In deze zaak heeft [eiseres] samen met haar partner een huis gekocht en op 8 juli 2024 een hypotheekaanvraag ingediend bij [gedaagde]. De overdracht van de woning stond gepland op 30 augustus 2024, maar [gedaagde] had de hypotheekaanvraag op dat moment nog niet beoordeeld. [eiseres] stelt dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met haar zorgplicht en aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden door de onzorgvuldige behandeling van de aanvraag. De voorzieningenrechter heeft in deze kort geding procedure geoordeeld dat [gedaagde] niet in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 oktober 2024 heeft [eiseres] aangegeven dat zij zo snel mogelijk een beslissing op haar hypotheekaanvraag wil. [gedaagde] heeft toegezegd binnen twee dagen een definitieve beslissing te nemen, waardoor de vordering tot afhandeling van de hypotheekaanvraag is afgewezen. [eiseres] vordert ook een voorschot op schadevergoeding, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat niet aannemelijk is dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden. Dit komt doordat [eiseres] niet tijdig de benodigde documenten heeft aangeleverd en onjuiste gegevens heeft verstrekt in de hypotheekaanvraag.
De voorzieningenrechter concludeert dat [eiseres] zelf verantwoordelijk is voor de vertraging in de behandeling van haar aanvraag en dat [gedaagde] geen extra zware zorgplicht heeft omdat [eiseres] heeft gekozen voor een 'execute only' hypotheekaanvraag. De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].