ECLI:NL:RBMNE:2024:585

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
16-148900-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval op hoogbejaarde slachtoffer met geweld en diefstal van koplampen

Op 11 mei 2022 hebben de verdachten, samen met een mededader, een woningoverval gepleegd op een hoogbejaarde vrouw in Utrecht. De verdachten, die de vrouw een dag eerder hadden geholpen na een val, wisten dat zij kwetsbaar was. Tijdens de overval is geweld gebruikt; de vrouw werd geduwd, vastgepakt en gedwongen om geld af te geven. DNA- en vingerafdrukken van de verdachten zijn aangetroffen op de plaats delict. De rechtbank rekent het de verdachten aan dat zij geen verantwoordelijkheid hebben genomen voor hun daden en de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachten, beiden 15 jaar oud, veroordeeld tot jeugddetentie van respectievelijk 8 en 9 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk. Daarnaast moeten zij schadevergoeding betalen aan de nabestaanden van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een verdachte veroordeeld voor de diefstal van koplampen van een auto. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachten en de impact van de feiten op het slachtoffer, die tot haar overlijden de gevolgen van de overval heeft ondervonden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-148900-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [2006] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres] te [woonplaats]
hierna te noemen: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen achter gesloten deuren op 14 oktober 2022 en 26 januari 2024.
De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op 26 januari 2024 plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van de standpunten van verdachte en mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen [A] , medewerker Slachtoffer Hulp Nederland, namens [B] , E. Verboom, Raad voor de Kinderbescherming, S. Hafsi, Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE), [C] , vader van verdachte en [D] , moeder verdachte, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 op 11 mei 2022 in [woonplaats] , samen met anderen, [slachtoffer] in haar woning aan de [straat] te [woonplaats] heeft overvallen en met geweld die [slachtoffer] heeft gedwongen een geldbedrag af te geven;
feit 2 op 8 juni 2022 in Utrecht door middel van braak koplampen van een Volkswagen Polo heeft weggenomen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde, omdat verdachte het onder 1 tenlastegelegde ontkent en zich ten aan zien van het onder 2 tenlastegelegde beroept op zijn zwijgrecht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft bij de politie - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Op 11 mei 2022 tussen 20:00 uur en 20:30 uur, was ik in mijn woning aan de [straat] in [woonplaats] . Ik hoorde de deurbel gaan, stond op en liep naar mijn voordeur. Ik deed mijn voordeur open en werd direct mijn woning ingeduwd door drie jongens. [2] Zij hadden alle drie zwarte sleeve tot over de neus getrokken en waren volledig in het donker gekleed.
Ik werd mijn woning ingeduwd en één van de jongens pakte mij vast bij mijn onderarmen. Ik werd stevig en hard aangepakt door de jongen die mij greep. Deze noem ik nu verdachte 1. Ik hoorde alle drie de jongens roepen: 'geld!! geld!!.'
Verdachte 1 nam mij direct mee naar de woonkamer en gooide mij met kracht in de hoek van de bank. Ik voelde dat hij mij met iets probeerde vast te binden. Ik zag dat de andere twee jongens, nu te noemen verdachte 2 en verdachte 3, mijn woonkamer doorzochten. Ik zag dat verdachte 2 en 3 meerdere kasten en lades openden. Verdachte 1 hield mij gedurende deze tijd vast en probeerde mij nog steeds vast te binden op de bank. Verdachte 1 probeerde met een wit koord of snoer, mijn handen bij elkaar te binden. Ik riep naar de drie verdachten: 'Ik heb ergens wel wat geld! Dit kan ik pakken. Verdachte 1, die mij nog steeds stevig vasthield in de hoek van de bank, trok mij van de bank af en liep achter mij naar de meterkast. Ik voelde dat verdachte 1 mij stevig vasthield aan mijn kleding en armen, zodat ik niet kon ontsnappen. Ik deed de deur van de meterkast open, haalde mijn handtas en opende een zijvakje. In dit zijvakje zat een klein zwarte etuitje. Ik zag dat verdachte 2 of 3 ook bij mij stond en pakte het briefgeld aan, wat ik uit het etui had gehaald. Het betrof 200 of 210 euro. Nadat ik het geld had overhandigd, gingen de drie verdachten direct mijn woning uit. Ik zag dat zij, gezien vanaf mijn woning, rechtsaf sloegen. Zij liepen weg, in de richting van de [straat]
. [3]
Door verbalisant [verbalisant 1] werden camerabeelden van 11 mei 2022 van diverse locaties rondom de woning waar de overval had plaatsgevonden bekeken. [4] Door verbalisant werd het volgende waargenomen.
Op 11 mei 2022 omstreeks 20:25 uur komen de drie verdachten voor het eerst in beeld op de camera van de [adres] [woonplaats] . De verdachten zijn allemaal in het donker gekleed, dragen een capuchon en een mondkapje.
