ECLI:NL:RBMNE:2024:5802

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
11210466 \ UE VERZ 24-198
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pro forma ontbindingsbeschikking wegens een verstoorde arbeidsverhouding

Op 9 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak tussen de stichting [verzoeker] en [verweerder]. De zaak betreft een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder] door [verzoeker] op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er tussen partijen een verschil van inzicht is ontstaan over de uitvoering van de taken van [verweerder], wat heeft geleid tot een onwerkbare situatie. Ondanks pogingen van beide partijen om tot een oplossing te komen, is dit niet gelukt. De kantonrechter heeft geconstateerd dat herplaatsing van [verweerder] in een andere functie niet mogelijk is en dat de verstoring van de arbeidsverhouding zodanig is dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet redelijk is. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingewilligd en bepaald dat deze per 1 februari 2025 eindigt. Tevens is [verzoeker] veroordeeld tot betaling van een beëindigingsvergoeding van € 7.500,-- aan [verweerder], ter compensatie van kosten voor rechtsbijstand, binnen 14 dagen na ontvangst van een correcte factuur. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 11210466 UE VERZ 24-198 MS/1270
Beschikking van 9 oktober 2024
inzake
de stichting
[verzoeker],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verzoeker] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. A. Klaassen,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verweerder] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. B.C. Doolaard.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift met producties ingediend en [verweerder] een verweerschrift met een voorwaardelijk tegenverzoek en producties.
1.2.
Op 25 september 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar namens [verzoeker] zijn verschenen de heer [A] , manager P&O servicecentrum bij [verzoeker] , mevrouw [B] , directeur HR bij [verzoeker] , en mr. A. Klaassen, gemachtigde van [verzoeker] . De heer [verweerder] is verschenen met zijn gemachtigde mr. B.C. Doolaard. Partijen hebben hun standpunten aan de hand van pleitaantekeningen toegelicht en hebben op elkaar kunnen reageren. Zij hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat in deze zaak uitspraak wordt gedaan.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
[verweerder] is sinds 14 oktober 2019 in dienst van [verzoeker] .
2.2.
[verzoeker] verzoekt op grond van het bepaalde in artikel 7:671b en 7:669 lid 3 sub g van het Burgerlijk Wetboek (BW) om ontbinding van de arbeidsovereenkomst van partijen. [verzoeker] voert daartoe aan dat tussen partijen verschil van inzicht is ontstaan over de wijze waarop [verweerder] invulling dient te geven aan de door hem uit te voeren taken. Ondanks inspanningen van partijen is het niet gelukt om het verschil van inzicht te overbruggen en in overleg tot een aanvaardbare oplossing te komen. Hiervan kan geen van partijen een verwijt worden gemaakt. Herplaatsing in een andere passende functie is, ook met behulp van scholing, niet mogelijk gebleken. De arbeidsverhouding is zodanig verstoord geraakt dat van [verzoeker] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te laten voortduren.
2.3.
[verweerder] betwist niet wat [verzoeker] aan het verzoek ten grondslag heeft gelegd. Hij benadrukt dat hij zich steeds naar behoren voor zijn werk heeft ingezet en dat hem van de ontstane situatie geen verwijt treft. Hij heeft in zijn voorwaardelijk tegenverzoek verzocht om toekenning van een aantal vergoedingen.

3.De beoordeling

3.1.
Uitgangspunt bij de beoordeling van het verzoek van [verzoeker] is dat de werkgever op grond van het bepaalde in artikel 7:671b BW de kantonrechter kan verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van een redelijke grond als vermeld in lid 1 van dat artikel. De kantonrechter dient die redelijke grond te onderzoeken op grond van artikel 7:671b lid 2 BW. De kantonrechter heeft geconstateerd dat partijen het eens zijn dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, dat de verstoring zodanig is dat van [verzoeker] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te laten voortduren, dat geen van de partijen hiervan een verwijt treft en dat er geen herplaatsing van [verweerder] in een andere passende functie binnen een redelijke termijn mogelijk is.
3.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:671b lid 2 BW is voorts onderzocht of een opzegverbod ingevolge artikel 7:670 BW of enig ander opzegverbod geldt. Dat is niet het geval.
3.3.
Op grond van hetgeen over en weer is aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van een redelijke grond voor opzegging, en daarmee voor ontbinding, van de arbeidsovereenkomst van partijen. Het verzoek wordt daarom ingewilligd.
3.4.
Partijen hebben de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 februari 2025. Nu deze datum niet vroeger ligt dan de wettelijk voorgeschreven datum is er geen bezwaar tegen toekenning van dit deel van het verzoek.
3.5.
Partijen zijn het erover eens dat [verweerder] aanspraak heeft op een beëindigingsvergoeding in de vorm van een budget van € 7.500,-- inclusief btw ter compensatie van kosten rechtsbijstand. Hierin is de wettelijke transitievergoeding begrepen. Dit budget wordt door [verzoeker] betaalbaar gesteld binnen 14 dagen na ontvangst van een daartoe strekkende correcte factuur van de gemachtigde van [verweerder] . [verzoeker] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding.
3.6.
De proceskosten worden gecompenseerd.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen;
4.2.
bepaalt het einde van de arbeidsovereenkomst op 1 februari 2025;
4.3.
veroordeelt [verzoeker] om aan [verweerder] een beëindigingsvergoeding toe te kennen in de vorm van een budget van € 7.500,-- inclusief btw waarin de wettelijke transitievergoeding is begrepen, ter compensatie van kosten rechtsbijstand. Dit budget wordt betaalbaar gesteld binnen 14 dagen na ontvangst van een daartoe strekkende correcte factuur van de gemachtigde van [verweerder] ;
4.4.
wijst het meer of anders verzochte af;
4.5.
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.