ECLI:NL:RBMNE:2024:5764

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
16.058304.24 en 16.331985.23 (gev. ttz) (P
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens gewelddadige overvallen en wapenbezit

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2007, die wordt beschuldigd van meerdere gewelddadige overvallen en wapenbezit. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een onderzoek ter terechtzitting op 27 augustus en 8 oktober 2024. De officier van justitie, mr. M.M. Rademaker, heeft de verdachte beschuldigd van het plegen van vier gewelddadige overvallen in Almere en De Bilt, waarbij geweld en bedreiging met vuurwapens zijn gebruikt. De verdachte heeft de feiten bekend, maar de verdediging heeft gepleit voor een lagere straf op basis van de jeugdige leeftijd van de verdachte en de noodzaak voor begeleiding en behandeling. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal met geweld en wapenbezit, en heeft een jeugddetentie van 300 dagen opgelegd, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de overvallen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen in grote lijnen toegewezen, met uitzondering van enkele niet-ontvankelijke vorderingen. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis opgeheven en de teruggave van in beslag genomen goederen gelast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.058304.24 en 16.331985.23 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2007] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] of verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 27 augustus 2024 en van 8 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. R.G.M. Rijkhoff, advocaat te Amsterdam, alsmede hetgeen mr. R.M. Joppen, advocaat te Almere namens benadeelde partij [slachtoffer 1] en mevrouw [A] van Slachtofferhulp Nederland namens benadeelde partijen [slachtoffer 2] . [slachtoffer 3] , [benadeelde 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat [verdachte] :
Parketnummer: 16.058304.24
Feit 1 primair
op 15 september in Almere, samen met een (of meer) anderen, een geldbedrag van de [benadeelde 2] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meerdere medewerkers van de [benadeelde 2] ;
Feit 1 subsidiair
op 15 september 2023 in Almere, samen met een (of meer) ander(en), door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag dat aan de [benadeelde 2] toebehoorde;
Feit 2
op 6 oktober 2023 in Almere, samen met een (of meer) ander(en), een geldbedrag van de [benadeelde 3] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen een medewerker van de [benadeelde 3] ;
Feit 3
op 6 oktober 2023 in Almere, samen met een (of meer) ander(en), wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
Feit 4
op 2 december 2023 in Almere, samen met een (of meer) ander(en), door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag dat aan die [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 4] en/of een derde toebehoorde;
Parketnummer 16.331985.23
op 13 december 2023 in Bilthoven, samen met een (of meer) ander(en), sieraden van [benadeelde 1] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meerdere medewerkers van [benadeelde 1] ;
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.058304.24 en 16.331985.23 tenlastegelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 tot en met 4 en feit 5.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair tot en met 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich ten aanzien bewezenverklaring van de vijf feiten aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen [1]
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 27 augustus 2024;
  • de aangifte van [slachtoffer 1] ;
- de aangifte van [slachtoffer 2] ; [3]
- een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden; [4]
Feit 2 is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft het onder feit 2 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 27 augustus 2024;
  • de aangifte van [slachtoffer 6] ;
- een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden; [6]
Feit 3 is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft het onder feit 3 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 27 augustus 2024;
  • een proces-verbaal onderzoek wapen;
Feit 4 is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft het onder feit 4 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 27 augustus 2024;
  • de aangifte van [slachtoffer 3] ;
- een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden; [9]
Feit 5 is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft het onder feit 5 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 27 augustus 2024;
  • de aangifte van [slachtoffer 4] ;
- de aangifte van [slachtoffer 5] ; [11]
- een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden. [12]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
Feit 1 primair
op 15 september 2023 te [vestigingsplaats] tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van (ongeveer) 12.000 Euro, dat geheel aan [benadeelde 2] , filiaal [adres] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, door
(terwijl zij hun gelaat/hoofd hadden bedekt met een bivakmuts en/of
capuchon en/of sjaal)
- voor de toonbank te gaan staan met een vuurwapen in de hand en
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te roepen: “Ik wil geld uit de kluis!”
