ECLI:NL:RBMNE:2024:5842

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
1616332920
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van terbeschikkingstelling naar verpleging van overheidswege wegens niet-naleving van voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2024 een beslissing genomen over de vordering tot omzetting van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene naar tbs met verpleging van overheidswege. De betrokkene, geboren in 2001, was eerder ter beschikking gesteld na een veroordeling voor poging tot doodslag. De tbs met voorwaarden was op 15 februari 2021 ingegaan, maar de betrokkene heeft zich niet gehouden aan de opgelegde voorwaarden, wat leidde tot een vordering van de officier van justitie op 3 september 2024 om de betrokkene alsnog van overheidswege te verplegen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zich niet heeft gehouden aan zijn medicatie-inname en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan agressief gedrag. Drie verschillende klinieken hebben de behandeling van de betrokkene stopgezet vanwege zijn onbetrouwbaarheid en het niet naleven van afspraken. De deskundige heeft geadviseerd om de tbs met voorwaarden om te zetten naar tbs met verpleging van overheidswege, omdat de huidige situatie onvoldoende garanties biedt voor de veiligheid van anderen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, waarbij werd geconcludeerd dat de betrokkene niet in staat is gebleken om zich aan de voorwaarden te houden en dat een vierde behandelpoging in een vergelijkbaar kader niet effectief zal zijn. De rechtbank heeft daarom besloten dat de betrokkene alsnog van overheidswege dient te worden verpleegd, om het recidiverisico te beperken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.163329.20 (vordering omzetting tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10, eerste lid, onder e, van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 14 oktober 2024,
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] te [plaats 1] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.Procesverloop

Bij vonnis van 22 januari 2021 is door de rechtbank te Utrecht aan betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd ter zake poging tot doodslag, een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen. De terbeschikkingstelling met voorwaarden is aangevangen op 15 februari 2021.
De officier van justitie heeft op 3 september 2024 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank zal bevelen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd. De rechter-commissaris van deze rechtbank heeft op 4 september 2024 de voorlopige verpleging van overheidswege van betrokkene bevolen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
  • het onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van 22 januari 2021, waarbij aan betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd;
  • de vordering van de officier van justitie van 3 september 2024, die strekt tot het alsnog van overheidswege verplegen van betrokkene;
  • het bevel van de rechter-commissaris tot de voorlopige verpleging van overheidswege van betrokkene van 4 september 2024, met het bijbehorende proces-verbaal;
  • het voortgangsverslag van 3 september 2024 van reclassering [organisatie 1] ;
  • het reclasseringsrapport van 24 september 2024 van [organisatie 1] , getiteld ‘advies aan opdrachtgever, omzetting naar tbs met verpleging, tevens voortgangsrapportage juni t/m september 2024’.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 30 september 2024 ter terechtzitting plaatsgevonden achter gesloten deuren. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. H.J. Timmer;
- de betrokkene, bijgestaan door mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam;
- de deskundige drs. [A] , reclasseringswerker, werkzaam bij [organisatie 1] .

