4.3Het oordeel van de rechtbank
De gebeurtenissen op 27 oktober 2021
Op 27 oktober 2021 om 23:35 uur heeft verdachte het noodnummer 112 gebeld. Verdachte vertelde de centralist dat zijn baby [zoon] halverwege zijn flesje heel hard had gekrijst en vervolgens was gestopt met ademen en slap werd. Verdachte heeft de centralist toen niet verteld dat hij [zoon] had geschud en later op de grond had laten vallen toen hij hem op zijn rug probeerde te kloppen. Verdachte heeft [zoon] op advies van de centralist vervolgens opnieuw op zijn ruggetje geklopt. [zoon] zou volgens verdachte weer gestopt zijn met ademen, liep blauw aan en werd weer slap. Verdachte heeft daarna mond-op-mond beademing bij zijn zoontje toegepast totdat de ambulance kwam die [zoon] naar het [ziekenhuis 1] heeft gebracht. Kort daarna is [zoon] overgebracht naar het [ziekenhuis 2] .
De bevindingen van de deskundigen
In het [ziekenhuis 2] wordt door de artsen bij [zoon] een bloeding direct onder het hersenvlies (“subduraal”) en een bloeding op het niveau van de bloedvaten van het hoofd aangetroffen. In beide ogen werden vele netvliesbloedingen aangetroffen. Ook werden er bloedingen in het glasvocht geconstateerd. De vertrouwensarts van Veilig Thuis heeft aangegeven dat het aantreffen van dit letsel tot een hoge verdenking van toegebracht letsel leidt.
Het Nederland Forensisch Instituut (NFI) heeft op 30 juni 2023 een rapport uitgebracht, opgemaakt door H.C. Terlingen, kinderarts. Deze deskundige heeft onderzocht welke vormen van letsel [zoon] precies had, hoe en wanneer die letsels zouden kunnen zijn ontstaan en of sprake is van
toegebrachtletsel of
accidenteelletsel. De deskundige heeft geconcludeerd dat [zoon] vanaf 27 oktober 2021 de volgende letsels/afwijkingen had:
-Uitingen van hersenfunctiestoornissen;
-Bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies over de bolling van de
hersenen;
-Bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies bij het ruggenmerg;
-Uitgebreide netvliesbloedingen en bloeding voor het netvlies in tenminste 1
oog.
Vervolgens heeft de deskundige geconcludeerd dat deze letsels niet ontstaan kunnen zijn bij de geboorte van [zoon] en ook niet het gevolg zijn van een onderliggende medische afwijking. Zij moeten het gevolg zijn geweest van een krachtsinwerking. Daarbij acht de deskundige het, alle letsels in onderlinge samenhang bezien,
waarschijnlijkerdat die het gevolg zijn van
toegebrachtletsel dan van
accidenteelletsel. Bovendien acht de deskundige het
veel waarschijnlijkerdat de letsels het gevolg zijn van een forse krachtsinwerking dan het gevolg van een val van geringe hoogte als door verdachte omschreven. Niet kan echter worden uitgesloten dat de val van de arm van verdachte wel heeft bijgedragen aan de toename van de letsels. De deskundige dateert het ontstaan van de letsels op die 27 oktober 2021, rond 23:30 uur. Zij waren potentieel dodelijk.
Ten slotte heeft de deskundige onderzocht of sprake kan zijn geweest van een ALTE (“apparent life threatening event”): een plotseling optredende ogenschijnlijk levensbedreigende situatie bij een tevoren gezond kind. Uit onderzoek uit 2003 volgt dat een ALTE voorkomt bij 0,58 van 1000 kinderen. De oorzaken van die ALTE zijn bij ongeveer de helft van die kinderen terug te vinden. De deskundige heeft geconcludeerd dat de medische situatie van [zoon] niet onder de noemer ALTE kan worden gebracht. Daarvoor, zo begrijpt de rechtbank, duurde het letsel te lang. Een ALTE zou kortdurend moeten zijn, terwijl [zoon] na 27 oktober 2021 wekenlang een afwijkend beeld bleef vertonen.
De (geloofwaardigheid van de) verklaring van verdachte
Bij de politie heeft verdachte op 9 december 2021 verklaard dat hij [zoon] om 23:00 uur een flesje gaf. Hij wilde [zoon] laten boeren. Nadat [zoon] kort krijste, stopte hij met ademen. Verdachte raakte in paniek en heeft [zoon] toen geschud. Hij kon niet terughalen hoe lang en hoe hard hij heeft geschud. Hij dacht dat [zoon] dood ging in zijn armen. Om zijn luchtwegen vrij te maken is verdachte met [zoon] gaan lopen en heeft hij hem op zijn onderarm gelegd. Daarbij is [zoon] van zijn arm gegleden en met zijn hoofd op de grond gevallen. Na dit moment heeft hij het noodnummer 112 gebeld. Dit scenario heeft verdachte ter terechtzitting herhaald.
Verdachte heeft dus bekend [zoon] te hebben geschud, wat in lijn is met de bevindingen van de deskundige. Verdachte heeft evenwel verklaard in paniek te hebben gehandeld toen [zoon] niet ademde en slap werd. Ter zitting heeft verdachte verduidelijkt dat toen mogelijk sprake was van een ALTE bij [zoon] ¸
waarnaverdachte hem in paniek heeft geschud. Verdachte was er dus niet op uit [zoon] schade toe te brengen; hij probeerde juist zijn leven te redden.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte voldoende geloofwaardig en aannemelijk. De rechtbank heeft daarvoor de volgende redenen.