en “Naar achteren, naar achteren” en zich achter de balie te begeven en
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar het kantoor te dwingen (alwaar de kluis
zich bevond) en
- (vervolgens) te roepen tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] : “Maak die
kluis open. Je moet snel zijn want ik weet dat je op de knop hebt gedrukt” en
“Waar is het geld?” en “Pak het dan”;
Feit 2
op 6 oktober 2023 te Almere tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag van (ongeveer) 50 euro, dat geheel aan [benadeelde 3] en/of [slachtoffer 6] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken, door
(terwijl zij hun gelaat/hoofd hadden bedekt met een capuchon)
- voor de toonbank te gaan en/of te blijven staan met een vuurwapen in de hand en
- over de (glazen) deur naar achter de toonbank en/of het kantoor te klimmen en
naar die [slachtoffer 6] toe te rennen met een vuurwapen in de hand en gericht op die [slachtoffer 6] en
- meermalen met dat vuurwapen, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 6] te slaan en
- meermalen tegen die [slachtoffer 6] te roepen: “Waar is je kluis” en “Waar is je kassa” en “Snel, snel, snel” en
- meermalen op de kassa te slaan;
Feit 3
op 6 oktober 2023 te Almere tezamen en in vereniging met een ander wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten twee naar (semi-automatisch) scherpschietende omgebouwde gaspistolen, van het merk Walther, type P22 P.A.K. van categorie III onder 1, zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
Feit 4
op 2 december 2023 te Almere tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 300 Euro, dat geheel aan snackbar [benadeelde 4] en/of die [slachtoffer 3] toebehoorde door
(terwijl zij hun gelaat/hoofd hadden bedekt met een mondkapje en/of een capuchon)
- met versnelde pas de snackbar in te lopen naar die [slachtoffer 3] toe met een (op een)
vuurwapen in de hand en
- tegen die [slachtoffer 3] te roepen dat het een overval was en dat zij, die [slachtoffer 3] , geld moest
pakken en (nadat die [slachtoffer 3] geld uit de kassa in een rugtas had gedaan) dat zij, die
[slachtoffer 3] , meer geld moest pakken en te roepen om de kluis en
- die [slachtoffer 3] naar de personeelsruimte (achter de toonbank) te dwingen;
Feit 5
op 13 december 2023 te De Bilt, tezamen en in vereniging met anderen, meerdere sieraden, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, door
- met bivakmutsen, in elk geval gezichtsbedekking, en handschoenen naar [benadeelde 1]
[benadeelde 1] te gaan en
- die [slachtoffer 5] tegen het lichaam te duwen en richting het atelier te duwen en
- met een hamer tegen de glazen vitrines te slaan en
- de woorden toe te voegen: 'geld, geld' en 'steentjes, steentjes' en
- een mes in de richting van die [slachtoffer 5] te zwaaien en/of te houden en/of te tonen en
- (vervolgens)(nogmaals) te vragen naar steentjes en
- met een mes tegen een glazen stolp te slaan en
- de uit de vitrine gehaalde sieraden in een tas te stoppen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair, feit 2 en feit 5:
telkens, diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 4
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: SAVE) geadviseerde bijzondere voorwaarden;
- een taakstraf van 200 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om bij de bepaling van de strafmaat mee te gaan in de adviezen van de Raad en SAVE. De voorlopige hechtenis van [verdachte] is tot tweemaal toe geschorst waarbij hij heeft laten zien dat hij zich goed aan alle voorwaarden kan houden. Tevens zijn er gedurende de schorsing geen nieuwe verdenkingen bijgekomen. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie zal er voor zorgen dat [verdachte] zal verharden en niet meer terug naar school kan. [verdachte] heeft vooral begeleiding en behandeling nodig.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan het medeplegen van vier gewelddadige overvallen. Hij heeft samen met een ander de [benadeelde 2] in Almere overvallen. [verdachte] is met een vuurwapen naar binnen gelopen en heeft de aanwezige medewerksters gedwongen om geld uit de kassa te halen. Vervolgens moesten zij mee naar achteren om geld uit de kluis te halen. Een aantal weken later heeft [verdachte] zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan de overval op [benadeelde 3] . Ook toen is [verdachte] met een vuurwapen de winkel ingegaan, en heeft hij, samen met zijn medeverdachte die eveneens een vuurwapen bij zich had, de aanwezige medewerker gedwongen om geld uit de kassa te halen. Hierbij is de medewerker een aantal keren door de mede [verdachte] met het vuurwapen op het hoofd geslagen. [verdachte] heeft zich vervolgens, samen met een ander, schuldig gemaakt aan de overval op de snackbar [benadeelde 4] . [verdachte] had wederom een vuurwapen bij zich en heeft de aanwezige medewerkster gedwongen om het aanwezige geld in de kassa aan zijn medeverdachte af te geven. Bij deze overval was het achtjarige dochtertje van de medewerkster aanwezig.
Als laatste heeft [verdachte] zich, samen met vijf medeverdachten, schuldig gemaakt aan een zorgvuldig geplande overval op een juwelier. De verdachten is samen met twee medeverdachten naar binnengegaan, waarbij een medeverdachte een moker tevoorschijn heeft gehaald en daarmee verschillende vitrines heeft ingeslagen en vervolgens de juwelen in een tas heeft gestopt. Een andere medeverdachte stond bij de deur, hield deze open en stond op de uitkijk. [verdachte] duwde bij binnenkomst in de juwelierszaak een van de eigenaressen richting het atelier waarna hij een mes pakte dat daar lag en ermee begon te zwaaien, terwijl hij schreeuwde dat de eigenaressen geld en steentjes moesten geven. Nadat een groot deel van de juwelen in de tas zat, zijn de verdachten weggegaan. [verdachte] was door de opdrachtgever een geldbedrag in het vooruitzicht gesteld voor zijn deelname aan de overval.
