ECLI:NL:RBMNE:2024:5862

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
581578 KG ZA 24-477
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van de bank bij een 'execute only' hypotheekaanvraag

In deze zaak heeft [eiseres] samen met haar partner een huis gekocht en op 8 juli 2024 een hypotheekaanvraag ingediend bij [gedaagde]. De overdracht van de woning stond gepland op 30 augustus 2024, maar [gedaagde] had de hypotheekaanvraag op dat moment nog niet beoordeeld. [eiseres] stelt dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met haar zorgplicht en aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden door de onzorgvuldige behandeling van de aanvraag. De voorzieningenrechter heeft in deze kort geding procedure geoordeeld dat [gedaagde] niet in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 oktober 2024 heeft [eiseres] aangegeven dat zij zo snel mogelijk een beslissing op haar hypotheekaanvraag wil. [gedaagde] heeft toegezegd binnen twee dagen een definitieve beslissing te nemen, waardoor de vordering tot afhandeling van de hypotheekaanvraag is afgewezen. [eiseres] vordert ook een voorschot op schadevergoeding, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat niet aannemelijk is dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden. Dit komt doordat [eiseres] niet tijdig de benodigde documenten heeft aangeleverd en onjuiste gegevens heeft verstrekt in de hypotheekaanvraag.

De voorzieningenrechter concludeert dat [eiseres] zelf verantwoordelijk is voor de vertraging in de behandeling van haar aanvraag en dat [gedaagde] geen extra zware zorgplicht heeft omdat [eiseres] heeft gekozen voor een 'execute only' hypotheekaanvraag. De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/581578 / KG ZA 24-477
Vonnis in kort geding van 11 oktober 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. A. Taheri-Bhajan,
tegen
[gedaagde] B.V. H.O.D.N. [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. E. Jagt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 66 producties,
- 19 producties van [gedaagde] ,
- de pleitnota van [eiseres] ,
- de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Op 2 oktober 2024 heeft mr. S.H. Gaertman, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daar was namens [eiseres] aanwezig haar gemachtigde mr. Taheri, bijgestaan door advocaat mr. Taheri-Bhajan, Namens [gedaagde] waren aanwezig [A] (legal counsel ABNAMRO) en [B]
(klachtenbehandelaar
),bijgestaan door advocaat mr. Jagt. Beide partijen hebben pleitnota’s voorgedragen en op vragen van de voorzieningenrechter en op elkaar gereageerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft gezegd dat uiterlijk 16 oktober 2024 uitspraak zal worden gedaan.

2.De kern van de zaak

[eiseres] heeft samen met haar partner een huis gekocht en daarvoor op 8 juli 2024 een hypotheekaanvraag ingediend bij [gedaagde] . Op 30 augustus 2024 zou de overdracht van de woning plaatsvinden, maar [gedaagde] had op dat moment de hypotheekaanvraag van [eiseres] nog niet beoordeeld. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] gehandeld in strijd met haar zorgplicht en is zij aansprakelijk voor de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de onzorgvuldige behandeling van de aanvraag. In deze procedure krijgt [gedaagde] gelijk.

