ECLI:NL:RBMNE:2024:5819

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
24/1647
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging

Op 9 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen [A], veronderstellenderwijs namens [eiseres], en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Het beroep van [A] was gericht tegen een uitspraak op bezwaar van 7 juni 2023. De rechtbank heeft besloten partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift pas op 7 maart 2024 is ingediend, terwijl [A] stelde dat hij dit op 16 juni 2023 had gedaan. De rechtbank heeft [A] verzocht om een verzendbewijs van het beroepschrift, maar hierop is geen reactie ontvangen.

De rechtbank heeft verder overwogen dat op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de Algemene wet inzake rijksbelastingen alleen de belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd, beroep kan instellen. In dit geval is de belastingaanslag opgelegd aan [eiseres], en [A] heeft geen machtiging overgelegd waaruit blijkt dat hij namens [eiseres] beroep mag instellen. Ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om een machtiging te overleggen, heeft [A] aangegeven uit principiële gronden geen machtiging te willen overleggen. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of [A] bevoegd was om namens [eiseres] beroep in te stellen.

Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1647

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 oktober 2024 in de zaak tussen

[A], veronderstellenderwijs namens [eiseres], te [woonplaats],

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,verweerder,
(gemachtigde: mr. K.L. Vos).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat [A] heeft ingediend tegen een uitspraak op bezwaar van 7 juni 2023.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Indiening beroepschrift
2. [A] stelt dat hij op 16 juni 2023 een beroepschrift tegen de aanslag van 2023 van verweerder met het aanslagbiljetnummer [aanslagbiljetnummer] bij de rechtbank heeft ingediend. De rechtbank is niet bekend met dit beroepschrift, reden waarom zij [A] op 21 mei 2024 via het digitale systeem heeft verzocht om uiterlijk op 18 juni 2024 een verzendbewijs te sturen van het beroepschrift van 16 juni 2023. De rechtbank heeft geen reactie ontvangen op bovenstaand verzoek. Daarom stelt de rechtbank de indiening van het beroepschrift vast op 7 maart 2024.
Overleggen machtiging
3. Voorts kan op grond van artikel 30 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet Woz) en artikel 26a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awir), voor zover hier relevant, alleen beroep worden ingesteld door de belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd. Op grond van het tweede lid van artikel 26a van de Awir kan daarnaast ook beroep worden ingesteld door degene van wie inkomens- of vermogensbestanddelen zijn begrepen in het voorwerp van de belasting waarop de belastingaanslag of de voor bezwaar vatbare beschikking betrekking heeft.
4. De belastingaanslag is opgelegd aan [eiseres]. [A] stelt dat hij als gemachtigde namens haar optreedt. Bij het beroepschrift is geen machtiging gevoegd waaruit blijkt dat [A] namens [eiseres] beroep mag instellen. De rechtbank heeft hem daarom op 23 april 2024 een brief gestuurd via het digitale systeem, waarin staat dat hij uiterlijk 21 mei 2024 een machtiging moet overleggen. Op 29 juli 2024 heeft de rechtbank hem nogmaals een brief gestuurd via het digitale systeem. Hierin is hem de mogelijkheid gegeven om uiterlijk 26 augustus 2024 een machtiging over te leggen.
5. [A] heeft op bovenstaande verzoeken van de rechtbank gereageerd bij brieven van
1 mei 2024 en 31 juli 2024. In deze brieven heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven uit principiële gronden geen machtiging te willen overleggen.
6. De rechtbank kan gelet op het voorgaande dus niet vaststellen of [A] bevoegd is om namens [eiseres] beroep in te stellen. Omdat de rechtbank dat niet kan vaststellen, verklaart zij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
A.C. van de Biesebos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
9 oktober 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.