[verdachte] heeft met zijn handelen een belangrijke bijdrage geleverd aan de verschillende overvallen. Hij heeft zich hierbij niet bekommerd om de gevolgen voor anderen en heeft zijn eigen belang om ‘snel geld te verdienen’ voorop gezet. Dit rekent de rechtbank [verdachte] zwaar aan.
Een overval is een ernstig en kwalijk feit dat voor angst en gevoelens van onveiligheid leidt, niet alleen bij de medewerkers en de eigenaren van de verschillende winkels. Maar ook bij degenen die hiervan getuige zijn geweest, de andere ondernemers in de buurt en meer in het algemeen in de samenleving. Zo volgt uit de verschillende slachtofferverklaringen dat de overvallen veel impact hebben op de slachtoffers.
[verdachte] heeft zich daarnaast nog schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een tweetal vuurwapens. De rechtbank overweegt dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt en bovendien de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid versterkt. Dat die risico’s zich ook realiseren blijkt uit de omstandigheid dat [verdachte] bij vrijwel alle overvallen een vuurwapen heeft gebruikt.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 25 juli 2024 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat [verdachte] niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank wat betreft de persoon van [verdachte] rekening met de volgende rapporten:
- een pro Justitia rapportage betreffende een psychologisch onderzoek van 10 mei 2024, opgemaakt door drs. R.M.C. Hoogstraten, GZ- psycholoog (hierna: het pro Justitia rapport);
- een advies uitgebreid onderzoek van de Raad van 26 juli 2024, opgesteld door G. Pos, raadsonderzoeker;
- de rapportage van SAVE van 5 augustus 2024, opgesteld door S.H.G. van den Brand, medewerker SAVE.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen S.H.G van den Brand, medewerker bij SAVE, als beëdigd deskundige op zitting heeft verklaard en toegelicht.
Uit de
pro Justitia rapportagevolgt dat de psycholoog nauwelijks zicht heeft gekregen op wat de overvallen emotioneel met [verdachte] hebben gedaan en wat voor effect het op hem gehad heeft. [verdachte] lijkt af te wegen wat hij wel vertelt en welke informatie hij geeft. Enerzijds zou deze afweging berekenend kunnen zijn en anderzijds is het mogelijk dat het beperkte mentaliserend vermogen, een beperkt inzicht en reflectievermogen en de trage verwerkingssnelheid van [verdachte] van invloed zijn geweest op zijn gedrag en de keuzes die hij heeft gemaakt. Daarnaast speelt mee dat [verdachte] de behoefte heeft aan meer geld, waardoor hij zich onvoldoende laat afremmen door normen en waarden van de maatschappij en de moraal van zijn familie. Daarbij maakt [verdachte] denkfouten in combinatie met een lacunair geweten en impulsief en riskant gedrag. Deze kenmerken passen in een ongespecificeerde, disruptieve, impulsbeheersing- of andere gedragsstoornis en de andere gespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis vanwege zeer lage verwerkingssnelheid (licht verstandelijk beperkte mogelijkheden). De deskundige adviseert de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen.
Het risico op toekomstig gewelddadig en crimineel gedrag wordt als matig tot hoog ingeschat. [verdachte] maakt denkfouten als het over zijn behoeftebevrediging gaat zoals het willen hebben van meer geld. Hij maakt riskante en impulsieve keuzes waarbij hij niet nadenkt over de gevolgen van zijn gedrag, noch voldoende stilstaat bij de gevolgen hiervan op de slachtoffers. [verdachte] heeft onvoldoende vaardigheden om de verleidingen van het geld te weerstaan. Daarnaast heeft [verdachte] meerdere keren een wapen gebruikt waarbij hij de slachtoffers direct heeft bedreigd. [verdachte] laat hiermee een beperkte gewetensvorming zien, een onvoldoende rem op zijn behoeften (meer geld) en een beperkt mentaliserend vermogen. Hij kan zijn emoties nauwelijks differentiëren.
Uit het
advies van de Raadvolgt dat het Algemeen Recidive Risico (ARR) hoog is. Het hoge ARR kan verklaard worden door het feit dat [verdachte] eerder met politie in aanraking is gekomen en van meerdere gewapende overvallen wordt verdacht. Uit het onderzoek van de Raad komt een laag Dynamisch Risico Profiel (DRP) naar voren. Desondanks ziet de Raad een verhoogde kans op herhaling. Er worden risico’s geconstateerd ten aanzien van [verdachte] zijn vaardigheden, netwerk (fysiek als online) en houding. [verdachte] heeft openheid gegeven over zijn handelingen tijdens de delicten, maar lijkt zich nog onvoldoende bewust van de impact die dit op de slachtoffers heeft gehad.
