In deze zaak heeft de moeder op 17 november 2023 een verzoekschrift ingediend tot vernietiging van de erkenning van haar kind, [minderjarige], door de man. De moeder stelt dat de man niet de biologische vader is, maar dat de heer [C] dat is. De rechtbank heeft op 12 januari 2024 mr. K.G.I.M. Schröder benoemd als bijzondere curator voor [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2024 waren de man, de bijzondere curator, en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de GI aanwezig. De moeder was niet verschenen, omdat haar advocaat zich had onttrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de man het erover eens zijn dat de man niet de biologische vader is. De moeder heeft verklaard dat zij de erkenning door de man heeft laten plaatsvinden uit angst voor de biologische vader, die huiselijk geweld heeft gepleegd. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van [minderjarige] is om de juridische werkelijkheid in overeenstemming te brengen met de biologische en sociale werkelijkheid. Daarom heeft de rechtbank de erkenning van de man vernietigd. De verzoeken van de moeder om het eenhoofdig gezag en de wijziging van de geslachtsnaam zijn afgewezen, omdat deze verzoeken geen belang meer hebben na de vernietiging van de erkenning. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren afgewezen, omdat de ambtenaar van de burgerlijke stand de geboorteakte pas kan aanpassen wanneer de beslissing onherroepelijk is. De beslissing is genomen door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in samenwerking met mr. H.E. Broersma, griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 oktober 2024.