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier geen omstandigheden zijn gebleken die aanleiding kunnen geven voor het vermoeden dat verdachte [zoon] schade toe zou hebben willen brengen. Verdachte wordt door zijn omgeving getypeerd als een lieve man en een goede vader voor zijn twee zoontjes. Hij had de dag van het schudden gewoon gewerkt en [zoon] was die avond niet bijzonder huilerig geweest. De rechtbank heeft dus geen aanleiding om aan te nemen dat verdachte die avond mogelijk gefrustreerd is geraakt door bijvoorbeeld het vele huilen van [zoon] . De Pro Justitia-rapportage die over verdachte is opgesteld maakt geen melding van stoornissen of andere risicofactoren die gewelddadig gedrag van verdachte richting [zoon] zouden kunnen verklaren. De rapporteurs zien in verdachte geen agressieve of impulsieve man.
Desondanks heeft hij [zoon] geschud. Als aanleiding daarvoor heeft verdachte gewezen op een mogelijke ALTE bij [zoon] . De officier van justitie heeft uit het rapport van het NFI afgeleid dat van een ALTE geen sprake kan zijn geweest. Het NFI heeft namelijk geconcludeerd dat het gedurende langere tijd niet adequaat ademen, zoals anamnestisch werd verteld, het slap zijn en niet reageren en het verdere beloop (met aanhoudend wisselend bewustzijn, epileptische aanvallen, netvliesbloedingen en bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies) niet past bij een ‘verslikincident’.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het NFI niet heeft onderzocht of in dit geval een ALTE – in de vorm van een verslikincident, waarbij [zoon] gestopt is met ademen en slap is geworden – vooraf kan zijn gegaan aan het schudden en het op de grond laten vallen van [zoon] . Het NFI heeft slechts geconcludeerd dat het totale medische beeld van [zoon] niet onder de noemer ALTE kan worden gebracht, maar niet dat zich in het geheel geen ALTE kan hebben voorgedaan. Dit maakt de verklaring van verdachte over de gebeurtenissen niet op voorhand ongeloofwaardig en naar het oordeel van de rechtbank is niet uit te sluiten dat er die avond inderdaad sprake is geweest van een ALTE. Enige steun daarvoor is te vinden in de verklaring van verdachte dat [zoon] gedrag op 27 oktober 2021 anders dan anders was. Zo reageerde [zoon] die dag anders op licht. De partner van verdachte, de moeder van [zoon] , heeft bevestigd dat [zoon] die dag niet in zijn normale doen was: hij was misselijk, wilde niet liggen, was lichtschuw en lachte die dag helemaal niet. Ook was [zoon] al enige tijd bekend met voedingsproblemen, spugen en mogelijke reflux, waarbij reflux door de deskundige wordt genoemd als een van de meest voorkomende oorzaken van een ALTE. Bovendien weegt de rechtbank mee dat uit het rapport van het NFI volgt dat slechts in de helft van de gevallen een medische oorzaak voor een zich voorgedane ALTE kan worden gevonden.
De officier van justitie heeft er voorts op gewezen dat uit de rapportage van het NFI zou volgen dat verdachte [zoon] dusdanig hard en dusdanig lang – minimaal 5 seconden – moet hebben geschud, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte moet hebben geweten dat hij [zoon] daarmee ernstige schade toebracht. Het NFI heeft evenwel niet vastgesteld dat verdachte [zoon] in dit geval zo hard en zo lang moet hebben geschud. Het NFI heeft de mogelijkheid niet uitgesloten dat het door het schudden toegebrachte letsel is verergerd door de door de verdachte omschreven val van [zoon] . In dat geval zou – zo begrijpt de rechtbank – het initiële schudden minder grof kunnen zijn geweest dan het huidige letsel zou doen vermoeden.
Op grond van het voorgaande is de conclusie van de rechtbank dat niet kan worden uitgesloten dat zich inderdaad een ALTE heeft voorgedaan bij [zoon]
waarnaverdachte hem heeft geschud in een poging hem weer bij zinnen te brengen.
Geen opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel
Om te komen tot een bewezenverklaring van het primair of subsidiair tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewijs vereist dat verdachte opzet had, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het doden van dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [zoon] .
Dat verdachte [zoon] willens en wetens heeft willen doden dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen (vol opzet) valt op grond van de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vast te stellen. De vervolgvraag is dan of verdachte hierop wel voorwaardelijk opzet heeft gehad. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg, in dit geval de dood of zwaar lichamelijk letsel, zal intreden.
De rechtbank heeft zoals hierboven beschreven geen aanleiding gezien te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de verklaring van verdachte. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het handelen van verdachte, hoe schadelijk voor [zoon] ook, erop was gericht [zoon] weer bij zinnen te brengen en, in de ogen van verdachte, zijn leven te redden. Onder die omstandigheden kan niet geoordeeld worden dat verdachte
bewustde aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [zoon] zou doden of zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen; hij beoogde dat juist te voorkomen.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en zal de rechtbank verdachte vrijspreken.