ECLI:NL:RBMNE:2024:5781

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
16-236995-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de voorlopige hechtenis van een minderjarige wegens gebrek aan resultaat van overheidsinstanties

Op 3 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht een beslissing genomen over de voorlopige hechtenis van een minderjarige verdachte, geboren in Syrië. De verdachte is sinds 24 juli 2024 in voorlopige hechtenis en er is een bevel tot gevangenhouding verleend op 1 augustus 2024, dat op 5 september 2024 is verlengd. De officier van justitie heeft opnieuw verlenging van de gevangenhouding gevorderd voor 30 dagen. De rechtbank heeft het strafdossier bestudeerd en de betrokken partijen gehoord, waaronder de verdachte, zijn raadsman mr. F. Visser, en vertegenwoordigers van de jeugdreclassering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ernstige bezwaren tegen de verdachte nog steeds bestaan, maar heeft ook de uitzonderlijke persoonlijke belangen van de minderjarige in overweging genomen. Er is een gebrek aan vooruitgang in het vinden van een passende woonplek voor de verdachte, wat heeft geleid tot een patstelling tussen de betrokken overheidsinstanties. De rechtbank heeft eerder al benadrukt dat er spoed geboden is in deze zaak, maar tot op heden is er weinig concreet resultaat geboekt.

Daarom heeft de rechtbank besloten om de voorlopige hechtenis van de minderjarige te schorsen, met ingang van 9 oktober 2024 om 12:00 uur, onder strikte voorwaarden. De verdachte moet zich houden aan verschillende verplichtingen, waaronder het melden bij de reclassering en het naleven van huisregels. De rechtbank heeft de artikelen 65, 66, 67, 67a, 78 en 80 van het Wetboek van Strafvordering in aanmerking genomen bij deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
parketnummer : 16-236995-24
bevel verlenging gevangenhouding met bevel schorsing van de raadkamer d.d. 03 oktober 2024
(artikel 66 en 80 Wetboek van Strafvordering, jeugdstrafrecht)
in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [2007] te [geboorteplaats] (Syrië),
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] , [woonplaats] ,
nu gedetineerd in [verblijfplaats] .
Raadsman mr. F. Visser.

Procedure

Op 01 augustus 2024 is tegen de verdachte een bevel tot gevangenhouding verleend, waarvan de termijn verlengd is op 05 september 2024.
De officier van justitie heeft verlenging van de geldigheidsduur van dit bevel gevorderd voor de duur van 30 dagen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en heeft de officier van justitie, de verdachte, de raadsman, [instelling] en de jeugdreclassering gehoord.
De verdediging heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis verzocht.

Beoordeling

Na onderzoek is gebleken dat de verdenking, de ernstige bezwaren en de gronden als bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, die tot het bevel tot gevangenhouding van de verdachte hebben geleid, ook op dit moment nog bestaan.
Weliswaar ligt de geschokte rechtsorde ten grondslag aan de voorlopige hechtenis, maar de uitzonderlijke zwaarwegende persoonlijke belangen van verdachte geven aanleiding om de voorlopige hechtenis te schorsen.
Hierbij is van belang dat verdachte, een minderjarige zonder verdere justitiële documentatie, sinds 24 juli 2024 in voorlopige hechtenis zit. Het cruciale punt is op dit moment dat er nog steeds geen passende woonplek voor deze minderjarige is gevonden. Er is een patstelling ontstaan (tussen de organisaties). De rechtbank heeft in haar vorige beslissing van 5 september jl. al opgemerkt dat het van groot belang is dat er door de betreffende overheidsinstanties zoveel mogelijk spoed wordt betracht. Op de zitting van 3 oktober jl. is besproken wat er in de tussentijd is gebeurd. Het heeft de rechtbank verbaasd en zij heeft haar zorgen daarover geuit, dat er veel overleg heeft plaatsgevonden, maar dat er nagenoeg geen resultaat is bereikt: concreet zicht op een passende woonplek is er nog altijd niet. De rechtbank vindt dit zorgelijk en in strijd met de rechten en belangen van deze minderjarige. Daarom zal zij besluiten tot schorsing van deze minderjarige onder de hierna op te nemen voorwaarden
met ingang van 9 oktober 2024 om 12:00 uur. Mocht er in de tussentijd een concreet plan zijn (en/of een andere woonplek), dan kan er altijd om wijziging van deze voorwaarden worden verzocht.
De rechtbank neemt de artikelen 65, 66, 67, 67a, 78 en 80 van het Wetboek van Strafvordering in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:
verlengt de termijn van het bevel tot gevangenhouding van de verdachte voor een termijn van
30 (dertig) dagen.
bepaalt dat de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in een justitiële jeugdinrichting in Nederland.
schorst de voorlopige hechtenis met ingang van woensdag 09 oktober 2024 te 12:00 uur, onder de volgende voorwaarden.
1. De verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis onttrekken, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen.
2. Indien de verdachte wegens het feit waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zal de verdachte zich niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging daarvan.
3. De verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of zal een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
4. De verdachte zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
5. De verdachte zal verschijnen op iedere oproep van politie en justitie.
6. De verdachte zal bij wijziging van zijn adres het nieuwe adres schriftelijk doorgeven aan de officier van justitie.
7. De verdachte zal bij de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak op de terechtzitting aanwezig zijn.
8. De verdachte zal zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de schorsing melden bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3524 SJ Utrecht. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
9. De verdachte zal na het ingaan van de schorsing gaan wonen op de huisvestingslocatie van [instelling] aan [adres] te [plaats] , tenzij [instelling] een andere (geschikte) locatie voor verdachte heeft.
10. De verdachte zal zich houden aan de huisregels en aanwijzingen van medewerkers van [instelling] en de reclassering, zolang verdachte op de hier bovengenoemde locatie verblijft.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 03 oktober 2024 door:
mr. A.J. Reitsma, voorzitter, kinderrechter,
mr. A.M. Loots en mr. M.J. Terstegge, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van B. Schelling, griffier.