Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
2.Waar deze procedure over gaat
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en een vader over de toevertrouwing van hun twee minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.M.A. Bahadori-Al Dulaimi, had verzocht om de kinderen aan haar toe te vertrouwen, terwijl de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van Andel, zich hiertegen verzette. De kinderen wonen feitelijk bij de moeder en de partijen hadden voorafgaand aan de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over een omgangsregeling, waarbij de kinderen iedere zaterdag bij de vader verblijven.
De voorzieningenrechter heeft de vordering tot toevertrouwing afgewezen, omdat de moeder alleen het gezag over de kinderen heeft. De vader heeft geen gezag, aangezien er geen bewijs is dat er ooit gezamenlijk gezag is ontstaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de kinderen volgens de wet de woonplaats van de ouder met gezag volgen, in dit geval de moeder. De vader heeft de kinderen niet erkend en er is geen bewijs dat hij ooit samen met de moeder het gezag heeft aangevraagd.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter partijen veroordeeld tot nakoming van de afgesproken omgangsregeling en beslist dat ieder de eigen proceskosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Deze uitspraak benadrukt het belang van gezag en de juridische status van ouders in familierechtelijke zaken.