.
Immers, er wordt in deze inkoopprocedure geen behandeling uitgevraagd. Het is dus niet zo, zoals Vitree c.s. stelt dat Gemeente Almere met de inkoopprocedure ook “de KBC’s” beoogt in te kopen.
4.14.3.
Vitree c.s. stelt zich, naar de voorzieningenrechter begrijpt, op het standpunt dat de begeleidingszorg die in KBC’s wordt verleend een trede zwaarder is dan de specialistische begeleiding (individueel en groep) en dat deze zwaardere begeleiding hogere kosten met zich meebrengt. Volgens Vitree c.s. heeft Gemeente Almere bij de vaststelling van het tarief daarmee geen rekening gehouden en daarom is er geen sprake van een reëel tarief.
Dat de begeleidingszorg in KBC’s zwaarder is dan specialistische zorg komt volgens
Vitree c.s., onder andere omdat er in het KBC kinderen zijn die nog niet voor behandeling in aanmerking komen, maar wel moeten worden begeleid. Het gaat om kinderen onder de 5 jaar waarbij nog niet voor de behandeling vereiste IQ-test kan worden afgenomen en die daardoor nog niet in aanmerking komen voor een behandelindicatie op grond van de Wet langdurige zorg.
4.14.4.
Gemeente Almere stelt zich op het standpunt dat zij bij de vaststelling van het tarief wel rekening heeft gehouden met de begeleidingszorg die in KBC’s worden verleend. Volgens Gemeente Almere valt die zorg onder de door haar uitgevraagde “Specialistische begeleiding”. Ook wordt al rekening gehouden met een functiemix in de zin dat 80% van het personeel Hbo-niveau heeft.
4.14.5.
Gemeente Almere heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat zij bij de vaststelling van het tarief oog heeft gehad voor de begeleiding in KBC’s. Dat had zij wel moeten doen. Gemeente Almere zal daarom alsnog moeten onderzoeken of de begeleiding in KBC’s aanleiding geeft tot een opslag op het tarief. Bovendien zal Gemeente Almere moeten onderbouwen waarom dit wel of niet het geval is.
Grond: Huisvestingskosten zijn niet in tarief inbegrepen4.15. Vitree c.s. stelt zich verder op het standpunt dat geen sprake is van reëel tarief, omdat Gemeente Almere bij het vaststellen van het tarief geen rekening heeft gehouden met de huisvestingskosten. Vitree c.s. voert daarvoor het volgende aan.
Gemeente Almere (althans het door haar ingeschakelde bureau Significant) heeft een uitvraag gedaan naar de kosten voor overhead exclusief huisvestingskosten. Vitree c.s. heeft daarvan opgave gedaan. In het rapport is Significant echter uitgegaan van overhead inclusief huisvestingskosten, ook al was daarnaar geen uitvraag gedaan. Significant is bovendien uitgegaan van de kosten zoals naar aanleiding van de uitvraag voor de kosten van overhead exclusief huisvestingskosten was opgegeven. Dit betekent dat de huisvestingskosten niet in de overhead zijn inbegrepen.
4.16.
Vitree c.s. krijgt op dit punt gelijk in die zin dat geoordeeld wordt dat Gemeente Almere vooralsnog niet aan haar onderzoeks- en onderbouwingsverplichting op dit punt heeft voldaan.
4.16.1.
Vooropgesteld wordt dat bij het vaststellen van het tarief rekening moet worden gehouden met de huisvestingskosten die in verband met de ingekochte zorg worden gemaakt. Het gaat daarbij in dit geval ook om huisvestingskosten die voor de begeleidings- zorg in KBC’s worden gemaakt.
4.16.2.
Gemeente Almere heeft in de eerste plaats onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat deze huisvestingskosten zijn inbegrepen in de overhead. De door Gemeente Almere in punt 67 van de conclusie van antwoord gegeven motivering is onbegrijpelijk.
In die motivering wordt in het geheel niet over huisvestingskosten gerept.
In de tweede plaats heeft Gemeente Almere onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat zij bij de huisvestingskosten oog heeft gehad voor de situatie dat in het kader van de inkoopprocedure ook begeleidingszorg in een KBC kan worden verleend. Dat had zij wel moeten doen.
Gronden: Ontoereikende bekostiging voor tolkdiensten en extern personeel4.17. Vitree c.s. stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een reëel tarief, omdat de kosten van tolken en (een 1% opslag voor) extern personeel niet in het tarief zijn inbegrepen. Vitree c.s. voert aan dat in de notitie van Significant van september 2022 [10] de 1% opslag voor extern personeel wordt genoemd.
4.18. Vitree c.s. krijgt op dit punt gelijk in die zin dat geoordeeld wordt dat Gemeente Almere vooralsnog niet aan haar onderbouwingsverplichting op dit punt heeft voldaan. Gemeente Almere stelt dat de kosten voor tolken voor zover die moeten worden gemaakt in de overhead zijn opgenomen, en dat de kosten voor extern personeel ook in de overhead zijn opgenomen. Gemeente Almere heeft echter onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat dit het geval is en zal dat alsnog moeten doen.
Conclusie
4.19.
De conclusie is dat Gemeente Almere niet aan haar onderzoeks- en onderbouwingsverplichting heeft voldaan, ten aanzien van:
a. de verhouding tussen directe cliëntgebonden tijd en indirecte cliëntgebonden tijd,
b. de vergoeding voor no show,
c. de begeleidingszorg die wordt verleend in KBC’s,
d. de huisvestingskosten,
e. de kosten van de tolk,
f. de kosten van extern personeel.
