ECLI:NL:RBMNE:2024:5779

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
10992169 MC EXPL 24-1783
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over schadevergoeding en waarborgsom tussen huurders en verhuurder

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] (hierna gezamenlijk [eiseres sub 1] c.s.) een geschil met [gedaagde] over de terugbetaling van een waarborgsom en schadevergoeding. De huurders hebben van 1 mei 2023 tot 31 augustus 2023 een woning gehuurd van [gedaagde] en hebben een waarborgsom van € 8.625,00 betaald. Tijdens de huurperiode is er schade aan de gietvloer ontstaan, waarvoor [gedaagde] een bedrag van € 4.153,55 in mindering heeft gebracht op de waarborgsom. De huurders vorderen dat [gedaagde] hen € 6.070,20 en € 821,00 betaalt, alsook de kosten van het geding.

De kantonrechter heeft op 25 september 2024 vonnis gewezen. De rechter oordeelt dat [gedaagde] onterecht de schade aan de gietvloer heeft verrekend met de waarborgsom. De kantonrechter volgt het schaderapport van [onderneming 1], dat de schade op € 792,55 heeft vastgesteld. [gedaagde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van € 3.361,00 aan waarborgsom. Daarnaast wordt de vordering van [gedaagde] voor gederfde huur afgewezen, omdat er geen relatie is aangetoond tussen de schade en de verhuurbaarheid van de woning. De kantonrechter wijst ook de buitengerechtelijke incassokosten toe tot het wettelijke tarief van € 773,05 en veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.197,72.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en [gedaagde] moet de bedragen binnen twee weken na de uitspraak voldoen, met wettelijke rente vanaf respectievelijk 30 september 2023 en 12 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 10992169 MC EXPL 24-1783 RD/960
Vonnis van 25 september 2024
inzake