Ten aanzien van het strafadvies, heeft de Raad onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van een gedrag beïnvloedende maatregel (GBM). Zowel de Raad als SAVE zijn op dit moment van mening dat een GBM nog niet aan de orde is. Ook in de pro Justitia rapportage wordt geen aanleiding gezien voor een GBM. In de pro Justitia rapportage wordt rekening gehouden met het feit dat [verdachte] een first offender is. Als belangrijkste motivatie wordt geconcludeerd dat [verdachte] zich tot op heden zeer goed aan de voorwaarden houdt en het advies is om behandeling en begeleiding op te leggen in het kader van de bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie. Dit kader wordt vooralsnog als afdoende beschouwd. De Raad sluit zich hierbij aan en heeft het interventieadvies over het volgen van een ambulante behandeling bij De Waag overgenomen als bijzondere voorwaarde. Mocht ter zitting blijken dat de behandeling niet binnen 3 maanden opgestart kan worden, adviseert de Raad de leerstraf SoCool op te leggen, omdat deze beter aansluit bij de lage verwerkingssnelheid van [verdachte] en op korte termijn zou kunnen starten.
Ten aanzien van de deels voorwaardelijke detentie verzoekt de Raad de rechtbank rekening te houden met de reeds positieve stappen die [verdachte] heeft gezet en het feit dat behandeling van belang is om de kans op recidive te verlagen. De Raad ziet een verhoogd risico dat de setting van een jeugdgevangenis een negatief effect kan hebben op [verdachte] zijn ontwikkeling en de pro-sociale domeinen.
De Raad adviseert om aan [verdachte] een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf, onder de algemene voorwaarden dat de [verdachte] : zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat:
- [verdachte] zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling te weten
Samen Veilig te Almere en intensieve begeleiding aanvaardt in het kader van ITB
Harde Kern voor de duur van drie maanden;
- [verdachte] zich conform het deeladvies EM houdt aan het locatiegebod, en zich ter
controle van het locatiegebod onder elektronisch toezicht zal stellen van de
gecertificeerde instelling, te weten Samen Veilig te Almere, voor de duur van zes
maanden;
- [verdachte] zich conform het deeladvies EM houdt aan het locatieverboden en zich
ter controle van de locatieverboden onder elektronisch toezicht zal stellen van de
gecertificeerde instelling, te weten Samen Veilig te Almere, voor de duur van zes
maanden;
- [verdachte] meewerkt aan behandeling bij De Waag of soortgelijke instelling;
- [verdachte] een positieve dagbesteding heeft in de vorm van school en/of werk;
- [verdachte] werkt mee aan eventuele (vervolg) diagnostiek wanneer de
behandelinstelling en/of de jeugdreclassering dit nodig acht(en);
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig Midden Nederland,
opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden
en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden.
SAVE heeft geadviseerd om, conform het advies van de Raad, aan [verdachte] een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met daarbij dezelfde bijzondere voorwaarden als die door de Raad zijn geadviseerd. SAVE heeft eveneens geadviseerd om aan [verdachte] een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Verminderde toerekenbaarheid
De rechtbank zal de conclusies van de psycholoog overnemen en tot de hare maken. Dit betekent dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan [verdachte] zullen worden toegerekend.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) gaan voor een overval op een winkel uit van een jeugddetentie vanaf vier maanden. Strafverzwarende factoren zoals het feit dat dat [verdachte] de overvallen samen met een ander heeft begaan, het georganiseerd karakter van de groep, de plaats van het delict en de bedreiging met een wapen zijn daarin nog niet meegenomen.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan vier gewelddadige overvallen en heeft vuurwapens voorhanden gehad. Dit maakt dat het uitgangspunt een zeer forse onvoorwaardelijke jeugddetentie is. Uit het psychologisch onderzoek blijkt echter dat er bij [verdachte] sprake is van verschillende stoornissen, die een duidelijke rol hebben gespeeld bij de door hem gepleegde feiten. Zoals hiervoor al genoemd ziet dit onder meer op beperkte gewetensvorming, onvoldoende rem op zijn behoeften en een beperkt mentaliserend vermogen. Dit is ook duidelijk gebleken bij de behandeling op zitting. Dit neemt niet weg dat wat [verdachte] heeft gedaan, hem kan worden toegerekend. Uit het psychologisch onderzoek blijkt immers dat [verdachte] in staat is zelf een keuze te maken en ook die afweging (snel geld verdienen) heeft gemaakt. Het betekent echter wel dat wat [verdachte] heeft gedaan, hem niet volledig kan worden toegerekend. Gelet op de aanwezige stoornissen en hoe deze hebben doorgewerkt in de gepleegde feiten, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval de stoornissen een forse stempel drukken op het handelen van [verdachte] en zal zij de feiten in verminderde mate aan [verdachte] toerekenen. Dit maakt dat de rechtbank op een lagere onvoorwaardelijke jeugddetentie uitkomt. Daar komt bij dat uit de rapportages blijkt dat [verdachte] behandeling nodig heeft. De rechtbank wil de huidige positieve ontwikkelingen bij [verdachte] niet doorkruisen. Daarom zal de rechtbank aan [verdachte] een langere jeugddetentie opleggen dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Alles afwegende zal de rechtbank [verdachte] veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 300 dagen, met aftrek van het voorarrest. Een gedeelte van 180 dagen zal voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Daarmee beoogt de rechtbank [verdachte] er van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Bovendien vindt de rechtbank het belangrijk dat [verdachte] de hulp en begeleiding krijgt, zoals deze in de vorm van bijzondere voorwaarden door de Raad zijn geadviseerd. De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om aan verdachte, net als aan alle medeverdachten, een contactverbod op te leggen met de aangevers en de medeverdachten in de juwelierszaak.
