ECLI:NL:RBMNE:2024:5797

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
10691013 \ UC EXPL 23-5969
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van eigen bijdrage zorg door gedaagde aan CAK

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de eisende partij het CAK, een overheidsinstelling die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Wet langdurige zorg. De gedaagde, die moeite heeft met lezen en spreken, ontvangt zorg waarvoor hij een eigen bijdrage moet betalen. Het CAK heeft zes facturen gestuurd voor deze eigen bijdrage, maar de gedaagde heeft deze facturen niet betaald. De gedaagde stelt dat hij de facturen al heeft betaald, maar het CAK heeft aangegeven dat deze betalingen zijn afgeboekt op oudere openstaande facturen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde de facturen moet betalen, omdat het CAK de betalingen correct heeft afgeboekt volgens de wet. De gedaagde kan geen beroep doen op verrekening van kosten die hij heeft gemaakt om zijn administratie te controleren, omdat hij geen bewijs heeft overgelegd van deze kosten. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van € 119,56, inclusief wettelijke rente en proceskosten van € 358,49. Het vonnis is uitgesproken op 12 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10691013 \ UC EXPL 23-5969 CMR/51145
Vonnis van 12 juni 2024
in de zaak van
de overheidsinstelling
HET PUBLIEKRECHTELIJK ZELFSTANDIG BESTUURSORGAAN MET EIGEN RECHTSPERSOONLIJKHEID CAK,
gevestigd in 's-Gravenhage,
eisende partij,
hierna te noemen: CAK,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 augustus 2023;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 6 maart 2024 waar door de gemachtigde van [gedaagde] voor dupliek is gereageerd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Kern van de zaak
2.1.
[gedaagde] kan niet lezen en moeilijk spreken. Hij ontvangt daarvoor bepaalde zorg. Voor deze zorg moet hij op grond van de wet een eigen bijdrage betalen. Deze zaak gaat over zes facturen waarop het CAK de eigen bijdrage van € 19,00 per maand in rekening heeft gebracht. Deze zijn volgens het CAK niet betaald. Het CAK wil dat [gedaagde] de facturen van in totaal € 114,00 alsnog betaalt, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter vindt dat [gedaagde] de facturen moet betalen.
[gedaagde] heeft de facturen niet betaald
2.2.
Het CAK vordert betaling van de facturen van augustus tot en met november 2021 en de facturen van maart en april 2022. Volgens [gedaagde] heeft hij deze facturen al betaald. [gedaagde] heeft betalingsbewijzen overgelegd, maar het CAK heeft uitgelegd dat zij deze betalingen heeft afgeboekt op oudere facturen die op dat moment (ook) nog openstonden.
2.3.
De wet schrijft voor dat een betaling moet worden afgeboekt op de vordering die de schuldenaar bij betaling aanwijst. Wijst de schuldenaar geen vordering bij zijn betaling aan dan geldt dat de betaling in mindering moet worden gebracht op de oudste vordering (artikel 6:43 van het Burgerlijk Wetboek). Voor de betalingen van [gedaagde] geldt dan het volgende:
 Het CAK mocht de betalingen van augustus tot en met november 2021 in mindering brengen op de oudere openstaande facturen uit 2020 en 2021. Omdat [gedaagde] in de omschrijving van deze betalingen het nummer van een al betaalde factuur heeft gezet, was het voor het CAK niet duidelijk welke vordering [gedaagde] hiermee wilde betalen.
 Het CAK mocht de betaling van april 2022 af boeken op de factuur van december 2021. In de omschrijving van de betaling van april 2022 staat zowel bijdrage april 2022 als het factuurnummer van de eigen bijdrage voor december 2021. Voor het CAK was het daardoor niet duidelijk welke vordering [gedaagde] aanwees voor deze betaling. Zij mocht er dus voor kiezen om dit op de oudste van de twee openstaande facturen in mindering te brengen.
 De betaling van maart 2022 had het CAK moeten afboeken op de factuur van maart 2022, en niet op die van juni 2021 zoals zij heeft gedaan. In de omschrijving van de overboeking staat namelijk duidelijk dat het gaat om de bijdrage van maart 2022.
2.4.
Dit betekent dat de facturen van augustus tot en met november 2021 en de factuur van april 2022 niet betaald zijn. Deze moet [gedaagde] alsnog betalen. De factuur van maart 2022 is wel betaald. Maar het CAK heeft in dat geval haar eis gewijzigd. Zij vordert nu in plaats van de factuur van maart 2022, de factuur van juni 2021. Doordat de betaling van maart 2022 bestemd is voor de factuur van maart 2022, is de factuur van juni 2021 niet (langer) betaald. Deze factuur moet [gedaagde] alsnog betalen. [gedaagde] heeft immers in de maand juni 2021 zorg ontvangen, waar hij de eigen bijdrage voor moet betalen.
2.5.
In totaal moet [gedaagde] een bedrag van € 114,00 (zes facturen van € 19,00) aan het CAK betalen.
[gedaagde] kan geen beroep op verrekening doen
2.6.
[gedaagde] stelt dat hij een vordering heeft op het CAK waarmee hij de openstaande facturen mee kan verrekenen. Hij zegt namelijk dat hij kosten heeft moeten maken om uit te zoeken of, en zo ja, welke bedragen nog open stonden bij het CAK.
2.7.
Het beroep op verrekening slaagt niet. [gedaagde] heeft namelijk geen vordering op het CAK. Het CAK hoeft de gestelde kosten niet te vergoeden. Ten eerste omdat het de vrije keuze van [gedaagde] is om iemand in te schakelen die hem helpt bij het uitzoeken van zijn administratie. Ten tweede omdat niet is gebleken dat [gedaagde] daadwerkelijk kosten heeft moeten maken. De persoon die hem heeft geholpen met zijn administratie uit te zoeken met betrekking tot het CAK is zijn buurman. [gedaagde] heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij zijn buurman hiervoor heeft betaald.
Wettelijke rente
2.8.
[gedaagde] moet ook de wettelijke rente (in de zin van artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek) betalen over het verschuldigde bedrag van € 114,00. [gedaagde] heeft de facturen namelijk niet betaald op de datum dat hij dat uiterlijk had moeten doen. Tot de datum van de dagvaarding gaat het om een bedrag van € 5,56.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.9.
Het CAK vordert tot slot een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering wordt afgewezen. De vordering van het CAK is gebaseerd op de wet. Om in dat geval een vergoeding voor de incassokosten te krijgen moet het CAK werkzaamheden hebben verricht die niet zien op de voorbereiding van de procedure. Het CAK heeft opgesomd welke werkzaamheden zij heeft gedaan, maar deze werkzaamheden (dossier aanleggen, brieven en e-mails sturen, bellen en verhaalsmogelijkheden zoeken) vallen onder de voorbereiding van de procedure en de instructie van de zaak. Niet is gebleken dat de brieven een andere inhoud hebben gehad dan een eenvoudige aanmaning.
Conclusie
2.10.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- facturen
114,00
- wettelijke rente
5,56
+
Totaal
119,56
Proceskosten
2.11.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van het CAK worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,49
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
80,00
(2 punten × € 40,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
358,49

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan het CAK te betalen een bedrag van € 119,56, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 114,00, met ingang van 29 augustus 2023, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 358,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek en in het openbaar uitgesproken door mr. O.P. van Tricht op 12 juni 2024.