- Verdachte 1:zwarte jas met capuchon, zwarte broek, zwarte schoenen met Nike logo en blauw mondkapje;
- Verdachte 2: zwarte jas (The North Face), zwarte broek met drie witte strepen (Adidas), zwarte schoenen en blauw mondkapje;
- Verdachte 3: zwart/donkerblauwe jas, grijze broek, zwarte schoenen met witte zool en blauw mondkapje. [5]
Door verbalisant [verbalisant 1] werden de camerabeelden uit de omgeving van de woning van aangeefster [slachtoffer] bekeken nadat aangeefster had verklaard dat ze een dag voor de overval omstreeks half drie s 'middags is geholpen door twee/drie personen die haar overeind hebben geholpen nadat ze was gevallen in haar voortuin. [6] Door verbalisant werd het volgende waargenomen.
Op de beelden van de [adres] is omstreeks 14:27 uur te horen dat er wordt geroepen door de vrouw dat ze hulp nodig heeft omdat zeg gevallen is. Vervolgens komen twee helpen jongens vanaf de overkant van de weg aangelopen richting de vrouw. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf herkent op de beelden van 10 mei 2022. Hij is één van de jongens die de mevrouw, die op straat gevallen is, overeind helpt. [8]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij zichzelf herkent op de beelden van 10 mei 2022. Hij is één van de jongens die de mevrouw, die op straat gevallen is, overeind helpt. [9]
Door verbalisant [verbalisant 1] werden de personen en hun kleding zoals deze te zien zijn op de voornoemde camerabeelden van 10 mei 2022 en 11 mei 2022 met elkaar vergeleken. Door verbalisant werd het volgende bevonden.
De verdachten op de beelden van 11 mei zijn als volgt aangemerkt in dit onderzoek:
NNO1 persoon met zwarte broek.
NNO2 persoon met grijze broek .
NNO2 Persoon met zwarte broek en witte strepen (Adidas).
De twee personen op de beelden van 10 mei 2022 komen qua postuur in combinatie met elkaar overeen met twee van de drie overvallers. [10] De helpende jongens hebben overeenkomsten met de verdachte NNO1 en NN02. Zo komen ze qua postuur overeen. De een is wat groter en breder gebouwd dan de ander die wat kleiner en smaller gebouwd is. De kleine draagt daarbij het een schoenen die heel sterk overeenkomen met de schoenen van NN01. [11] De schoenen betreffen beide zwarte schoenen van het merk Nike. Beide schoenen hebben het witte Nike logo aan de zijkant. Daarnaast hebben beide schoenen een opvallend brede zool. [12] De grote draagt daarbij weer een jas die qua kleur, stof en vorm sterke gelijkenissen vertoond met de jas van NNO2. [13]
Door verbalisant [verbalisant 1] werden de camerabeelden van 11 mei 2022 van het portiek van de woning van verdachte bekeken. Door verbalisant werd het volgende waargenomen.
Te zien is dat verdachte omstreeks 21:56 uur thuis komt. Op de beelden is te zien dat verdachte als hij binnen komt een zwart T-shirt, zwarte broek en zwarte Nike schoenen draagt. De schoenen en broek komen overeen met de kleding van een van overvallers. verdachte draagt enkel geen jas meer. [14]
Door verbalisant [verbalisant 1] werd de in de woning van verdachte in beslag genomen kleding vergeleken met de kleding van de overvallers op de beelden van 11 mei 2022. Door verbalisant werd het volgende bevonden. [15]
In de woning werd in de kledingkast op de slaapkamer van verdachte een broek aangetroffen die sterke gelijkenissen vertoont met die van de overvallers. Zo komt de kleur, de plaatsing van het logo ter hoogte van zijn knie en de flappen van de zakken op zijn benen overeen met de broek van de overvaller.
Daarnaast werd in de woning in een schoenenkast in de hal een paar schoenen aangetroffen van verdachte die ook sterke gelijkenissen vertoonde met de schoenen van de overvaller. Ze komen qua kleur, plaatsing logo, brede achterzijde zool, lichtkleurige veters en lip achterzijde schoen overeen met die van de overvaller. [16]
Door verbalisant [verbalisant 1] werd de in de woning van medeverdachte [medeverdachte] in beslag genomen kleding vergeleken met de kleding van de overvallers op de beelden van 11 mei 2022. Door verbalisant werd het volgende bevonden. [17]
Bij de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte] werd in de badkamer een broek aangetroffen die sterk overeenkomt met de broek die één van de overvallers tijdens de overval draagt. [18] Te zien is dat het beide licht grijze joggingbroeken betreffen met een zwarte rits aan de zijkant.
Op de beelden is te zien dat één van de overvallers een zwarte jas draagt. Wat opvalt op de beelden is dat deze jas nogal groot valt en dat de armen/handen niet uit de mouwen komen. Daarnaast is in eerder vastgelegde bevindingen vastgesteld dat verdachte bij thuiskomst geen jas draagt. De jas betreft een zwarte jas, met capuchon en een gewatteerd blokjes/lijn motief. De capuchon heeft daarnaast een opvallend scherpe hoek.