Verder acht de rechtbank het noodzakelijk dat [verdachte] deel neemt aan de leerstraf So-Cool (regulier) voor de duur van 40 uren, zodat hij op korte termijn voldoende vaardigheden aangeleerd krijgt om de juiste keuzes te maken.
Gelet op de op te leggen bijzondere voorwaarden en hetgeen uit de adviezen naar voren komt zal [verdachte] hard moeten werken om zijn leven weer op orde te krijgen. Gezien de ernst van de feiten zou een aanvullende werkstraf in principe passend zijn. De rechtbank zal echter, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, geen werkstraf aan [verdachte] opleggen nu het gezien de ingezette hulpverlening van belang is dat [verdachte] niet wordt overvraagd.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis inzake beide parketnummers opheffen.

9.BESLAG

Parketnummer 16.058304.24
Dit dossier bevat een beslaglijst met daarop de volgende voorwerpen:
1 STK Vest
(Omschrijving: PL0900-2023306338-3315670)
1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL0900-2023306338-3315656)
1 STK Broek
(Omschrijving: PL0900-2023306338-3315667)
1 STK Computer
(Omschrijving: PL0900-2023306338-3315673)
Parketnummer 16.331985.23
Dit dossier bevat een beslaglijst met daarop de volgende voorwerpen:
1 STK Ondergoed
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266502, blauw, merk: Under Armour)
1 STK Broek
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266503, zwart, merk: Asics)
2 STK Kleding
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266504, zwart)
1 STK Muts
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266509, zwart)
3 STK Hashish
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266945)
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de 3 stuks hasj aan het verkeer dienen te worden onttrokken. De overige goederen kunnen aan [verdachte] worden geretourneerd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen goederen aan [verdachte] dient te worden geretourneerd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen 3 STK hashish (goednummer: G3266945), onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang
Teruggave aan [verdachte]
De rechtbank zal teruggave gelasten aan [verdachte] van de in beslag genomen kledingstukken en gegevensdragers (goednummers: 3315670, 3315656, 3315667, 3315673, G3266502, G3266503, G3266504 en G3266509).

10.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.000,00. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] oonder 1 tenlastegelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.873,86. Dit bedrag bestaat uit € 573,86 materiële schade en € 2.300,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] onder 1 tenlastegelegde feit.
VOF [benadeelde 3] , vertegenwoordigd door [slachtoffer 6] , heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 90.000,00. Dit bedrag bestaat in zijn geheel als materiële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] onder 2 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 6] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 22.000,00. Dit bedrag bestaat uit € 2.000,00 materiële schade en € 20.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] onder 2 tenlastegelegde feit.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.550,00. Dit bedrag bestaat uit € 250,00 materiële schade en € 2.300,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] onder 4 tenlastegelegde feit.
[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.500,00. Dit bedrag bestaat in zijn geheel uit materiële schade, ten gevolge van het onder 5 tenlastegelegde feit, namelijk het eigen risico van de verzekering waarmee de overvalschade is gedekt.
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.571,50. Dit bedrag bestaat uit € 1.571,50 materiële schade (beveiligingsmaatregelen) en € 6.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het onder 5 tenlastegelegde feit.
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.571,50. Dit bedrag bestaat uit € 1.571,50 materiële schade (beveiligingsmaatregelen) en € 6.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het onder 5 tenlastegelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [benadeelde 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in zijn geheel kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie refereert zich ten aanzien van het vorderingen van [benadeelde 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de verdeling van het toe te wijzen bedrag over de medeverdachten door hoofdelijkheid of opsplitsing van het totaalbedrag.