Wat is daarvan het gevolg?4.20. Het gevolg daarvan is dat Gemeente Almere:
1. met inachtneming van dit vonnis (opnieuw) onderzoek moet doen naar de tarieven en naar aanleiding daarvan: a. of gemotiveerd moet onderbouwen dat de vastgestelde tarieven toch reëel zijn,
b. of nieuwe tarieven moet vaststellen die voor alle inschrijvers gelden,
2. vooralsnog geen raamovereenkomsten mag sluiten waarbij de in dit kort geding ter discussie staande tarieven van toepassing zijn.
Als Gemeente Almere tot de conclusie komt dat er nieuwe tarieven moeten worden vastgesteld dan moet zij:
a. de inkoopprocedure aan deze nieuwe tarieven aanpassen,
b. een nieuwe inschrijfdatum bepalen om in te schrijven op deze aangepaste inkoopprocedure, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
de inschrijfdatum moet zijn gelegen in 2024 zodat er per 1 januari 2025 raamovereenkomsten kunnen worden gesloten,
vóór die inschrijfdatum moet nog ten minste één vragenronde (Nota van Inlichtingen) over de nieuwe tarieven worden gehouden, en
de termijn tussen de (laatste) Nota van Inlichtingen en de nieuwe inschrijfdatum moet minimaal drie weken moet zijn.
Vitree c.s. vordert dat er minimaal twee vragenrondes worden gehouden, maar gelet op de beperkte tijd die nog resteert totdat de raamovereenkomsten moeten ingaan (1 januari 2025) wordt bepaald dat er minimaal één (1) vragenronde moet worden gehouden.
Toewijzing van de primaire vordering
4.21.
De primaire vordering wordt gelet op het voorgaande op de in de beslissing te noemen manier toegewezen.
4.22.
Vitree c.s. vordert dat deze vorderingen worden verstrekt met een dwangsom. Dat zal niet worden gedaan, omdat er geen aanknopingspunten zijn dat een prikkel tot nakoming van het vonnis nodig is.
De subsidiaire vordering
4.23.
Aan de beoordeling van de subsidiaire vordering wordt niet toegekomen, omdat de primaire vordering al wordt toegewezen. Er wordt daarom niet toegekomen aan de beoordeling van het bezwaar van Vitree c.s. dat er te weinig tijd was om een weloverwogen inschrijving te doen (grond 1 in de dagvaarding). Dat bezwaar vormt immers de grondslag voor de subsidiaire vordering.
Proceskosten (inclusief nakosten)4.24. Gemeente Almere is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van Vitree c.s. betalen. Deze kosten worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.108,97
De over deze proceskosten gevorderde wettelijke rente wordt op de in de beslissing te noemen manier toegewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.25.
Dit vonnis wordt voor zover mogelijk, zoals gevorderd en gebruikelijk in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt Gemeente Almere om met inachtneming van dit vonnis (opnieuw) onderzoek te doen naar de tarieven op de punten die in dit vonnis als onvoldoende onderbouwd zijn aangemerkt, en naar aanleiding daarvan:
a. of gemotiveerd te onderbouwen dat de vastgestelde tarieven toch reëel zijn,
b. of nieuwe tarieven vast te stellen,
5.2.
gebiedt Gemeente Almere als zij nieuwe tarieven vaststelt om:
a. de inkoopprocedure aan deze nieuwe tarieven aan te passen,
b. een nieuwe inschrijfdatum bepalen om in te schrijven op deze aangepaste inkoopprocedure, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
de inschrijfdatum moet zijn gelegen in 2024 zodat er per 1 januari 2025 raamovereenkomsten kunnen worden gesloten,
vóór die inschrijfdatum moet nog ten minste één vragenronde (Nota van Inlichtingen) over de nieuwe tarieven worden gehouden, en
de termijn tussen de (laatste) Nota van Inlichtingen en de nieuwe inschrijfdatum moet minimaal drie weken moet zijn.
5.3.
verbiedt Gemeente Almere om raamovereenkomsten te sluiten waarbij de in dit kort geding ter discussie staande tarieven van toepassing zijn, totdat er is voldaan aan het bepaalde onder 5.1. en 5.2.
5.4.
veroordeelt Gemeente Almere in de proceskosten van € 2.108,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Gemeente Almere niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt Gemeente Almere tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.

Voetnoten

1.pagina13 Inkoopdocument, productie 2 van Vitree c.s.
2.Ze worden ook wel Kinderdagcentrum (KDC’s )of Orthopedagogisch Dagcentrum (ODC’s) genoemd.
3.In de dagvaarding maakte Vitree c.s. ook nog bezwaar tegen de uren die voor verzuim en verlof worden
4.Zie productie 4 van Vitree c.s., pagina 7
5.Zie productie 4 van Vitree c.s., pagina 7
6.Deze bepaling luidt als volgt:
7.Zie productie 4 van Vitree c.s., pagina 16
8.Zie bijvoorbeeld www.regelhulp.ml/onderwerpen/opvang-dagbesteding-jeugd/kinderdagcentrum
9.Gemeente Almere heeft deze bevestiging gedaan in deze procedure maar ook in een e-mail van 12 juni 2024 waarin zij schrijft:
10.Productie 22 van Vitree c.s., pagina 9