Bij de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte] werd er op zolder een jas aangetroffen die sterk lijkt op de jas die één van de overvallers draagt. [19] De jas heeft dezelfde vormgeving, kleur en heeft de opvallend scherpe hoeken aan de capuchon zitten. [20]
Door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] werd een forensisch onderzoek verricht in de woning van aangeefster [slachtoffer] . [21] In de woning werden door verbalisanten de volgende sporendragers veiliggesteld:
- SIN AAPH0706NL, een witte kabelbinder [22]
- SIN AAPH0704NL plastic map, op de grond voor de bank. [23]
Door verbalisant werden op de plastic map met SIN AAPH0704NL de volgende dactyloscopische sporen veiliggesteld. [24]
  • SIN AAOI2031NL voorzijde hoes;
  • SIN AAOI2033NL voorzijde hoes.
Door verbalisant [verbalisant 4] werden de aangetroffen dactyloscopische sporen onderzocht met gebruik van het landelijke geautomatiseerde vingerafdrukken- en handpalmsysteem, genaamd HAVANK. Door verbalisant werd het volgende bevonden.
  • SIN AAOI2031NL match met rechterduim verdachte [verdachte] ;
  • SIN AAOI2033NL match met rechterwijsvinger verdachte [verdachte] .
Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is een vergelijkend DNA onderzoek verricht aan SIN AAPH0706NL, een witte kabelbinder. [27] Door het NFI werd het volgende bevonden.
  • DNA-mengprofiel AAPH0706NL#01 is meer dan 1 miljard keerwaarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van
    verdachte [verdachte]en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van vier willekeurige onbekende personen.
  • DNA-mengprofiel AAPH0706NL#01 is ongeveer 47 miljoen keerwaarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van
    medeverdachte [medeverdachte]en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van vier willekeurige onbekende personen.
  • DNA-mengprofiel AAPH0706NL#02 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijkerwanneer het DNA afkomstig is van
    verdachte [verdachte]en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen.
  • DNA-mengprofiel AAPH0706NL#02 is ongeveer 20 miljoen keer waarschijnlijkerwanneer het DNA afkomstig is van
    medeverdachte [medeverdachte]en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen. [28]
Door verbalisant [verbalisant 5] werd een onderzoek aan de persoon van [slachtoffer] verricht [29] en werden onder andere de volgende sporen veiliggesteld.
  • SIN AAPX1929NL onderarm links bovenzijde;
  • SIN AAPX1931NL onderarm rechts bovenzijde.
Door het NFI is een vergelijkend DNA onderzoek verricht aan SIN AAPX1929NL en SIN AAPX1931N. [31] Door het NFI werd het volgende bevonden.
-
DNA-mengprofielen AAPX1929NL#01 en AAPX1931NL#01 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijkerwanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en
medeverdachte [medeverdachte], dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en een willekeurige onbekende persoon. [32]
Door verbalisant [verbalisant 5] werd in de woning van het slachtoffer [slachtoffer] de trui van het slachtoffer veiliggesteld onder SIN AAPX1933NL. [33]
Door het NFI is een vergelijkend DNA onderzoek verricht aan de navolgende bemonsteringen van de trui met SIN AAPX1933NL.
  • AAPX1933NL#01 (borstregio);
  • AAPX1933NL#02 (linker schouder);
  • AAPX1933NL#03 (linker bovenarm);
  • AAPX1933NL#04 (linker onderarm (met bloed));
  • AAPX1933NL#06 (rechter bovenarm);
  • AAPX1933NL#07 (rechter onderarm).
Door het NFI werd het volgende bevonden.
  • DNA-mengprofielen AAPX1933NL#01, #02 en #04, AAPX1933NL#06 en AAPX1933NL#07 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijkerwanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] ,
    medeverdachte [medeverdachte]en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en drie willekeurige onbekende personen;
  • DNA-mengprofiel AAPX1933NL#03 is circa 580 miljoen keer waarschijnlijkerwanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] ,
    medeverdachte [medeverdachte]en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en drie willekeurige onbekende personen. [34]
Door het NFI is een aanvullend DNA onderzoek verricht aan de navolgende bemonstering van de trui met SIN AAPX1933NL.
- AAPX1933NL#07 (rechter onderarm). [35]
Door het NFI werd het volgende bevonden.
  • DNA-mengprofiel AAPX1933NL#07 is ongeveer 130 miljoen keer waarschijnlijkerwanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] ,
    verdachte [verdachte]en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer.
    [slachtoffer] en vier willekeurige onbekende personen;
  • DNA-mengprofiel AAPX1933NL#07 is meer dan 1 miljard keerwaarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] ,
    medeverdachte [medeverdachte]en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en vier willekeurige onbekende personen. [36]
Door het NFI is een aanvullend DNA onderzoek verricht aan de navolgende bemonstering van de trui met SIN AAPX1933NL.