Ten aanzien van vordering van VOF [benadeelde 3] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat nu de vordering onvoldoende is onderbouwd, benadeelde partij niet- ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6] heeft de officier van justitie zich op standpunt gesteld dat benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet- ontvankelijk dien te worden verklaard in de vordering nu deze schade onvoldoende is onderbouwd. De gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd. Bij bepaling van de hoogte van de immateriële schade dient aangesloten te worden bij de hoogte van de vordering zoals kan worden toegewezen aan benadeelde partij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , te weten € 2.300,00. Voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade dient [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk te worden verklaard.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verzochte vergoeding door [benadeelde 1] van € 1.500,00 aan eigen risico kan worden toegewezen. De gevorderde materiële schade van benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] van € 1.571,50 dient te worden afgewezen. De factuur is gericht aan [benadeelde 1] en niet aan benadeelde partijen in persoon. De raadsvrouw stelt zich primair op het standpunt dat niet blijkt dat benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] deze schade rechtstreeks hebben geleden. Subsidiair stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat de overgelegde factuur onvoldoende inzicht geeft in de werkzaamheden die zijn verricht. De gevorderde immateriële schade van € 6.000,00 per persoon dient sterk te worden gematigd. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank aansluiting te zoeken bij uitspraken van andere rechtbanken waarbij in soortgelijke zaken een vergoeding tussen de € 829,00 en € 1.600,00 worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de gevorderde materiële schade van € 573,86 kan worden toegewezen. De immateriële schade dient te worden gematigd naar € 2.000,00. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de immateriële schade dient te worden gematigd naar € 2.000,00. Benadeelde partij had al last van PTSS waardoor lastig te bepalen is welke klachten nu precies door de overval zijn veroorzaakt.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de gevorderde materiële schade dient te worden afgewezen omdat onvoldoende is onderbouwd dat [slachtoffer 3] de schade rechtstreeks heeft geleden. Op het overgelegde verzekeringsdocument staat niet de naam van [slachtoffer 3] genoemd, maar van iemand anders. De immateriële schade dient eveneens te worden gematigd naar € 2.000,00.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 3] / [slachtoffer 6] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen nu deze in zijn geheel niet is onderbouwd.
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om ten aanzien van alle vorderingen af te wijken van de hoofdregel en de hoofdelijkheidsclausule niet toe te passen, maar het toegewezen bedrag te verdelen over het aantal betrokken personen, aangehouden of niet aangehouden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
Op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing en gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit zodanig duidelijk zijn dat aantasting in haar persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan worden aangenomen. De rechtbank stelt dan ook vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Een schadevergoeding van € 2.000,00 wordt doorgaans in soortgelijke zaken billijk geacht. De goede en specifieke onderbouwing van de gevolgen voor benadeelde partij en de daardoor geleden schade geven echter aanleiding om een hoger bedrag aan benadeelde partij toe te kennen. De rechtbank acht op grond van het voorgaande een vergoeding van € 2.500,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De gevorderde materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste vordering tot vergoeding van materiële kosten van € 573,86 zal worden toegewezen.
De gevorderde immateriële schade
Op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing en gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit zodanig duidelijk zijn dat aantasting in haar persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b BW kan worden aangenomen. De rechtbank stelt dan ook vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 2.000,00 voor de geleden immateriële schade billijk. Daarbij heeft rechtbank in aanmerking genomen dat het een overval betreft waarbij gedreigd is met een vuurwapen en benadeelde partij onder bedreiging daarvan de kluis achter in de winkel heeft moeten openen. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Ten aanzien van de vordering [benadeelde 3]
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat [slachtoffer 6] bevoegd is om namens de VOF [benadeelde 3] een vordering tot schadevergoeding in te dienen.
De gevorderde materiële schade
Door [benadeelde 3] wordt een bedrag van € 90.000,00 gevorderd nu het bedrijf veel klanten heeft verloren doordat als gevolg van de overval niet meer met contant geld in de winkel kan worden betaald. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu deze niet met stukken of anderszins is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering [slachtoffer 6]
De gevorderde materiële schade
Door benadeelde partij is een bedrag van € 2.000,00 gevorderd omdat zij gedurende een periode niet heeft kunnen werken. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu deze niet met stukken of anderszins is onderbouwd.
De gevorderde immateriële schade
Ten gevolge van het bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. Daarnaast zijn de nadelige gevolgen voor benadeelde partij van het onder 2 bewezen verklaarde zodanig duidelijk dat aantasting van haar persoon in de zin van eerder genoemd artikel kan worden aangenomen.
Een schadevergoeding van € 2.000,00 wordt doorgaans in soortgelijke zaken billijk geacht. Gelet op de omstandigheid dat benadeelde partij meerdere malen met een vuurwapen op haar hoofd is geslagen en daardoor last heeft gehad van hoofdpijn en duizeligheid, zal de rechtbank een bedrag van € 2.500,00 toekennen. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Ten aanzien van de vordering [slachtoffer 3]
De gevorderde materiele schade
Uit de bijlagen bij het verzoek tot schadevergoeding volgt dat de verzekeringspolis op naam van de [benadeelde 4] staat. Echter is de brief van de verzekeraar met betrekking tot de uitkering van de schade gericht aan mevrouw [B] en niet aan mevrouw [slachtoffer 3] . Op grond van het voorgaande zal de rechtbank benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu onvoldoende duidelijk is aan wie het schadedrag is uitgekeerd en wie verantwoordelijk is voor de betaling van het eigen risico van € 250,00.
