In deze zaak heeft de gemeente Utrecht, vertegenwoordigd door gemachtigde M.J.A. van den Bogaart, beroep ingesteld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door gemachtigde S.N. Westmaas-Kanhai. Het beroep betreft de niet tijdige beslissing van verweerder op het verzoek van eiseres om herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een werknemer, ingediend op 5 juli 2023. Verweerder heeft op 22 augustus 2024 een verweerschrift ingediend, waarin hij erkent dat de beslissing te laat is genomen. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft de procedure verder schriftelijk afgehandeld.
De rechtbank overweegt dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een bestuursorgaan verplicht is om binnen een bepaalde termijn op een aanvraag of bezwaarschrift te beslissen. Eiseres heeft verweerder op 14 maart 2024 een ingebrekestelling gestuurd, maar verweerder heeft tot op heden geen beslissing genomen. De rechtbank stelt vast dat verweerder door een tekort aan artsen niet in staat is om tijdig te beslissen, maar ziet aanleiding om de beslistermijn te verlengen naar vier weken na de uitspraak.
De rechtbank heeft bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is het beroep gegrond verklaard, en moet verweerder de proceskosten van eiseres vergoeden, die zijn vastgesteld op € 218,75. Ook moet verweerder het griffierecht van € 371,- aan eiseres terugbetalen. De uitspraak is gedaan op 10 oktober 2024 door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier C.A.A.W. van der Heijden.