In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 oktober 2024, gaat het om een kort geding tussen buren over de overlast van een dakterras. Eiseressen, [procesdeelneemster I] c.s. en [procesdeelneemster III], hebben vorderingen ingesteld tegen gedaagden, [procesdeelnemer IV] en [procesdeelneemster V], die een dakterras hebben dat zich binnen twee meter van de erfgrens bevindt. Eiseressen stellen dat dit dakterras onrechtmatig is en dat zij hinder ondervinden van de activiteiten op het dakterras. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van eiseressen op basis van artikel 5:50 BW waarschijnlijk zijn verjaard, omdat het dakterras al meer dan 20 jaar in gebruik is. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van onrechtmatige hinder, omdat de inkijk en geluidsoverlast die eiseressen ervaren niet zodanig zijn dat deze als onrechtmatig kunnen worden aangemerkt. De vordering tot verwijdering van het dakterras en andere voorzieningen is afgewezen. Tevens is de vordering tot voeging van [procesdeelneemster III] aan de zijde van [procesdeelneemster I] c.s. toegewezen, omdat zij ook belang heeft bij de beoordeling van de situatie. De proceskosten zijn toegewezen aan de gedaagden, omdat eiseressen in het ongelijk zijn gesteld.