De gevorderde immateriële schade
Op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing en gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen van het onder 4 bewezen verklaarde feit zodanig duidelijk zijn dat aantasting in haar persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b BW kan worden aangenomen. De rechtbank stelt dan ook vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 2.000,00 voor de geleden immateriële schade billijk. Daarbij heeft rechtbank in aanmerking genomen dat het een overval betreft waarbij gedreigd is met een vuurwapen en benadeelde partij onder bedreiging geld in de kassa heeft moeten halen en haar achtjarige dochter hiervan getuige is geweest. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Ten aanzien van de vordering [benadeelde 1]
De materiële schade voor het eigen risico van de verzekering komt voor vergoeding in aanmerking. De vordering van de vennootschap onder firma [benadeelde 1] is ingediend door [slachtoffer 4] . De rechtbank stelt vast dat uit het door de benadeelde partij overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat [slachtoffer 4] tekeningsbevoegd is namens [benadeelde 1] tot het bedrag van € 1.000,00. De rechtbank zal daarom een bedrag van € 1.000,00 toewijzen. Een nader onderzoek naar de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [slachtoffer 4] zal naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook voor het overige deel van de vordering, te weten € 500,00, niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
De gevorderde materiële schade
In het verzoek tot schadevergoeding staat dat mede op aanraden van de politie extra camera’s bij de juwelier zijn geplaatst, maar het is onvoldoende onderbouwd wat de toegevoegde waarde is van het plaatsen van de extra beveiligingsmaatregelen, naast de al aanwezige camera’s in de juwelier. De overgelegde factuur en opdrachtbevestiging zijn bovendien gericht aan ‘ [benadeelde 1] ’. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen dat de kosten voor het camerasysteem door [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] als privépersoon zijn gemaakt. Het is naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het stafproces om deze aspecten op te helderen. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De gevorderde immateriële schade
Op basis van de door de benadeelde partijen gegeven onderbouwing en gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen van het bewezen verklaarde feit zodanig duidelijk zijn dat aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan worden aangenomen. De rechtbank stelt dan ook vast dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 2.000,00 voor de geleden immateriële schade billijk. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het een overval betreft waarbij gebruik is gemaakt van een moker waarmee de vitrines zijn ingeslagen, en in het bijzijn van beide slachtoffers is gezwaaid met een mes. Al deze aspecten hebben bijgedragen aan het gewelddadige karakter van de overval. De omstandigheid dat de benadeelde partijen 8 jaar lang hard hebben gewerkt om hun zaak op te bouwen en dit in één klap teniet is gedaan weegt de rechtbank eveneens mee. Anderzijds zijn de psychische gevolgen niet verder onderbouwd, en schrijven beide benadeelde partijen dat het inmiddels beter met hen gaat. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de vordering tot het bedrag van € 2.000,00 toewijzen en voor het overige afwijzen.
Ten aanzien van alle vorderingen, met uitzondering van de vordering van [benadeelde 3] .
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[verdachte] is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat [verdachte] tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding om van deze standaardregel af te wijken.
De toegewezen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente en ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zoals nader in het dictum is gespecificeerd. In verband met de toepassing van het jeugdstrafrecht wordt er geen gijzeling opgelegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36d, 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het 1 primair, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 300 (driehonderd) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een
gedeelte van 180 (honderdtachtig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling te weten
Samen Veilig te Almere en intensieve begeleiding aanvaardt in het kader van ITB
Harde Kern voor de duur van maximaal drie maanden;
* zich gedurende de proeftijd zal bevinden op de [adres] te [woonplaats] . Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van 12 resp. 15 uur ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby’s, school, werk, behandeling), zoals met de jeugdreclassering wordt afgesproken. Als de jeugdreclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij
hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel, voor de duur van maximaal 6 maanden;
* zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in Bilthoven. Verdachte zal een kaart ontvangen waarin het verboden gebied staat ingetekend. Als de jeugdreclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij
hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatieverbod zal worden
gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel, voor de duur van maximaal 6 maanden;
* op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met de medeverdachten en aangevers te weten: [medeverdachte 1] ( [2005] ), [medeverdachte 2] ( [2004] ), [medeverdachte 3] ( [2008] ), [medeverdachte 4] ( [2006] ), [medeverdachte 5] ( [2005] ), [slachtoffer 4] ( [1960] ) en [slachtoffer 5] ( [1976] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* meewerkt aan behandeling bij De Waag of soortgelijke instelling;
* een positieve dagbesteding heeft in de vorm van school en/of werk;
* meewerkt aan eventuele (vervolg) diagnostiek wanneer de behandelinstelling en/of de jeugdreclassering dit nodig acht(en);
- waarbij de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf bestaande uit een leerstraf, te weten So-Cool (regulier), voor de duur van 40 (veertig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 (twintig) dagen jeugddetentie;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
3 STK Hashish
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266945)
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
