ECLI:NL:RBMNE:2024:5796

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
10678639 \ AC EXPL 23-1950
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kindregeling toeslagenaffaire en nakoming van een regeling tussen ouders van een minderjarige

In deze zaak heeft [eiseres] [gedaagde] gedagvaard met betrekking tot een geschil over een kindregeling die voortvloeit uit de toeslagenaffaire. [eiseres] heeft het ouderlijk gezag over hun minderjarige zoon, die recht heeft op een bedrag van € 4.000,00 dat door de belastingdienst is overgemaakt naar de bankrekening van [gedaagde]. [eiseres] vordert dat [gedaagde] dit bedrag aan haar betaalt, omdat zij de wettelijk vertegenwoordigster van hun zoon is. De procedure begon met een dagvaarding op 21 augustus 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling die niet doorging omdat partijen een regeling troffen. Later heeft [eiseres] de zaak opnieuw op de rol geplaatst, waarna een mondelinge behandeling op 8 mei 2024 plaatsvond, waarbij [gedaagde] niet aanwezig was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] en [gedaagde] op 13 december 2023 een regeling hebben getroffen, waarbij [gedaagde] het bedrag van € 4.000,00 in termijnen aan [eiseres] zou betalen. Aangezien [gedaagde] deze regeling niet is nagekomen, heeft [eiseres] nakoming gevorderd. De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen, omdat [gedaagde] in verzuim is met de betaling. De kantonrechter heeft ook de proceskosten toegewezen, maar de buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen omdat [eiseres] geen juiste aanmaning heeft gestuurd. De wettelijke rente is toegewezen vanaf de datum dat [gedaagde] in verzuim is geraakt, te weten 30 december 2023.

Het vonnis is uitgesproken door mr. H.A.M. Pinckaers op 5 juni 2024, waarbij [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 4.000,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 10678639 \ AC EXPL 23-1950
Vonnis van 5 juni 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonend in [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. F.J.J. Baars,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 21 augustus 2023 gedagvaard. [gedaagde] heeft daarop gereageerd met een conclusie van antwoord. Er is vervolgens een mondelinge behandeling bepaald, maar deze is niet doorgegaan omdat partijen een regeling hadden getroffen.
1.2.
[eiseres] heeft op 2 februari 2024 gevraagd om de zaak weer op de rol te plaatsen. Er is toen weer een mondelinge behandeling bepaald. De voormalig gemachtigde van [gedaagde] heeft met een brief van 18 maart 2024 laten weten dat zij zich als gemachtigde onttrekt. In die brief staat ook dat die stap en de consequenties daarvan met [gedaagde] zijn besproken. [eiseres] heeft daarna nog een aanvullende productie ingediend.
1.3.
Op 8 mei 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [eiseres] was hier aanwezig met haar gemachtigde. [gedaagde] is niet verschenen.
1.4.
Hierna is bepaald dat er een vonnis komt.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben samen een minderjarige zoon. [eiseres] heeft het ouderlijk gezag over hem.
2.2.
[gedaagde] is een gedupeerde van de toeslagenaffaire. Naar aanleiding van de toeslagenaffaire is voor kinderen van gedupeerden de kindregeling vastgesteld, op grond waarvan zij recht hebben op een geldbedrag. De zoon van [eiseres] en [gedaagde] heeft op grond van deze kindregeling recht op een bedrag van € 4.000,00. De belastingdienst heeft dat bedrag overgemaakt naar de bankrekening van [gedaagde] .
2.3.
[eiseres] wil dat [gedaagde] dit bedrag aan haar betaalt, omdat [eiseres] het ouderlijk gezag heeft over haar zoon en zijn wettelijk vertegenwoordigster is, en niet [gedaagde] . [gedaagde] weigert het bedrag aan haar te betalen. [eiseres] vordert daarom in deze procedure betaling van € 4.000,00, vermeerderd met rente en kosten.
2.4.
In de brief waarmee partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling staat dat de kantonrechter met partijen wil bespreken dat de moeder het gezag heeft over de zoon, dat dit betekent dat de moeder het vermogen van de zoon mag beheren en dat beide partijen mogen toelichten op grond waarvan in dit geval de vader de € 4.000 mag beheren.

3.De beoordeling

3.1.
Aanvankelijk was de grondslag voor de vordering van [eiseres] ongerechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatige daad, maar [eiseres] en [gedaagde] hebben (via hun gemachtigden) op 13 december 2023 een regeling getroffen op grond waarvan [gedaagde] (onder andere) het bedrag van € 4.000,00 aan [eiseres] moet betalen. [gedaagde] is deze regeling niet nagekomen. [eiseres] vraagt nu nakoming van deze regeling.
3.2.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] toe. [eiseres] en [gedaagde] hebben op 13 december 2023 afgesproken dat [gedaagde] € 4.000,00 aan [eiseres] zou betalen in 10 termijnen, vermeerderd met een bedrag van € 774,00 aan (proces)kosten. [gedaagde] heeft zich niet aan deze afspraak gehouden door de eerste termijn niet te betalen. [gedaagde] was niet op de mondelinge behandeling om hier uitleg over te geven en eventueel verweer te voeren. Het staat dus vast dat hij is tekortgeschoten in de nakoming van de regeling. [gedaagde] moet deze afspraak alsnog nakomen. Het bedrag van € 4.000,00 waar de zoon van [eiseres] en [gedaagde] recht op heeft wordt daarom toegewezen.
3.3.
De kantonrechter kan het daarnaast afgesproken bedrag van € 774,00 aan (proces)kosten niet toewijzen omdat dat bedrag hoger is dan wat in de dagvaarding wordt gevorderd en [eiseres] daarnaast ook om een proceskostenveroordeling vraagt. De nevenvorderingen worden daarom beoordeeld op grond van de dagvaarding.
3.4.
[eiseres] maakt aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten van € 400,00. Deze vordering wordt afgewezen, omdat [eiseres] geen juiste aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW heeft gestuurd aan [gedaagde] .
3.5.
[gedaagde] is wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag dat hij in verzuim is. Omdat [eiseres] haar vordering op de afgesproken regeling heeft gebaseerd, is [gedaagde] in verzuim met betaling vanaf het moment dat hij de regeling niet is nagekomen. [gedaagde] moest de eerste termijn binnen 14 dagen na 15 december 2023 hebben betaald. Dat betekent dat hij sinds 30 december 2023 in verzuim is met betalen. Vanaf die datum wordt de wettelijke rente toegewezen.
3.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiseres] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- griffierecht
86,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
Totaal
763,00

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover met ingang van 30 december 2023, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 763,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.