ECLI:NL:RBMNE:2024:5786

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
16-021101-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging in vereniging

Op 3 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die op 16 november 2022 in De Bilt samen met anderen heeft geprobeerd om door bedreiging met geweld geld en goederen van een aangeefster te stelen. De zaak werd behandeld op tegenspraak, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. L.H. van der Veldt, en de verdediging door mr. R.J. Jager. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor poging tot diefstal, omdat niet was vastgesteld dat hij het oogmerk had om te stelen. Echter, het subsidiair ten laste gelegde, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, werd wel bewezen geacht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte voldoende nauwe en bewuste samenwerking hadden vertoond bij de bedreiging van de aangeefster, die zich in haar eigen woning bevond. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 57 dagen op, gelijk aan het voorarrest, en hevelde het bevel tot voorlopige hechtenis op. De rechtbank verklaarde ook enkele in beslag genomen goederen verbeurd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-021101-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 april 2024. De zaak is op deze dag inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. L.H. van der Veldt en van de standpunten van de verdachte en zijn raadsvrouw mr. R.J. Jager, advocaat in Utrecht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – in het kort – op neer dat de verdachte:
primair:op 16 november 2022 in De Bilt samen met anderen heeft geprobeerd om door (bedreiging met) geweld geld en goederen van [aangeefster] te stelen;
of
subsidiair:op 16 november 2022 in De Bilt samen met anderen [aangeefster] met de dood en/of zware mishandeling heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte in de woning was met het oogmerk om geld en goederen te stelen. Het subsidiair ten laste gelegde kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Vrijspraak voor het primair ten laste gelegde dient te volgen, omdat uit het dossier niet volgt dat sprake was van een oogmerk op de diefstal.
Vrijspraak voor het subsidiair ten laste gelegde dient te volgen, omdat onvoldoende steunbewijs aanwezig is voor de verklaring van aangeefster (waaronder het tonen van het mes). Bovendien is het enkel tonen van een mes niet zonder meer voldoende voor een veroordeling voor bedreiging. Mocht er al een mes zijn getoond, kan de verdachte hier niet voor verantwoordelijk worden gehouden. De medeverdachte heeft het mes vastgehad en was degene die zich met aangeefster bezig heeft gehouden. De verdachte had geen wezenlijke bijdrage aan deze bedreiging, waardoor de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak poging tot diefstal
Primair
De rechtbank is het eens met de officier van justitie en de raadsvrouw dat uit het dossier niet is gebleken dat de verdachte het oogmerk had om goederen of geld te stelen. De verdachte verklaart zelf dat hij in de woning was met zijn neef, omdat hij een conflict had met een bewoner. Ook uit de verklaring van aangeefster blijkt niet dat de neven zochten naar geld of goederen of dat zij hierom vroegen. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het primair ten laste gelegde feit, namelijk de poging tot diefstal uit de woning.
4.3.2
Bewijsmiddelen
Subsidiair:
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen. [1]
1.
De verdachte heeft op de zitting van 19 april 2024 onder meer het volgende verklaard:
Ik ben op 16 november 2022 samen met mijn neef [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) in de woning aan de [adres 2] in [plaats] geweest. [2]
2.
Aangeefster [aangeefster] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik was op 16 november 2022 omstreeks 13.00 uur in mijn woning aan de [adres 2] in [plaats] . Ik deed de voordeur open en ik zag eigenlijk vrijwel direct één jongen binnen komen. Deze jongen had geen bivakmuts op. Ik liep naar achteren en eigenlijk zag ik direct hierna een andere jongen binnen komen met een bivakmuts op.
Ik moest op de bank gaan zitten. Ik ben ook nog geduwd door de jongen zonder bivakmuts.
Ik werd geduwd op mijn badjas bij mijn schouder aan de voorkant.
De jongen zonder bivakmuts bleef in deuropening staan van de deur naar de gang naar de woonkamer. Ik zag dat de jongen een mes in zijn linkerhand had. Hij had het mes naar mij toe gericht.
Ik hoorde dat hij zei: “rustig blijven”. Ik vroeg aan hem wat wil jij? Hierop kreeg ik geen antwoord.. [3]
Ik was heel bang. Ik wist niet wat de jongens wilden. Ik voelde mij ook bedreigd door de jongens. Ook was ik heel bang door de jongen met het mes. Ik zag echt dat hij mes op mij richtte. [4]
3.
De verdachte verklaart bij de politie op 18 april 2023 onder meer het volgende:
A: We (de rechtbank begrijpt hij en [medeverdachte] ) zijn naar [A] huis (de rechtbank begrijpt de woning aan de [adres 2] in [plaats] ) gegaan. [aangeefster] deed open. We gaan naar binnen.
V: Wat had je in je handen?
A: Op dat moment had ik niks in mijn handen.
V: En [medeverdachte] ?
A: Die had een mes in zijn handen. [5]
4.
[medeverdachte] heeft bij de rechter-commissaris op 12 april 2023 onder meer het volgende verklaard:
Ik werd op die desbetreffende 16 november 2022 op het laatst meegevraagd. De medeverdachte had wilde eerst met een mes naar de deur gaan.
V: Wie had nou het mes bij zich?
A: Hij. [6]
4.3.3
Bewijsoverwegingen
