ECLI:NL:RBMNE:2024:5864

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
C/16/570972 / HL ZA 24-56
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van eigendom en erfdienstbaarheid tussen aan elkaar grenzende percelen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2024, gaat het om een geschil tussen twee partijen, [eiser] en [gedaagde] B.V., die eigenaars zijn van aan elkaar grenzende percelen. De kern van het geschil betreft de vraag of [eiser] door verjaring eigenaar is geworden van een strook grond op het kadastrale perceel van [gedaagde] en of er door verjaring een recht van erfdienstbaarheid is ontstaan op een andere strook grond op het perceel van [gedaagde]. De rechtbank heeft een plaatsopneming bevolen om een beter beeld te krijgen van de feitelijke situatie ter plaatse. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 juli 2024, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er behoefte is aan een plaatsopneming om de stellingen van beide partijen beter te kunnen beoordelen. De rechtbank heeft verschillende data voorgesteld voor deze plaatsopneming en verzocht om gezamenlijk overleg tussen de advocaten van partijen over de beschikbaarheid. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen na de plaatsopneming.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/570972 / HL ZA 24-56
Vonnis van 16 oktober 2024
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen:
[eiser],
advocaat: mr. C.A. Fokker in Hilversum,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen:
[gedaagde],
advocaat: mr. J.W. Verhoeven in Utrecht.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
- de dagvaarding van 19 februari 2024 met producties 1 tot en met 32;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 14;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens wijziging van eis met producties 32 tot en met 38;
- de akte overlegging producties 15 tot en met 17 van [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 juli 2024. [eiser] was aanwezig en werd bijgestaan door mr. Fokker. Namens [gedaagde] was de heer [A] (directeur [gedaagde] ) aanwezig en werd bijgestaan door mr. J.P.H. Jacobs (kantoorgenoot van mr. Verhoeven). De spreekaantekeningen van de advocaten zijn aan het dossier toegevoegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling met partijen besproken is.
1.3.
Op de mondelinge behandeling is bepaald dat [gedaagde] een akte mag nemen om te reageren op de conclusie van antwoord in reconventie. De akte van 21 augustus 2022 van [gedaagde] maakt onderdeel uit van het dossier.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn eigenaars van aan elkaar grenzende percelen aan de [straat] in [plaats] . Deze zaak gaat over de vraag of [eiser] door verjaring eigenaar is geworden van een strook grond op het kadastrale perceel van [gedaagde] en of door verjaring een recht van erfdienstbaarheid is ontstaan op een andere strook grond op het kadastrale perceel van [gedaagde] . Als de rechtbank beslist dat er door verjaring een recht van erfdienstbaarheid is ontstaan moet de vraag beantwoord worden of dat recht opgeheven moet worden wegens onvoorziene omstandigheden of gebrek aan belang van [eiser] .