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
en

2.[eiseres sub 2] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
gezamenlijk verder ook te noemen [eiseres sub 1] c.s.,
eisende partij,
gemachtigde: V.A. Valjavec (Legal-U),
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties, van 12 maart 2024;
- de conclusie van antwoord met producties.
1.2.
De kantonrechter heeft een mondelinge behandeling na antwoord bepaald. Deze heeft plaatsgehad op 6 augustus 2024 te Lelystad. [eiseres sub 1] c.s. is daar verschenen met een tolk en haar gemachtigde. [gedaagde] is verschenen met [A] . Partijen hebben hun standpunten toegelicht.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 1] c.s. heeft in de periode van 1 mei 2023 tot 31 augustus 2023 van [gedaagde] de woning aan de [adres] te [plaats] gehuurd.
2.2.
[eiseres sub 1] c.s. heeft aan [gedaagde] een waarborgsom van € 8.625,00 betaald.
2.3.
Tijdens de huurovereenkomst is er schade aan de gietvloer in de woning ontstaan.
2.4.
[gedaagde] heeft € 2.554,80 aan waarborgsom aan [eiseres sub 1] c.s. terugbetaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres sub 1] c.s. vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar, binnen twee weken na het te wijzen vonnis, van € 6.070,20 te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 30 september 2023, althans een door de kantonrechter te bepalen dag, tot aan de dag van de algehele voldoening;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres sub 1] c.s., binnen twee weken na het te wijzen vonnis, van € 821,00 te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 15 februari 2024, althans een door de kantonrechter te bepalen dag, tot aan de dag van de algehele voldoening;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding aan [eiseres sub 1] c.s., te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na de datum van het vonnis en, voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot de dag van de algehele voldoening.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiseres sub 1] c.s. dat [gedaagde] de volledige waarborgsom aan haar moet terugbetalen.
3.3.
[gedaagde] voert daartegenover aan dat zij de schade aan de gietvloer heeft verrekend met de waarborgsom.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft op de waarborgsom een bedrag van € 4.153,55 in mindering gebracht voor herstel van de gietvloer en een bedrag van € 1.916,70 aan gederfde huur. Beoordeeld moet worden of [gedaagde] dit mocht doen.
De gietvloer
4.2.
Partijen zijn het er over eens dat de schade aan de gietvloer moet worden vergoed. Zij verschillen van mening over de hoogte van de schade en de wijze van vergoeding.
4.3.
[eiseres sub 1] c.s. is van mening dat voor de hoogte van de schadevergoeding aangeknoopt moet worden bij het schaderapport van [onderneming 1] van 7 november 2023. In dit rapport is opgenomen dat de vloer door middel van een spotreparatie netjes hersteld kan worden. De schade wordt door [onderneming 1] vastgesteld op € 792,55, inclusief BTW. Dit bedrag komt, zo stelt [eiseres sub 1] c.s., voor rekening van de verzekeraar van de verhuizer die de schade heeft veroorzaakt. Er is dan ook geen grond voor een verrekening met de waarborgsom.
4.4.
[gedaagde] baseert de schade op de offerte van [onderneming 2] . Dit bedrijf noemt een totale aanneemsom van € 4.153,55, inclusief BTW. [gedaagde] is van mening dat de toplaag van de gehele begane grondvloer vervangen moet worden. Een spotreparatie, zoals [onderneming 1] voorstaat, leidt volgens haar niet tot een bevredigend resultaat. [gedaagde] vergelijkt het herstel van de vloer met dat van een auto, als er een kras op de motorkap zit, dan wordt ook de hele motorkap opnieuw gespoten. Volgens [gedaagde] moet daarom de hele vloer van een nieuwe toplaag worden voorzien.
4.5.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.6.
[gedaagde] wordt niet in haar standpunt over het schadeherstel gevolgd. In het licht van het onderbouwde schaderapport van [onderneming 1] , die de schade ter plekke heeft beoordeeld, onderbouwt [gedaagde] onvoldoende dat een spotreparatie tot een onbevredigend resultaat zou leiden.
4.7.
Verder legt [gedaagde] , ter onderbouwing van haar verrekende schade, weliswaar een offerte voor herstel over, maar een offerte is onvoldoende om de daadwerkelijke schade op te baseren. Bovendien is de offerte door [onderneming 2] uitgebracht zonder de situatie van de vloer ter plekke te beoordelen en is onduidelijk welke werkzaamheden in de offerte zijn opgenomen. [gedaagde] meent dat de offerte op een nieuwe toplaag ziet, maar de kantonrechter is hier niet van overtuigd, nu op de offerte ook een nieuwe cementdekvloer van 58m2 staat vermeld. [gedaagde] heeft haar standpunt met betrekking tot de door haar geleden schade en verrekening daarvan dus onvoldoende onderbouwd.
4.8.
Wel ziet de kantonrechter aanleiding om het door [onderneming 1] vastgestelde herstelbedrag van € 792,55 voor rekening van [eiseres sub 1] c.s. te brengen. Dat er schade aan de vloer is ontstaan tijdens de verhuizing van [eiseres sub 1] c.s. staat immers vast. In de relatie tussen [gedaagde] en [eiseres sub 1] c.s. is [eiseres sub 1] c.s. als huurder aansprakelijk. Mogelijk heeft [eiseres sub 1] c.s. regres op de door haar ingeschakelde verhuizer (al dan niet via zijn verzekering), maar daar staat [gedaagde] buiten. Het is aan [eiseres sub 1] c.s. om dit met de (verzekeraar van de) verhuizer te regelen.
4.9.
[gedaagde] zal dan ook tot terugbetaling van (€ 4.153,55 - € 792,55 =) € 3.361,00 aan waarborgsom veroordeeld worden.
De huurderving
4.10.
[gedaagde] heeft de gederfde huur voor een periode van twee weken op de waarborgsom in mindering gebracht om in die periode tot herstel van de vloer over te kunnen gaan.
4.11.
Ter zitting is gebleken dat de woning, na het vertrek van [eiseres sub 1] c.s. per 31 augustus 2023, eerst per maart 2024 opnieuw is verhuurd. In deze periode van zeven maanden had [gedaagde] tot herstel van de vloer over kunnen gaan. Een relatie tussen de (on)verhuurbaarheid van de woning en de schade aan de gietvloer is dan ook niet komen vast te staan. Er is dan ook geen grond om huurderving van € 1.916,70 voor rekening van [eiseres sub 1] c.s. te brengen.
4.12.
Gelet op het bovenstaande is [gedaagde] onterecht tot verrekening van (€ 3.361,00 +
€ 1.916,70 =) € 5.277,70 overgegaan. Dit bedrag zal dan ook toegewezen worden.
4.13.
Op grond van de huurovereenkomst diende de waarborgsom binnen vier weken na het einde de huur, de ontruiming en de oplevering terugbetaald te worden. De gevorderde rente over het door [gedaagde] te betalen bedrag zal dan ook vanaf 30 september 2023 toegewezen worden.
4.14.
[eiseres sub 1] c.s. maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter stelt verder vast dat de [eiseres sub 1] c.s. voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief van € 773,05.
4.15.
Deze wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten is toewijsbaar vanaf de datum van dagvaarding. Niet is vast komen te staan dat de buitengerechtelijke incassokosten op een eerder moment (dus voor de datum van dagvaarding) zijn betaald en dat daarom van een eerdere datum voor de verschuldigdheid van de rente uitgegaan moet worden.
4.16.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, inclusief de nakosten, worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 136,72
- griffierecht € 248,00
- nakosten € 135,00
- salaris gemachtigde €
678,00(2 punten x tarief € 339,00)
totaal € 1.197,72
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres sub 1] c.s., binnen twee weken na de datum van dit vonnis, van € 5.277,70, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 30 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres sub 1] c.s., binnen twee weken na de datum van dit vonnis, van € 773,05 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 12 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s., tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.197,72, waarin begrepen € 678,00 aan salaris gemachtigde, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.