Op 16 november 2022 zijn de verdachte en [medeverdachte] samen naar de woning aan de [adres 2] in [plaats] gegaan. Zij wilden daar een familielid van aangeefster confronteren, maar zijn weggevlucht voordat ze dat plan konden uitvoeren. Terwijl zij in de woning waren hebben zij zich intussen schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood van aangeefster. Over de bestanddelen medeplegen en bedreiging overweegt de rechtbank daarbij het volgende.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Aangekomen bij de woning hebben verdachte en zijn neef [medeverdachte] aangebeld en aangeefster heeft de deur open gedaan. De neven zijn de woning binnen gegaan en een van hen heeft aangeefster richting de bank geduwd. Daarbij heeft een van hen een bivakmuts op gehad en heeft een van hen een mes in zijn handen gehad. Dit mes is in de richting van aangeefster gehouden. Uiteindelijk zijn de twee neven samen weer naar buiten gegaan en weg gerend.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Vast staat dat er een mes is gebruikt bij de bedreiging. Dat onduidelijkheid bestaat over welke verdachte het mes heeft vastgehouden, doet daar niet aan af. Het medeplegen in deze zaak kenmerkt zich namelijk door inwisselbaarheid van de rollen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Bedreiging
Bij een bedreiging dient de rechtbank te beoordelen of sprake is van een bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee is gedreigd (HR 17 januari 1984, NJ 1984/479). Dit dient de rechtbank te beoordelen aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. Uit het dossier blijkt dat de verdachte samen met de medeverdachte de woning van aangeefster is binnengegaan. Een van hen had een bivakmuts op en een van hen had een mes vast. Zij maakten niet duidelijk wat zij wilden. Aangeefster werd gesommeerd op de bank te gaan zitten, terwijl het mes op haar werd gericht. De rechtbank oordeelt dat deze situatie onder al deze omstandigheden zodanig evident bedreigend was, dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat zij zou worden neergestoken. Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, oordeelt de rechtbank dan ook dat sprake is van een strafbare bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het verweer wordt verworpen.
Het verweer van de verdediging dat de verklaring van aangeefster onvoldoende zou worden gesteund door ander bewijs, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Verdachte en medeverdachte hebben immers bevestigd dat aan aangeefster een mes is getoond.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair:
op 16 november 2022 te De Bilt, tezamen en in vereniging met een ander [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
- de woning van die [aangeefster] binnen te dringen,
- door die woning te lopen,
- die [aangeefster] tegen het lichaam te duwen, en
- ( dreigend) een mes aan die [aangeefster] te tonen en op die [aangeefster] gericht te houden;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
subsidiair:medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 56 dagen, met aftrek van het voorarrest. Haar gevorderde straf is gelijk aan het voorarrest en de verdachte niet opnieuw de gevangenis in hoeft.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat – bij een veroordeling anders dan bepleit – een straf dient te volgen die gelijk is aan het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
De verdachte heeft zich samen met zijn neef [medeverdachte] op 16 november 2022 schuldig gemaakt aan een bedreiging met de dood. Deze bedreiging heeft plaatsgevonden in de woning van aangeefster. Verdachte en zijn medeverdachte hebben aangebeld en zijn de woning binnengegaan zonder tegen aangeefster te zeggen wat zij kwamen doen. Een van hen had daarbij een bivakmuts op. Aangeefster moest op de bank gaan zitten, terwijl een mes op haar was gericht. Deze situatie moet voor aangeefster heel beangstigend zijn geweest. Zij werd totaal onverwacht bedreigd in haar eigen huis door twee intimiderende, voor haar onbekende personen. De rechtbank begrijpt dat deze bedreiging voor aangeefster voelde als een woningoverval. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Ook versterken dit soort feiten gevoelens van onveiligheid die in de samenleving bestaan. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
  • een uittreksel justitiële documentatie (strafblad) van de verdachte van 12 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. De rechtbank neemt het strafblad daarom niet mee in haar strafoverweging;
  • een reclasseringsadvies van 27 oktober 2023, opgesteld door mevrouw E. le Mair, reclasseringswerker, met een update van 22 maart 2024, waarbij wordt aangegeven dat het advies niet is veranderd.
Uit voorgaand rapport is gebleken dat het leven van de verdachte sinds het delict is veranderd. Hij lijkt zijn leven in praktische zin op orde te hebben. Hij woont bij zijn ouders, heeft zijn opleiding afgerond en ervaart geen problemen op het gebied van psychosociaal functioneren. Er zijn geen problemen met middelengebruik. Het gezin, zijn baan en inkomen worden gezien als beschermende factoren. De kans op herhaling lijkt niet hoog te zijn. De verdachte toont een behoorlijke mate van zelfreflectie en maakt momenteel bewuste keuzes gericht op een delict vrij leven. De reclassering adviseert om het volwassenstrafrecht toe te passen. Zij vinden bij een eventuele voorwaardelijke straf interventies of toezicht niet nodig.
8.3.3
Conclusie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor de rechtspraak en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Het feit dat sprake is geweest van een heel zware bedreiging met onmiskenbaar trekken van een gewapende woningoverval, dient ook tot uitdrukking te komen in de straf. Gelet op de ernst van de feiten kan dan ook niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter – gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan het voorarrest.
De rechtbank leg op een gevangenisstraf van 57 dagen, met aftrek van het voorarrest (57 dagen). Dit betekent dat de verdachte niet terug naar de gevangenis hoeft.