- AAPX1933NL#05 (rechterschouder trui). [37]
Door het NFI werd het volgende bevonden.
-
DNA-mengprofiel AAPX1933NL#0S is ongeveer 700 duizend keer waarschijnlijkerwanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] ,
medeverdachte [medeverdachte]en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] en drie willekeurige onbekende personen). [38]
Bewijsoverwegingen
Verdachte en de medeverdachte hebben op 10 mei 2022, de dag voor de overval, aangeefster [slachtoffer] overeind geholpen nadat zij op straat gevallen was.
Na de overval is op meerdere plaatsen op de trui van aangeefster (schouder, borstregio, linker en rechter boven- en onderarm), haar beide onderarmen en op de kabelbinder waarmee de overvallers hebben geprobeerd aangeefster vast te binden, het DNA van verdachte en/of de medeverdachte aangetroffen.
Op een plastic hoes, aangetroffen in de woonkamer van aangeefster, zijn de vingerafdrukken van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij op 10 mei 2022 niet in de woning/woonkamer van aangeefster is geweest.
Het postuur, schoenen, broek en jas van verdachte en/of de medeverdachte op de beelden van 10 mei 2022 komen overeen met het postuur en de kleding van twee van de drie overvallers op de beelden van 11 mei 2022.
De in de woning van verdachte in beslag genomen broek en schoenen vertonen sterke gelijkenis met een broek en schoenen gedragen door de overvallers.
De in de woning van medeverdachte [medeverdachte] in beslaggenomen broek en jas vertonen een sterke gelijkenis met een broek en jas gedragen door de overvallers.
Op de camerabeelden is te zien dat verdachte op 11 mei 2022, op een tijdstip gelegen na de overval thuiskomt zonder jas.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn mededaders, waaronder medeverdachte [medeverdachte] , [slachtoffer] in haar woning heeft overvallen.
Feit 2
[E] heeft op 9 juni 2022, mede namens [benadeelde ] , aangifte gedaan van de diefstal van de koplampen van zijn Volkswagen Polo tussen 8 juni 2022 te 19.00 uur en 9 juni 2022 te 06.30 uur te Utrecht. [39]
Op 9 juni 2022 werd door verbalisant [verbalisant 6] forensisch onderzoek aan de Volkswagen Polo van [E] verricht. [40] Door verbalisant werd onder andere een bloedspoor veiliggesteld:
- SIN AAPH0642NL, bloed, binnenrand onderkant opening linker koplamp. [41]
Door het Nederland Forensisch Instituut werd op 11 juli 2022 een vergelijkend DNA onderzoek verricht. Door het NFI werd het volgende bevonden. [42]
Het DNA-profiel van verdachte [verdachte] WAAV9881NL is op 11 juli 2022 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Sindsdien wordt het vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Hierbij is een overeenkomst gevonden met het DNA-profiel van een spoor, bemonstering AAPH0642NL#01. [43]
SIN AAPH0642NL#01 betreft een enkelvoudig DNA profiel en de kans dat voornoemd DNA profiel van een ander dan van verdachte [verdachte] afkomstig is, is kleiner dan 1 op 1 miljard. [44]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 8 juni 2022 in Utrecht de koplampen van een Volkswagen Polo heeft gestolen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben geen betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 11 mei 2022 te [woonplaats] in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, te weten in totaal ongeveer 210 euro, geheel toebehorende aan [slachtoffer] , welk geweld hierin bestond, dat verdachte en zijn mededaders
- zich met gezichtbedekking naar voornoemde woning hebben begeven en
- vervolgens die [slachtoffer] de woning in hebben geduwd en
- die [slachtoffer] stevig bij de armen hebben vastgepakt en
- daarbij tegen die [slachtoffer] hebben geroepen: “Geld!!, Geld!!” en
- vervolgens die [slachtoffer] mee naar de woonkamer hebben genomen en die [slachtoffer] met kracht op de bank hebben gegooid en
- vervolgens die [slachtoffer] hebben geprobeerd vast te binden (met een kabelbinder) en
- vervolgens de woning hebben doorzocht (terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] vasthield en
- vervolgens die [slachtoffer] naar de meterkast hebben getrokken terwijl die [slachtoffer] stevig bij de kleding en armen werd vastgehouden en
- vervolgens meerdere bankbiljetten van die [slachtoffer] hebben aangepakt.
2
op 8 juni 2022 te Utrecht koplampen van een auto, merk: Volkswagen, type: Polo die geheel of ten dele aan [E] en/of [benadeelde ] B.V. toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen koplampen van een auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals deze door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het bepleit om bij een bewezenverklaring rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde, het tijdsverloop en het jeugdstrafrecht, dat het belang van verdachte boven het belang van vergelding stelt.