3.De beoordeling

Toetsingskader kort geding
3.1.
Het gaat hier om in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij die voorzieningen een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Voor een geldvordering in kort geding geldt daarnaast ook dat beoordeeld moet worden of sprake is van ene restitutierisico. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Vordering tot afhandeling van de hypotheekaanvraag
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens [eiseres] aangegeven dat zij wil dat er op basis van de op dit moment aanwezige stukken zo spoedig mogelijk een beslissing wordt genomen op haar hypotheekaanvraag. [gedaagde] heeft daarop toegezegd dat zij binnen twee dagen een definitieve beslissing zal nemen en die via e-mail aan [eiseres] zal sturen. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat [gedaagde] deze toezegging nakomt. Omdat [eiseres] daarmee krijgt wat zij in deze procedure vordert, heeft zij geen (spoedeisend) belang meer bij deze vordering. De vordering wordt daarom afgewezen.
Vordering tot betaling van een voorschot op schadevergoeding
3.3.
[eiseres] vordert betaling van het (uiteindelijke) boetebedrag dat zij en haar medekoper aan de verkopers van de woning moeten betalen. Zij stelt dat deze schade het gevolg is van het onzorgvuldig handelen van [gedaagde] en dat zij het voorschot op de schadevergoeding met spoed nodig heeft omdat zij anders het risico loopt dat zij de woning niet kan aanvaarden omdat zij te weinig middelen heeft.
3.4.
In dit kort geding is niet voldoende aannemelijk geworden dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [gedaagde] aansprakelijk is voor schade die [eiseres] heeft geleden of nog zal lijden doordat zij de koopovereenkomst niet (tijdig) is nagekomen of niet (tijdig) heeft ontbonden. Daarvoor is van belang dat [gedaagde] binnen twee dagen na de hypotheekaanvraag in een bericht aan [eiseres] heeft duidelijk gemaakt welke documenten zij moest aanleveren en dat [eiseres] daar pas op 28 juli 2024 op heeft geregeerd en toen ook niet alle opgevraagde documenten heeft opgestuurd. Op 1 augustus 2024, de dag voordat de termijn voor het inroepen van de ontbindende voorwaarde zou verstrijken, had [eiseres] nog steeds niet alle eerder opgevraagde documenten ingestuurd. Alleen al door zo lang te wachten met het insturen van de documenten en door dat niet meteen volledig te doen, heeft [eiseres] het risico genomen dat [gedaagde] niet vóór 2 augustus 2024 op de aanvraag zou kunnen beslissen. Onder die omstandigheden kan [gedaagde] niet verweten worden dat zij niet voor of op 2 augustus 2024 op de hypotheekaanvraag heeft beslist. Verder heeft [eiseres] door de ontbindende voorwaarde niet tijdig in te roepen het risico genomen dat zij de contractuele boete zou moeten betalen die zij met de verkopers van de woning is overeengekomen. Zij had daarvoor aan [gedaagde] kunnen vragen om een afwijzende beslissing te nemen, maar dat heeft zijn niet gedaan. Van [eiseres] mag als jurist verwacht worden dat zij zich bewust is van deze risico’s en kan overzien wat de gevolgen daarvan zijn.
3.5.
Daarnaast is van belang dat [eiseres] onjuiste gegevens heeft verstrekt op de hypotheekaanvraag en dat [gedaagde] daar pas voor het eerst van op de hoogte kon zijn toen zij op 28 juli 2024 het koopcontract toegestuurd kreeg. [gedaagde] kon toen pas zien dat er een medekoper was en dat [eiseres] gehuwd is. Het is logisch dat die informatie heeft geleid tot vragen bij [gedaagde] en tot de noodzaak om meer documenten op te vragen. Uit de stukken en de toelichting tijdens de zitting blijkt dat vrijwel elk nieuw document dat [eiseres] heeft ingeleverd nieuwe vragen heeft opgeroepen en de noodzaak heeft gecreëerd voor [gedaagde] om nadere informatie en nog meer documenten op te vragen. Zo is zelfs tijdens de zitting nog een nieuwe, voor de aanvraag relevante omstandigheid naar boven gekomen. [eiseres] blijkt niet getrouwd te zijn met haar medekoper, maar zij en de medekoper zijn beiden getrouwd met een ander. Gelet op deze gang van zaken is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres] er zelf aan heeft bijgedragen dat [gedaagde] tot op heden niet op haar aanvraag heeft kunnen beslissen.
3.6.
Anders dan [eiseres] stelt, geldt er voor [gedaagde] geen extra zware zorgplicht omdat zij gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de hypotheek zonder hypotheekadviseur aan te vragen. Door te kiezen voor zo’n ‘execute only aanvraag’ heeft [eiseres] ervoor gekozen dat een groter deel van de verantwoordelijkheid bij haar is komen te liggen. [gedaagde] had ook geen aanleiding om te vermoeden dat [eiseres] die verantwoordelijkheid niet aan zou kunnen. Zij was immers geslaagd voor de test die voor een dergelijke aanvraag verplicht is.
3.7.
De conclusie is dan ook dat niet aannemelijk is gemaakt dat [gedaagde] in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld of anderszins onzorgvuldig heeft gehandeld. Dat betekent dat evenmin aannemelijk is dat [gedaagde] aansprakelijk zal moeten worden gehouden voor het boetebedrag dat [eiseres] en haar medekoper verschuldigd zijn op basis van de koopovereenkomst die zij hebben gesloten. Daarnaast staat ook de aanwezigheid van een reëel restitutierisico aan toewijzing van de vordering in de weg. [eiseres] heeft immers aangevoerd dat zij over weinig middelen beschikt. De vordering tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.8.
Gelet op de afwijzing van de vorderingen kan beoordeling van de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten achterwege blijven.
Proceskosten
3.9.
[eiseres] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten van [gedaagde] betalen. Die kosten zijn tot nu toe begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00 (tarief gemiddelde zaak)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.973,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.973,-, te betalen binnen veertien dagen na betekening. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,- extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Gaertman, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024.