ECLI:NL:RBMNE:2024:5833

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
24/5391 UTR
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om herbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de gemeente Utrecht, vertegenwoordigd door gemachtigde M.J.A. van den Bogaart, beroep ingesteld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door gemachtigde S.N. Westmaas-Kanhai. Het beroep betreft de niet tijdige beslissing van verweerder op het verzoek van eiseres om herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een werknemer, ingediend op 5 juli 2023. Verweerder heeft op 22 augustus 2024 een verweerschrift ingediend, waarin hij erkent dat de beslissing te laat is genomen. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft de procedure verder schriftelijk afgehandeld.

De rechtbank overweegt dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een bestuursorgaan verplicht is om binnen een bepaalde termijn op een aanvraag of bezwaarschrift te beslissen. Eiseres heeft verweerder op 14 maart 2024 een ingebrekestelling gestuurd, maar verweerder heeft tot op heden geen beslissing genomen. De rechtbank stelt vast dat verweerder door een tekort aan artsen niet in staat is om tijdig te beslissen, maar ziet aanleiding om de beslistermijn te verlengen naar vier weken na de uitspraak.

De rechtbank heeft bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is het beroep gegrond verklaard, en moet verweerder de proceskosten van eiseres vergoeden, die zijn vastgesteld op € 218,75. Ook moet verweerder het griffierecht van € 371,- aan eiseres terugbetalen. De uitspraak is gedaan op 10 oktober 2024 door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier C.A.A.W. van der Heijden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5391

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2024 in de zaak tussen

de gemeente Utrecht, te Utrecht, eiseres,

(gemachtigde: M.J.A. van den Bogaart),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 5 juli 2023 om herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een werknemer op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Verweerder heeft op 22 augustus 2024 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Niet in geschil is dat verweerder te laat is met het nemen van een beslissing op het verzoek om herbeoordeling van eiseres. Dat geeft verweerder ook toe in zijn verweerschrift van 22 augustus 2024. De rechtbank stelt vast dat verweerder de ingebrekestelling op 14 maart 2024 heeft ontvangen en sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder geeft op 22 augustus 2024 in het verweerschrift aan dat zij tot op heden niet in staat zijn om een beslissing af te geven, omdat een tekort aan artsen leidt tot een flinke vertraging in de afhandeling van verzoeken om herbeoordeling. De rechtbank ziet hierin aanleiding om, gezien deze omstandigheid, de beslistermijn vast te stellen op vier weken. Dit betekent dat verweerder binnen vier weken na het verzenden van deze uitspraak een beslissing moet nemen.
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
6. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
7. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht en onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 4 september 2023 [1] als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,25. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,25). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 218,75.
8. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 371,- aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2024.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.