De raadsman heeft gesteld dat verdachte zich op zijn toekomst moet kunnen richten en heeft verzocht verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast kan, in het kader van vergelding, aan verdachte een taakstraf worden opgelegd.
De raadsman heeft bepleit de vordering van de officier van justitie, tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij vonnis, niet te volgen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met zijn twee mededaders schuldig gemaakt aan een uiterst laffe woningoverval op het hoogbejaarde slachtoffer [slachtoffer] . Verdachte en één van zijn mededaders hadden de dag er voor de 87-jarige [slachtoffer] geholpen nadat zij op straat was gevallen. Zij wisten daarom dat zij kwetsbaar was en alleen woonde. In de woning is geweld tegen [slachtoffer] gebruikt, die zich daar tegen op geen enkele manier kon verweren. Zij is geduwd, beetgepakt en men heeft geprobeerd haar vast te binden, waardoor zij bloeduitstortingen en wonden op beide onderarmen, haar ellenboog, knie en gezicht heeft opgelopen. Haar woning is doorzocht en zij is gedwongen om contant geld af te geven.
De woningoverval en het gebruikte geweld hebben een enorme impact op [slachtoffer] gehad. Zij is doodsbang geweest en heeft de daders gesmeekt om haar niets aan te doen. Na de overval had zij last van stress, was angstig om alleen in haar woning te verblijven en is onder behandeling van haar huisarts, een psycholoog en psychiater geweest. Zij heeft tot haar overlijden op 20 februari 2023 de gevolgen van de overval ondervonden. Daarnaast zorgen dit soort feiten voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij op geen enkel moment de verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen en de gevolgen daarvan voor [slachtoffer] .
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van koplampen van een auto. Dergelijke feiten zorgen voor overlast en financiële schade bij de slachtoffers.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 10 januari 2024. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafmatigende zin mee;
- een advies uitgebreid onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) van 15 januari 2024, opgemaakt door E. Verboom, raadsonderzoeker;
- een psychologisch rapport van 26 oktober 2022, uitgebracht door L.A.A. ten Have, GZ-psycholoog.
Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid en een oppositioneel-opstandige stoornis. Verondersteld kan worden dat de geschetste problematiek aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde gezien het structurele karakter van de problematiek.
Doordat verdachte een ontkennende verdachte is kan de onderzoeker bij het tenlastegelegde feit geen delict scenario schetsen. In algemene zin kan worden gezegd dat verdachte moeite heeft met causaal denken, onvoldoende op meta-niveau kan denken, impulsief kan handelen, beperkt zicht heeft op (complexe) situaties en beschikt over beperkte probleemoplossende vaardigheden. Daarnaast lijkt hij weinig weerbaar en beïnvloedbaar en is hij geneigd mee te gaan in deviant gedrag van anderen. Gezien voornoemde problemen is het aannemelijk dat deze hebben doorgewerkt in het tenlastegelegde feit.
Er is sprake van een verhoogd recidiverisico. Verdachte laat zien zich aan de afspraken en voorwaarden te houden wanneer hem voldoende duidelijkheid en toezicht wordt geboden.
Geadviseerd wordt een ambulante behandeling bij een forensische instelling op te leggen als bijzondere voorwaarde met een voorwaardelijk strafdeel en daarbij het jeugdreclasserings-toezicht in de vorm van ITB Harde Kern voort te zetten. Verdachte laat zien te profiteren van de hoge mate van toezicht die hem middels de ITB Harde Kern wordt geboden en zich aan de afspraken te houden.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige over en maakt die tot de hare.
E. Verboom en A. Hafsi hebben ter terechtzitting het rapport en advies van de Raad en het standpunt van de jeugdreclassering toegelicht.
Uit het rapport van de Raad blijkt dat zij zich aansluit bij de conclusies van de psycholoog. De door SAVE gestelde doelen zijn allen niet behaald (school, dagbesteding en geen politiecontacten). Dat is een zorgelijke constatering, mede ook gezien de ruime begeleidingsperiode waarvan de eerste zes maanden in het kader van een intensieve begeleidingsvorm (ITB Harde Kern). Bovendien laat verdachte het afgelopen jaar zien dat hij verder afglijdt in onwenselijk en delinquent gedrag (diverse politiemutaties en recent rijden zonder rijbewijs op de A12). Het is daarbij uiterst zorgelijk dat verdachte blijkbaar weinig gevoelig is voor de dreiging die dergelijk gedrag met zich meebrengt terwijl hij in een schorsing loopt.
Gelet op de problematiek van verdachte kan de begeleiding beter worden opgepakt door de William Schrikker Jeugdbescherming omdat zij de in dit kader benodigde expertise in huis hebben. Daarnaast vragen de bevindingen om een behandeltraject bij bijvoorbeeld De Waag, waar tevens overwogen kan worden nadere diagnostiek in te zetten om te bezien of ADHD een rol speelt. Voor de juiste aanpak van verdachte is het van belang om dat helder te krijgen. Naast een behandeltraject is het van belang dat er een positieve dagbesteding en passende school wordt gevonden.
