ECLI:NL:RBMNE:2024:5835

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
24/5945 UTR
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser, een inwoner van [woonplaats], en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als verweerder. Eiser had op 24 juni 2024 een verzoek om informatie ingediend op basis van de Wet open overheid (Woo). Verweerder had de wettelijke beslistermijn van vier weken overschreden en eiser heeft op 16 september 2024 beroep ingesteld omdat er geen tijdig besluit was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn inderdaad was overschreden en dat eiser verweerder op 22 augustus 2024 in gebreke had gesteld. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om uiterlijk op 31 oktober 2024 alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 187,- aan eiser. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en de beslissing is in aanwezigheid van de griffier gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5945

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.S. Bogtstra).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld op 16 september 2024 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn verzoek ingediend op 24 juni 2024. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op het verzoek. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo. Op 17 juli 2024 heeft verweerder de beslistermijn verdaagd met twee weken op grond van artikel 4.4, tweede lid, van de Woo. Verweerder had dus, naar eigen zeggen, uiterlijk op 5 augustus 2024 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 22 augustus 2024 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken. Eiser heeft op 16 september 2024 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, derde lid, Awb).
5. Verweerder heeft in het verweerschrift van 27 september 2024 aangegeven uiterlijk 31 oktober 2024 alsnog een besluit te kunnen nemen. Deze termijn is nodig omdat verweerder een zienswijzeverzoek in de Staatscourant heeft gepubliceerd, waarop tot 27 september 2024 gereageerd kon worden. Verweerder verwacht, gelet op een eerder soortgelijke zienswijzeverzoek, vele reacties. De verwerking van deze reacties in het besluit zal een aantal weken in beslag nemen, vandaar de verzochte langere termijn. De rechtbank ziet in de geschetste gang van zaken aanleiding af te wijken van de standaardtermijn en stelt de beslistermijn vast op 31 oktober 2024.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op uiterlijk 31 oktober 2024 alsnog een besluit bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- dat eiser heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
8 oktober 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.