9.VOORLOPIGE HECHTENIS

De rechtbank zal het (reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

10.BESLAG

Onder de verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • 1 STK bivakmuts (G768763);
  • 1 STK bivakmuts (G768759);
  • 1 STK Kabelbinders (G768767);
  • 2 STK Handschoen (G768766);
  • 2 STK Handschoen (G768770);
  • 1 STK U-OV vervoersbewijs (G768771).
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de bivakmutsen en de kabelbinders verbeurd dienen te worden verklaard. De handschoenen kunnen worden teruggegeven aan de verdachte. Het vervoersbewijs dient te worden onttrokken aan het verkeer.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt aan de rechtbank te beslissen dat de handschoenen aan de verdachte worden geretourneerd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
  • De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:2 STK Handschoen (G768766);
  • 2 STK Handschoen (G768770) en
  • 1 STK U-OV vervoersbewijs (G768771).
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Kabelbinders (G768767);
  • 1 STK bivakmuts (G768763) en
  • 1 STK bivakmuts (G768759)
verbeurd verklaren.
Met behulp van deze voorwerpen is het bewezen verklaard feit voorbereid en/of begaan.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het
primairten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het
subsidiairten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart hetgeen meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 57 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (te weten 57 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Kabelbinders (G768767);
  • 1 STK bivakmuts (G768763) en
  • 1 STK bivakmuts (G768759);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 2 STK Handschoen (G768766);
  • 2 STK Handschoen (G768770) en
  • 1 STK U-OV vervoersbewijs (G768771).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Garvelink, voorzitter, mr. C. van de Lustgraaf en mr. mr. N.M.H. van Ek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 mei 2024.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 16 november 2022 te De Bilt tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn
mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen naar zijn/hun gading,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangeefster] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangeefster] en/of [aangeefster]
[aangeefster] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- de woning van die familie [aangeefster] is binnengedrongen,
- door die woning is gelopen,
- [aangeefster] tegen het lichaam heeft geduwd, en/of
- (dreigend) een mes aan [aangeefster] heeft getoond en/of op [aangeefster] gericht
heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 november 2022 te De Bilt, tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door
- (samen) de woning van die [aangeefster] binnen te dringen,
- door die woning te lopen,
- die [aangeefster] tegen het lichaam te duwen, en/of
- (dreigend) een mes aan die [aangeefster] te tonen en/of op die [aangeefster] gericht te
houden;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 april 2023, genummerd PL0900-2022341603, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 238. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 19 april 2024.
3.Pagina 39.
4.Pagina 40.
5.Pagina 137.
6.Een geschrift, inhoudende een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de rechter-commissaris van 12 april 2023 van de rechtbank Midden-Nederland van verhoor van de verdachte.