Geadviseerd wordt om verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, met als bijzondere voorwaarden: begeleiding vanuit de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, waarbij de eerste zes maanden in het kader van ITB Harde Kern, ambulante behandeling en mogelijk nader diagnostisch onderzoek door de De Waag, het verkrijgen en behouden van een dagbesteding en begeleiding van een buddycoach vanuit Spoor030.
Gezien de aard van de verdenking, de uitkomsten van het persoonlijkheidsonderzoek, de zorgmijdende houding van verdachte en het aanzienlijke belang dat de hulpverlening doorgang kan vinden, vindt de Raad dat een DUT (dadelijke uitvoerbaarheid) uiterst wenselijk is.
A. Hafsi heeft zich aangesloten bij het rapport en het advies van de Raad. De houding van verdachte is tijdens de begeleiding veranderd, waar hij eerst wel luisterde is hij nu opstandig en luistert hij slecht. Verdachte wil iets bereiken, maar wil dan te hoog voor zijn niveau beginnen, het gevolg is dat hij het niet aankan en niet af kan maken. Zijn ontkennende houding heeft er verder voor gezorgd dat verschillende dingen, zoals zijn behandeling bij De Waag, gestagneerd zijn.
Strafoplegging
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor:
  • een woningoverval is het uitganspunt een jeugddetentie van 6 maanden. Als stafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank het volgende mee: het gebruikte geweld en het letsel van het slachtoffer, de samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten en de omstandigheid dat het hier een zeer kwetsbaar en vrijwel weerloos slachtoffer betrof;
  • diefstal van de koplampen zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor diefstal uit een auto en is het uitgangspunt een taakstraf van 60 uur, dan wel een overeenkomstige jeugddetentie.
Redelijke termijn
De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn in jeugdzaken als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van strafzaken van minderjarigen ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. Het vonnis tegen verdachte wordt op 9 februari 2024 gewezen. Verdachte is op 7 juli 2022 in verzekering gesteld. Er is dus sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met iets meer dan 3 maanden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de hierna te vermelden op te leggen straf.
De rechtbank is van oordeel dat een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij verdachte niet opnieuw gedetineerd komt te zitten, onvoldoende recht doet aan de ernst van het, met name het onder 1, bewezenverklaarde.
Binnen het jeugdstrafrecht staat het pedagogische karakter daarvan en het belang van verdachte boven het belang van vergelding. De rechtbank heeft gelet op de nog jonge leeftijd van verdachte en de invloed van zijn stoornissen op zijn gedragingen ten tijde van het bewezenverklaarde, het tijdsverloop en de noodzakelijke behandeling van verdachte. De rechtbank weegt verder mee dat verdachte de eerste 4 maanden van zijn schorsing een enkelband heeft gedragen, een ingrijpende maatregel.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht een jeugddetentie van 9 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank zal een deel hiervan, groot 5 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren en verbindt hieraan de bijzondere voorwaarden zoals deze door de deskundigen zijn geadviseerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen/gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een woningoverval
.
Gelet op de inhoud van voornoemde rapportages en de adviezen van de deskundigen moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte, zonder de noodzakelijke begeleiding en behandeling, opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie, tot opheffing van de schorsing van voorlopige hechtenis van verdachte bij vonnis, af. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een eventueel hoger beroep in zijn zaak, mede gelet op het tijdsverloop en de jonge leeftijd van verdachte, in vrijheid kan afwachten.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
[B] , nabestaande van het slachtoffer [slachtoffer]
[B] , nabestaande van het slachtoffer [slachtoffer] , heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.210,00. Dit bedrag bestaat uit € 2.710,00 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel, hoofdelijk, toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Subsidiair heeft de officier van justitie aangegeven dat hij zich niet verzet tegen een fiftyfifty verdeling van de te vergoeden schade tussen verdachte en zijn medeverdachte.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet voor toewijzing in aanmerking komt. Uit de jurisprudentie op dit gebied blijkt dat, om een vordering over te laten gaan op de nabestaanden, de benadeelde partij voor zijn/haar overlijden al een vordering ingediend moet hebben, hetgeen in dit geval niet is gebeurd.
Voor het overige heeft de verdediging de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Subsidiair heeft de verdediging bepleit de vordering niet hoofdelijk maar fiftyfifty toe te wijzen om te voorkomen dat verdachte, in het geval de medeverdachte de schade niet wil betalen, voor de gehele schade opdraait.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid benadeelde partij
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering.
