ECLI:NL:RBMNE:2024:5766

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
UTR 24/4719
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor de bouw van een trap als onderdeel van een wandelpad in strijd met het bestemmingsplan

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning voor de bouw van een trap, die deel uitmaakt van een aan te leggen wandelpad in Rhenen. De omgevingsvergunning werd oorspronkelijk verleend op 18 januari 2024, maar na constatering van strijd met het bestemmingsplan werd deze herroepen en opnieuw verleend op 2 juli 2024. Eisers, bewoners van nabijgelegen appartementen, hebben beroep ingesteld tegen deze vergunning, waarbij zij vrezen voor overlast en inbreuk op hun privacy door het wandelpad en de trap. De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2024 behandeld, waarbij eisers en de gemachtigden van het college en de vergunninghouder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, waardoor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing blijft. De rechtbank concludeert dat het college de omgevingsvergunning voor de trap heeft kunnen verlenen, ondanks dat twee van de vijf trapdelen de maximaal toegestane bouwhoogte van 3 meter met 0,25 meter overschrijden. De rechtbank stelt vast dat de overschrijding van de bouwhoogte niet leidt tot onevenredig nadelige gevolgen voor eisers, en dat de zorgen over privacy en overlast niet direct gerelateerd zijn aan de bouwhoogte van de trapdelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de vergunning in stand blijft en de trap gerealiseerd kan worden. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4719

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [woonplaats] , eisers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen(het college),
(gemachtigden: mr. C.V. Vliegenthart).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: de gemeente Rhenen (vergunninghouder),

(gemachtigden: I.R.J. Willet en F.K. Beersen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning voor een trap, die deel uitmaakt van een aan te leggen wandelpad.
1.1.
Het college heeft de omgevingsvergunning voor het bouwen van de trap met het besluit van 18 januari 2024 verleend. Na de constatering dat delen van de trap in strijd zijn met het bestemmingsplan heeft het college de omgevingsvergunning met het bestreden besluit van 2 juli 2024 herroepen en de omgevingsvergunning voor de trap opnieuw verleend voor zowel het bouwen als de activiteit planologisch strijdig gebruik.
1.2.
Tegen dit besluit hebben eisers beroep ingesteld. Daarnaast hebben eisers een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Na de toezegging van vergunninghouder dat zij wacht met de uitvoering van het project tot de vergunning onherroepelijk is, hebben eisers dit verzoek ingetrokken.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van het college en de gemachtigden van vergunninghouder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. De aanvraag om omgevingsvergunning in deze zaak is ingediend vóór 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
2.1.
De rechtbank beoordeelt of het college de omgevingsvergunning voor de trap heeft kunnen verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
2.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Waar gaat de zaak over?
3. Met het bestreden besluit heeft het college omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een trap in de steilrand in de wijk [naam wijk 1] in Rhenen. De trap, die feitelijk bestaat uit een vijftal trapdelen, maakt deel uit van een aan te leggen wandelpad die een verbinding vormt tussen [naam wijk 2] en de hoger gelegen [naam wijk 1] . Het pad zal met de trapdelen een hoogteverschil overbruggen van circa 17 meter.
3.1
Op grond van het bestemmingsplan ‘ [naam wijk 1] ’ rust op de locatie van het aan te leggen wandelpad de bestemming ‘Bos’. Deze gronden zijn naast bos en bebossing, onder meer bestemd voor paden en verhardingen. Niet in geschil is dat het pad op zichzelf in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Op grond van het bestemmingsplan zijn ten dienste van de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegelaten tot een hoogte van 3 meter. Op grond van het bestemmingsplan moet de hoogte van een bouwwerk worden gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk. Op grond van de begripsomschrijving uit het bestemmingsplan moet bij een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, als peil worden aangemerkt: de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw. Het college heeft als hoofdtoegang het laagste punt van een trapdeel aangemerkt. Vanuit die benadering heeft het college vastgesteld dat twee van de vijf trapdelen een hoogte hebben van 3,25 meter en daarmee de maximaal toelaatbare hoogte van 3 meter overschrijden. Dit is door eisers niet bestreden.
3.2
Omdat het college heeft vastgesteld dat twee trapdelen in strijd zijn met het bestemmingsplan, heeft het college met het bestreden besluit de aanvraag voor het bouwen, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, op grond van artikel 2.10, tweede lid, voor die trapdelen alsnog mede aangemerkt als aanvraag om van het bestemmingsplan af te wijken voor planologisch strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo en deze omgevingsvergunning verleend.
Waarom zijn eisers het niet eens met het besluit?
3.3.
Mede dankzij de toelichting die tijdens de zitting is gegeven begrijpt de rechtbank het beroep van eisers zo dat zij het niet eens zijn met het wandelpad en de daarvan deel uitmakende trapdelen vanwege de gevolgen voor hun privacy. Eisers bewonen appartementen in de nabijheid van het aan te leggen wandelpad. Zij vrezen voor overlast van voetgangers en hangjongeren door de aanleg van het wandelpad. Zij vinden dat in het besluit om de omgevingsvergunning te verlenen het belang van hun privacy onvoldoende is meegewogen. Het pad en de trapdelen hebben naar hun mening geen meerwaarde. Zij hebben tot slot het compromis voorgesteld om een bestaand hekwerk door te trekken tot hun appartementengebouw, waardoor een zogenoemd ‘olifantenpaadje’ wordt afgesloten dat direct langs hun appartementengebouw loopt en als korter alternatief kan worden gebruikt om de route langs het wandelpad af te steken.
Wat vindt de rechtbank?
3.4.
De rechtbank stelt voorop dat het college geen ruimte heeft om belangen af te wegen en op basis daarvan de omgevingsvergunning te weigeren voor zover de aanvraag in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Alleen voor zover er sprake is van strijd met het bestemmingsplan komt het college bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en moet het de daarbij betrokken belangen afwegen.
3.5.
In dit geval ziet de strijd met het bestemmingsplan en dus de afwegingsruimte op twee van de vijf trapdelen die de door het bestemmingsplan toegelaten bouwhoogte met 25 centimeter overschrijden. Een omgevingsvergunning om van het bestemmingsplan af te wijken kan alleen worden verleend als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
3.6.
Mede gelet op de gronden van hun beroep ziet de rechtbank niet in op welke wijze eisers nadelig in hun belangen worden geschaad door van twee van de vijf trapdelen een overschrijding van de bouwhoogte toe te staan met 25 centimeter. Weliswaar kan de rechtbank zich voorstellen dat eisers zorgen hebben over overlast van gebruikers van het wandelpad en vrezen voor inbreuk op hun privacy, maar dit is een gevolg dat is toe te rekenen aan de aanleg van het wandelpad en niet aan de overschrijding van de bouwhoogte van de twee trapdelen waar het bestreden besluit op ziet. Ook in wat eisers verder naar voren hebben gebracht ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de overschrijding van de hoogte van de twee trapdelen in strijd moet worden geacht met een goede ruimtelijke ordening of voor eisers onevenredig nadelige gevolgen met zich brengt. Het college heeft de omgevingsvergunning naar het oordeel van de rechtbank dan ook kunnen verlenen.
3.7.
De rechtbank merkt ten slotte op dat tijdens de zitting van de zijde van vergunninghouder bereidheid is getoond om na voltooiing van het wandelpad met eisers in overleg te treden en daarbij te bezien of aan hun wensen tegemoet kan worden gekomen om met een hek of begroeiing hun zorgen voor privacy weg te nemen.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verleende vergunning in stand blijft en de trap als onderdeel van het wandelpad gerealiseerd kan worden. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. ing. A. Rademaker, rechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.