3.De beoordeling

in conventie en in voorwaardelijke reconventie
3.1.
[eiser] stelt dat hij door verjaring eigenaar is geworden van een strook grond op het kadastrale perceel van [gedaagde] . Dit kan via verkrijgende verjaring (artikel 3:99 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW) na een termijn van 10 jaar of via bevrijdende verjaring (artikel 3:105 en 3:306 BW) na een termijn van 20 jaar. Voor beide vormen van verjaring is bezit van de strook grond door [eiser] vereist. Bezit betekent het houden van de strook grond voor zichzelf (artikel 3:107 lid 1 BW). Of iemand de strook grond voor zichzelf of voor een ander houdt, wordt beoordeeld naar verkeersopvatting met inachtneming van de wettelijke regels en overigens op grond van uiterlijke feiten (artikel 3:108 BW). Aan bezit van een niet-rechthebbende gaat inbezitneming vooraf. In dat geval zijn enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen onvoldoende (artikel 3:113 lid 2 BW). Vereist is dat de machtsuitoefening zodanig is dat naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter wordt tenietgedaan (zie ECLI:NL:HR:2017:309, r.o. 3.3.3).
3.2.
[eiser] stelt ook dat er door verjaring een recht van erfdienstbaarheid is ontstaan om vanaf zijn perceel via het kadastrale perceel van [gedaagde] de openbare weg te bereiken en andersom. Een erfdienstbaarheid kan volgens artikel 5:72 BW ontstaan door vestiging en door verjaring. Tussen partijen staat niet ter discussie dat er geen erfdienstbaarheid gevestigd is. In geschil is of er een erfdienstbaarheid door verjaring is ontstaan. Voor het verkrijgen van een erfdienstbaarheid is – net als bij eigendom – inbezitneming door [eiser] vereist. [eiser] moet dus bezitsdaden hebben verricht waaruit naar buiten toe blijkt dat hij een recht van erfdienstbaarheid heeft.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is de mogelijkheid van een plaatsopneming door de rechtbank aan partijen kenbaar gemaakt. In haar akte van 21 augustus 2022 heeft [gedaagde] onder meer verzocht eindvonnis te wijzen en [eiser] niet toe te laten tot het leveren van nader bewijs. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] ten aanzien van een stuk grond dat gebruikt wordt als tuin niet aan zijn stelplicht voldaan. De rechtbank overweegt dat een plaatsopneming ambtshalve kan worden bevolen. De rechtbank vindt het voor de stellingen van beide partijen van belang om een goed beeld van de feitelijke situatie te krijgen. De rechtbank zal daarom een plaatsopneming bevelen, in aanwezigheid van partijen en hun advocaten.
3.4.
Aansluitend aan de plaatsopneming zal een korte mondelinge behandeling plaatsvinden. Partijen dienen met hun advocaten bij deze mondelinge behandeling aanwezig te zijn. Deze mondelinge behandeling heeft als doel om standpunten uit te wisselen naar aanleiding van de plaatsopneming en om te onderzoeken hoe de procedure verder moet lopen. Tijdens deze mondelinge behandeling zullen de advocaten van partijen niet nogmaals ‘spreektijd’ krijgen, omdat zij die gelegenheid al bij de mondelinge behandeling van 18 juli 2024 hebben gekregen.
3.5.
De rechtbank is beschikbaar op de volgende data voor een descente:
  • Donderdag 7 november 2024;
  • Vrijdag 6 december 2024;
  • Dinsdag 10 december 2024; of
  • Donderdag 12 december 2024.
3.6.
De rechtbank verzoekt de advocaten van partijen om gezamenlijk overleg te voeren over welke datum van bovenstaande data zij en de partijen beschikbaar zijn en de rechtbank dat te laten weten op de roldatum van woensdag 23 oktober 2024. Ook verzoekt de rechtbank partijen om gezamenlijk in overleg te treden over een locatie waarop direct na de descente een mondeling behandeling kan plaatsvinden en dat ook aan de rechtbank te laten weten.
3.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

in conventie en in voorwaardelijke reconventie
De rechtbank
4.1.
beveelt een plaatsopneming en verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, door mr. M.R. van der Vos, op de percelen van [eiser] en [gedaagde] , [straat] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] te [plaats] , op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd (zie r.o. 3.5.),
4.2.
bepaalt dat [eiser] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat [gedaagde] dan vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 23 oktober 2024voor het opgeven van de dag dat partijen en hun advocaten beschikbaar zijn, namelijk op
donderdag 7 november 2024, vrijdag 6 december 2024, dinsdag 10 december 2024, of donderdag 12 december 2024(zie r.o. 3.5.), waarna dag en uur van de plaatsopneming zullen worden bepaald,
4.4.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de plaatsopneming zelfstandig zal bepalen,
4.5.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de plaatsopneming dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
4.6.
wijst partijen er op, dat voor de plaatsopneming
90 minutenzal worden uitgetrokken,
4.7.
bepaalt dat het proces-verbaal binnen twee weken na de plaatsopneming aan partijen moet zijn verstrekt,
4.8.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen op een dag die na afloop van de plaatsopneming zal worden vastgesteld,
4.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. van der Vos en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.