Uit het zich in het dossier bevindende wensenformulier blijkt dat het inmiddels overleden slachtoffer [slachtoffer] heeft aangegeven dat zij voornemens was een vordering in te dienen. De heer [A] heeft ter terechtzitting bovendien aangegeven dat hij, voor haar overlijden, diverse gesprekken met [slachtoffer] heeft gevoerd. In die gesprekken had zij meermalen aangegeven dat zij een vordering in wilde dienen.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat het wilsbesluit van [slachtoffer] om de schade in deze strafprocedure op verdachte te verhalen vaststaat. Nu zij, mede omdat de zaak wegens onderzoekswensen werd aangehouden, door haar overlijden niet meer in staat is geweest om het voegingsformulier in te vullen, is de rechtbank van oordeel dat haar nabestaande, [B] , ontvankelijk is in de vordering.
Verhuiskosten.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de gevorderde verhuiskosten, € 2.500,00, af.
De rechtbank overweegt daartoe dat onvoldoende onderbouwd is dat de verhuizing van [slachtoffer] rechtstreeks het gevolg is geweest van de overval in haar woning.
Uit het dossier en de bijlagen bij de vordering benadeelde partij blijkt dat het slachtoffer [slachtoffer] voor de overval al serieuze gezondheidsproblemen had waardoor een verhuizing mogelijk noodzakelijk zou zijn.
Contant geld
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat zij als gevolg van het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De raadsman van verdachte heeft deze schadepost niet betwist. De rechtbank acht deze post, € 210,00, toewijsbaar.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat het slachtoffer [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde, lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat het slachtoffer daarnaast ook anderszins in haar persoon is aangetast door het psychische leed dat zij heeft overgehouden aan de overval door verdachte en zijn mededaders, ligt gelet op de hiervoor (onder 8.3 onder het kopje “ernst van de feiten”) beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand. Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade op dit moment naar billijkheid kan worden vastgesteld op € 2.500,00.
De rechtbank zal daarom de vordering toewijzen tot een totaal bedrag van € 2.710,00, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 11 mei 2022 tot de dag van volledige betaling.
Hoofdelijkheid
De rechtbank zal de vordering, voor zover deze wordt toegewezen, hoofdelijk toewijzen.
Verdachte is, mede gelet op zijn rol tijdens de overval, met zijn mededader(s)s verantwoordelijk voor de gehele schade. De rechtbank ziet geen aanleiding om de schade, al dan niet evenredig, over verdachte en zijn mededader(s)s te verdelen. Het belang dat de benadeelde partij erbij heeft om niet alle daders te hoeven aanspreken voor de vergoeding van de geleden schade, weegt zwaarder dan het risico dat verdachte loopt dat hij de eventueel door hem vergoede schade niet kan verhalen op zijn mededader(s).
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte, hoofdelijk, de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat ten behoeve van [B] , te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 mei 2022 tot de dag van volledige betaling.
Omdat verdachte op het moment van het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was en het jeugdstrafrecht van toepassing is, zal er geen aanvullende gijzeling worden opgelegd.
9.2.
[E]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 3.589,52, bestaande uit de door hem, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit, geleden materiële schade.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en heeft de vordering niet betwist.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd. De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 3.589,52 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 juni 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [E] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.589,52, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 juni 2022 tot de dag van volledige betaling.
Omdat verdachte op het moment van het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was en het jeugdstrafrecht van toepassing is, zal er geen aanvullende gijzeling worden opgelegd.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 771, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 9 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie
een gedeelte van 5 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, waarvan 6 maanden zullen bestaan uit de maatregel ITB Harde Kern, binnen 3 werkdagen na dit vonnis meldt bij de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam, telefoonnummer 088- 5260000, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen van die instelling;
* meewerkt aan een behandeling en mogelijk nader diagnostisch onderzoek ondergaat bij De Waag, of een andere daartoe geschikte instantie, voor zolang als dat de
jeugdreclassering dat nodig vindt;
* meewerkt aan het realiseren van een prosociale dagbesteding waar school, werk en/of sport deel vanuit kunnen maken;
* meewerkt aan de begeleiding / buddycoaching vanuit Spoor030 voor zolang als
dat de jeugdreclassering dat nodig vindt;
- waarbij de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- wijst de vordering van de officier van justitie, tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte, af;
Benadeelde partij
[B] (feit 1)
- wijst de vordering van [B] toe tot een bedrag van € 2.710,00, bestaande uit
€ 210,00 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [B] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [B] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [B] aan de Staat € 2.710,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2022 tot de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat, omdat verdachte bij het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was en het jeugdstrafrecht van toepassing is, er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[E] (feit 2)
- wijst de vordering van [E] toe tot een bedrag van € 3.589,52, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [E] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [E] aan de Staat € 3.589,52 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2022 tot de dag van volledige betaling.
