ECLI:NL:RBMNE:2024:5843
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering na ziekte en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een beroep van eiseres tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar geen WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres, die als verkoopmedewerkster werkte, meldde zich op 6 februari 2020 ziek en ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Na een wachttijd van 104 weken en een onderbreking door een zwangerschapsuitkering, vroeg zij op 18 mei 2022 een WIA-uitkering aan. Het Uwv besloot op 27 januari 2023 dat eiseres met ingang van 26 mei 2022 voor 0% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd op 6 mei 2024 in het bestreden besluit bevestigd, waarna eiseres beroep instelde.
De rechtbank beoordeelt of het Uwv de wet correct heeft toegepast en of de medische rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldoen. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig te werk is gegaan en alle relevante medische informatie heeft meegewogen. Eiseres betwist de medische beoordeling en stelt dat haar beperkingen zijn onderschat, maar de rechtbank oordeelt dat er geen reden is om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen. De rechtbank concludeert dat eiseres voldoende belastbaar is voor werk en dat het Uwv terecht heeft geweigerd haar een WIA-uitkering toe te kennen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 oktober 2024 door rechter Y.N.M. Rijlaarsdam, in aanwezigheid van griffier A. Belhadi.