3.Het advies van de reclassering

In het rapport van de reclassering van 24 september 2024 wordt geadviseerd om de aan betrokkene opgelegde terbeschikkingstelling met voorwaarden om te zetten naar terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, omdat betrokkene zich niet heeft gehouden aan de hem opgelegde voorwaarden. Het gaat daarbij met name om onbetrouwbaar gedrag van betrokkene omtrent het innemen van zijn medicatie, (mogelijk daarmee verband houdend) het vertonen van agressie richting zijn medepatiënten en behandelaars en het gebrek aan openheid. Inmiddels hebben drie verschillende klinieken de behandeling van betrokkene stopgezet.
Verloop van de terbeschikkingstelling met voorwaarden
Na zijn gevangenisstraf is betrokkene van 15 februari 2021 tot en met 15 juni 2022 opgenomen geweest in [organisatie 2] . Daar is de behandeling stopgezet omdat de behandeling stagneerde. De risicofactoren bleven in hoge mate aanwezig. Er waren geregeld conflicten met medepatiënten en personeel.
Op 8 augustus 2022 werd betrokkene opgenomen bij [organisatie 3] in [plaats 2] . Gedurende het behandeltraject kreeg betrokkene verschillende waarschuwingen. Hij hield zich niet aan afspraken en was onbetrouwbaar in de behandeling. Uit het voortgangsverslag van 24 juni 2024 blijkt dat betrokkene verdacht wordt van brandstichting, gepleegd op 9 juni 2024 in de [organisatie 3] . De [organisatie 3] gaf aan dat betrokkene in de weken voorafgaand aan dat incident meer psychotische uitspraken deed. De kliniek heeft aangifte gedaan. Betrokkene kon mede vanwege de brandstichting niet langer in de [organisatie 3] verblijven. Er is toen al gesproken over omzetting naar tbs met dwangverpleging, maar er werd afgesproken om een derde behandelpoging te proberen, binnen een kliniek met een hoger beveiligingsniveau.
Op 27 juni 2024 kon betrokkene worden opgenomen in de [organisatie 4] in [plaats 3] . Hij is gestart op de [afdeling 1] en kon op 24 juli 2024 worden overgeplaatst naar de behandelafdeling [afdeling 2] . Gedurende het verblijf op [afdeling 2] is er geen samenwerking tot stand gekomen. Er zijn aanwijzingen voor het persisteren van het psychotische toestandsbeeld vanuit de sociotherapie. Op 26 augustus 2024 heeft betrokkene een officiële waarschuwing gekregen vanwege dreigend gedrag en grensoverschrijdend gedrag richting een sociotherapeut. Betrokkene wilde gedurende zijn verblijf in de kliniek niet met de behandelaars in gesprek gaan over de vermoedens van psychotische klachten. Verder bestaat er bij de kliniek onduidelijkheid over de medicatie en de inname daarvan door betrokkene. Hoewel de dosering van zijn medicatie werd verhoogd, bleven de waardes van die medicatie in zijn bloedspiegel laag, waardoor het vermoeden ontstond dat hij zijn medicatie niet innam. Nadien weigerde betrokkene controles met betrekking tot de medicatie door middel van bloedspiegels en mondcontroles. Op 30 augustus 2024 heeft betrokkene aangegeven dat hij de medicatie waarschijnlijk geheel gaat weigeren en dat hij overweegt om de behandeling geheel te weigeren. Vervolgens zijn er opnieuw incidenten geweest die zorgden voor een gevoel van onveiligheid binnen de [organisatie 4] . Dit heeft ertoe geleid dat de [organisatie 4] de behandeling op 2 september 2024 heeft stopgezet. De [organisatie 4] spreekt in de afsluitbrief over een onvoldoende behandeld psychotisch toestandsbeeld door weigering van medicatie en controles daarop door betrokkene, waardoor de aanwezige risico’s op recidive blijven bestaan en ingeschat worden als hoog, ook indien betrokkene in een hoger beveiligingsniveau zorg krijgt.
Advies tot omzetting naar tbs met dwangverpleging
Ter terechtzitting heeft de deskundige uiteengezet dat de behandeling van betrokkene ook in de [organisatie 4] niet van de grond is gekomen. Dit komt onder meer voort uit het weigeren van controles ten aanzien van het innemen van de medicatie. Betrokkene is eerder onbetrouwbaar gebleken ten aanzien van het innemen van zijn medicatie. Daarnaast geeft betrokkene geen openheid en houdt hij gesprekken af, waardoor de kliniek onvoldoende zicht krijgt op zijn binnenwereld. Er zijn nu drie behandelpogingen gedaan en een vierde behandelpoging zou slechts een herhaling van zetten zijn. De deskundige verwacht geen verandering bij betrokkene met een behandeling binnen hetzelfde kader, vanwege de houding van betrokkene. Het recidiverisico wordt op dit moment nog steeds ingeschat als hoog. Binnen de tbs met voorwaarden zijn onvoldoende mogelijkheden voor het inzetten van dwangmedicatie. Een depot acht de deskundige geen reële oplossing omdat veroordeelde daarvoor eerst goed op de medicatie moet zijn ingesteld, hetgeen op dit moment niet het geval is. Omdat behandeling van betrokkene binnen het kader van de tbs met voorwaarden niet haalbaar wordt geacht, wordt geadviseerd de tbs met voorwaarden om te zetten in een tbs met verpleging van overheidswege.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting zijn vordering strekkende tot het alsnog verplegen van overheidswege van betrokkene gehandhaafd. Daartoe heeft hij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de bereidheid die betrokkene ten tijde van de oplegging van de maatregel van tbs met voorwaarden toonde, op dit moment niet (meer) aanwezig lijkt te zijn. Daardoor komt de behandeling van betrokkene niet van de grond. Tbs met dwangverpleging is nu noodzakelijk geworden om het recidiverisico te beperken.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit de vordering van de officier van justitie tot omzetting naar tbs met dwangverpleging af te wijzen, omdat de situatie niet zo is dat er geen andere mogelijkheden meer zijn. De tbs met dwangverpleging moet immers als een ultimum remedium worden beschouwd. Het probleem van betrokkene is gelegen in zijn medicatie inname. Dat kan worden opgelost door betrokkene zijn medicatie in de vorm van een depot te geven. Het idee van samenwerking is tijdelijk verstoord, maar met de juiste medicatie kan de verstoring in het geestesvermogen worden opgelost, waarna samenwerking met een behandelteam weer mogelijk is.

6.Het oordeel van de rechtbank

Artikel 6:6:10, eerste lid, aanhef en onder e, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de rechtbank, indien de terbeschikkinggestelde een gestelde voorwaarde niet heeft nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist, gedurende de looptijd van de terbeschikkingstelling bevoegd is te beslissen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Uit het hiervoor weergegeven standpunt van de reclassering is gebleken dat betrokkene de voor hem gestelde voorwaarden heeft overtreden. Betrokkene is niet betrouwbaar gebleken bij de inname van medicatie, heeft controles op die inname geweigerd, geeft onvoldoende openheid aan zijn behandelaars en heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere agressie-incidenten. Drie verschillende klinieken hebben de behandeling van betrokkene stopgezet omdat hij niet te handhaven bleek. De droevige conclusie luidt dat de behandeling van betrokkene, ondanks dat hij inmiddels meer dan drie jaar ter beschikking is gesteld en in drie verschillende klinieken heeft verbleven, niet van de grond is gekomen. Uit het advies van de reclassering volgt verder dat het huidige juridische kader van een tbs met voorwaarden onvoldoende garanties biedt voor de veiligheid van anderen. De rechtbank is met de officier van justitie en de reclassering van oordeel dat een vierde behandelpoging in een soortgelijk kader naar verwachting hierin geen verandering teweeg zal brengen. Daardoor blijft het hoge recidiverisico bestaan. De enige resterende mogelijkheid ter inperking van het recidiverisico, is omzetting van de tbs met voorwaarden naar een tbs met dwangverpleging.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie toewijzen en bevelen dat betrokkene alsnog van overheidswege dient te worden verpleegd.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De beslissing berust op artikel 6:6:10, eerste lid, aanhef en onder e, van het Wetboek van Strafvordering.

8.De beslissing

De rechtbank:
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
[betrokkene]alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Deze beslissing is genomen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mr. J.P. Verboom en mr. T.M. Sanders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2024.
Mr. T.M. Sanders is buiten staat deze beslissing te ondertekenen.