ECLI:NL:RBMNE:2024:5830

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
24/3379 UTR
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag herbeoordeling kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres heeft op 28 juli 2023 een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst niet in gebreke is gebleven, omdat de beslistermijn op 28 januari 2024 eindigde en deze met zes maanden is verlengd. De ingebrekestelling van eiseres is ontvangen door de Belastingdienst op 16 april 2024, wat voor het einde van de beslistermijn was. Eiseres betwist de ontvangst van de verlengingsbrief, maar de rechtbank oordeelt dat het aannemelijk is dat deze is ontvangen. De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst tijdig heeft beslist en dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is. De rechtbank wijst ook op het ontbreken van aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 19 september 2024 en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3379

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. R. Grijpstra),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,

(gemachtigde: mr. [gemachtigde]).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 28 juli 2023 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Op 21 mei 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Gemachtigde van eiseres heeft een reactie gegeven op het verweerschrift.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
3. In het verweerschrift stelt verweerder dat geen sprake is van niet tijdig beslissen ten tijde van de ingebrekestelling. Eiser heeft zich op 28 juli 2023 aangemeld voor de integrale herbeoordeling. Bij brief van 7 augustus 2023 heeft verweerder de ontvangst van deze aanmelding bevestigd. De beslistermijn eindigde op 28 januari 2024 en is door verweerder bij brief van 10 januari 2024 verlengd met zes maanden. Verweerder had dus nog tot 28 juli 2024 de tijd om een beslissing te nemen. De ingebrekestelling is door verweerder ontvangen op 16 april 2024, dat is voor het einde van de beslistermijn.
4. In reactie op het verweerschrift stelt gemachtigde van eiseres dat de brief waarin de beslistermijn met zes maanden wordt verlengd, daterend van 10 januari 2024, nooit door haar is ontvangen. In reactie hierop stelt verweerder bij brief van 19 augustus 2024 hierop dat uit het Toeslagen Verstrekking Systeem (waarvan een afschrift wordt verstrekt) blijkt dat de verdagingsbeschikking op 2 januari 2024 aan eiseres is verzonden. Aangezien eiseres gewoonlijk haar post ontvangt, is het niet aannemelijk dat zij deze beschikking niet zou hebben ontvangen.
5. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande afdoende dat verweerder de beslistermijn tijdig heeft verlengd en dit bekend heeft gemaakt en dat hij op 26 april 2024 (de datum waarop het beroep werd ingesteld) nog niet te laat was met beslissen en dus niet in gebreke was. De ingebrekestelling is daarom niet geldig. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen is daarom niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2024.
De griffier is verhinderd deze uitspraak te
ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.