Bepaalt dat, omdat verdachte bij het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was en het jeugdstrafrecht van toepassing is, er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E.S. Dolmans, voorzitter, mr. C. van de Lustgraaf, kinderrechter en mr. O. Böhmer, rechter, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 februari 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 11 mei 2022, te [woonplaats] , althans in Nederland, in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, te weten in totaal ongeveer 210 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich (met gezichtbedekking) naar voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] (de woning in) heeft/hebben geduwd en/of
- die [slachtoffer] (stevig) bij de arm(en), althans het lichaam, heeft/hebben vastgepakt en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen: “Geld!!, Geld!!”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] mee naar de woonkamer heeft/hebben genomen/getrokken en/of die [slachtoffer] (met kracht) op de bank heeft/hebben gegooid en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geprobeerd vast te binden (met een kabelbinder) en/of
- (vervolgens) de woning heeft/hebben doorzocht (terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] vasthield(en)) en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] naar de meterkast heeft/hebben getrokken (terwijl die [slachtoffer] (stevig) bij de kleding en/of arm(en), althans het lichaam werd vastgehouden) en/of
- (vervolgens) een of meerdere bankbiljet(ten) van die [slachtoffer] heeft/hebben aangepakt;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, op of omstreeks 8 juni 2022, te Utrecht, althans in Nederland, een of meerdere koplamp(en) van een auto (merk: Volkswagen, type: Polo), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [E] en/of [benadeelde ] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen koplamp(en) van een auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal Zaaksdossier in het onderzoek Zaak31Rivier22, genummerd PL0900-2022132473 opgemaakt door de politie Eenheid Midden Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 134 en het Forensisch dossier van 23 maart 2023 opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, ongenummerd. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 13.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 14.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 27.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 28.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 33.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 34.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 104.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 125.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 36.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 39.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 38.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 39.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 40.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 46.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 48.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 49.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 50.
19.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 51.
20.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 52.
21.Forensisch onderzoek woning, Forensisch Dossier, digitale pagina 17.
22.Forensisch onderzoek woning, Forensisch Dossier, digitale pagina 18.
23.Forensisch onderzoek woning, Forensisch Dossier, digitale pagina 19.
24.Proces-verbaal vooronderzoek lab, Forensisch Dossier, digitale pagina 52.
25.Proces-verbaal vooronderzoek lab, Forensisch Dossier, digitale pagina 57.
26.Proces-verbaal resultaat onderzoek dactyloscopische sporen, Forensisch Dossier, digitale pagina 91.
27.Een geschrift, te weten een afschrift van het rapport van het NFI van 7 maart 2023, opgemaakt door ingenieur J.L.W. Dieltjes, Forensisch Dossier, digitale pagina 86.
28.Een geschrift, te weten een afschrift van het rapport van het NFI van 7 maart 2023, opgemaakt door ingenieur J.L.W. Dieltjes, Forensisch Dossier, digitale pagina 89.
29.Proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, Forensisch Dossier, digitale pagina 8.
30.Proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, Forensisch Dossier, digitale pagina 10.
31.Een geschrift, te weten een afschrift van het rapport van het NFI van 14 september 2022, opgemaakt door ingenieur J.L.W. Dieltjes, Forensisch Dossier, digitale pagina 75.
32.Een geschrift, te weten een afschrift van het rapport van het NFI van 14 september 2022, opgemaakt door ingenieur J.L.W. Dieltjes, Forensisch Dossier, digitale pagina 77.
33.Proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, Forensisch Dossier, digitale pagina 10.
34.Een geschrift, te weten een afschrift van het rapport van het NFI van 14 september 2022, opgemaakt door ingenieur J.L.W. Dieltjes, Forensisch Dossier, digitale pagina 76.
35.Een geschrift, te weten een afschrift van het rapport van het NFI van 13 oktober 2022, opgemaakt door dr. Y. van de Wal, Forensisch Dossier, digitale pagina 80.
36.Een geschrift, te weten een afschrift van het rapport van het NFI van 13 oktober 2022, opgemaakt door dr. Y. van de Wal, Forensisch Dossier, digitale pagina 81.
37.Een geschrift, te weten een afschrift van het rapport van het NFI van 7 maart 2022, opgemaakt door ingenieur J.L.W. Dieltjes, Forensisch Dossier, digitale pagina 86.
38.Een geschrift, te weten een afschrift van het rapport van het NFI van 7 maart 2022, opgemaakt door ingenieur J.L.W. Dieltjes, Forensisch Dossier, digitale pagina 89.
39.Proces-verbaal van aangifte [E] , pagina 21.
40.Proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig, pagina 88.
41.Proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig, pagina 89.
42.Een geschrift, te weten een afschrift van het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 11 juli 2022, met bijlagen, opgemaakt door ingenieur J.L.W. Dieltjes, pagina 83.
43.Een geschrift, te weten een afschrift van het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 11 juli 2022, met bijlagen, opgemaakt door ingenieur J.L.W. Dieltjes, pagina 84.
44.Een geschrift, te weten een afschrift van het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 11 juli 2022, met bijlagen, opgemaakt door ingenieur J.L.W. Dieltjes, pagina 88.