Inzake parketnummer:
16.058304.24
1 STK Vest
(Omschrijving: PL0900-2023306338-3315670)
1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL0900-2023306338-3315656)
1 STK Broek
(Omschrijving: PL0900-2023306338-3315667)
1 STK Computer
(Omschrijving: PL0900-2023306338-3315673)
Inzake parketnummer:
16.331985.23
1 STK Ondergoed
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266502, blauw, merk: Under Armour)
1 STK Broek
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266503, zwart, merk: Asics)
2 STK Kleding
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266504, zwart)
1 STK Muts
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266509, zwart)
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 2.500,00, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 2.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.573,86 , bestaande uit een vergoeding van € 573,86 voor materiële schade en € 2.000,00 voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen materiële bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2023 over het bedrag van € 17,35 en vanaf 8 mei 2024 over het bedrag van € 556,51 tot de dag van de algehele voldoening en van het toegewezen immateriële bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 2.573,86 te betalen, vermeerderd met de hierboven genoemde wettelijke rente tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
  • verklaart [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
  • verklaart [slachtoffer 6] voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 6] toe tot een bedrag van € 2.500,00, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 6] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 6] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat € 2.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • verklaart [slachtoffer 3] voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 2.000,00, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • verklaart [slachtoffer 4] voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 2.000,00 bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • verklaart [slachtoffer 5] voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 2.000,00 bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis inzake beide parketnummers (16.058304.24 en 16.331985.23).
Dit vonnis is gewezen door V.C. Kool, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. H. den Haan en H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Hardeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16.058304.24
1.
hij op of omstreeks 15 september 2023 te [vestigingsplaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag van (ongeveer) 12.000 Euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan [benadeelde 2] , filiaal [adres] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte /of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
(terwijl hij/zij zijn/hun gelaat/hoofd had(den) bedekt met een bivakmuts en/of
capuchon en/of sjaal)
- voor de toonbank te gaan staan met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp)
in de hand en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te roepen: “Ik wil geld uit de kluis!”
en/of “Naar achteren, naar achteren” en/of zich achter de balie te begeven en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar het kantoor te dwingen (alwaar de kluis
zich bevond) en/of
- (vervolgens) te roepen tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] : “Maak die
kluis open. Je moet snel zijn want ik weet dat je op de knop hebt gedrukt” en/of
“Waar is het geld?” en/of “Pak het dan”, althans (telkens) woorden van gelijke
(dreigende) aard of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2023 te [vestigingsplaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een
geldbedrag van (ongeveer) 12.000 Euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [benadeelde 2] , filiaal [adres] en/of een derde toebehoorde(n) door
(terwijl hij/zij zijn/hun gelaat/hoofd had(den) bedekt met een bivakmuts en/of
capuchon en/of sjaal)
- voor de toonbank te gaan staan met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp)
in de hand en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te roepen: “Ik wil geld uit de kluis!”
en/of “Naar achteren, naar achteren” en/of zich achter de balie te begeven en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar het kantoor te dwingen (alwaar de kluis
zich bevond) en/of
- (vervolgens) te roepen tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] : “Maak die
kluis open. Je moet snel zijn want ik weet dat je op de knop hebt gedrukt” en/of
“Waar is het geld?” en/of “Pak het dan”, althans (telkens) woorden van gelijke
(dreigende) aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 6 oktober 2023 te Almere
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag van (ongeveer) 50 Euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [benadeelde 3] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander
dan aan [verdachte] en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, door
(terwijl hij/zij zijn/hun gelaat/hoofd had(den) bedekt met een capuchon)
- voor de toonbank te gaan en/of te blijven staan met een (op een) vuurwapen
(gelijkend voorwerp) in de hand en/of
- over de (glazen) deur naar achter de toonbank en/of het kantoor te klimmen en/of
naar die [slachtoffer 6] toe te rennen met een (op een) vuurwapen (gelijkend
voorwerp) in de hand en/of gericht op die [slachtoffer 6] en/of
- meermalen, althans eenmaal, met dat vuurwapen, althans voorwerp op/tegen het
hoofd van die [slachtoffer 6] te slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer 6] te roepen: “Waar is je
kluis” en/of “Waar is je kassa” en/of “Snel, snel, snel”, althans woorden van gelijke
(dreigende) aard of strekking en/of
- meermalen, althans eenmaal, op de kassa te slaan;
3.
hij op of omstreeks 6 oktober 2023 te Almere
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten twee naar (semi-automatisch) scherpschietend(e) omgebouwd(e)
gaspisto(o)l(en), van het merk Walther, type P22 P.A.K. van categorie III onder 1,
zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 2 december 2023 te Almere
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 300 Euro, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan snackbar [benadeelde 4] en/of die [slachtoffer 3]
en/of een derde toebehoorde(n) door
(terwijl hij/zij zijn/hun gelaat/hoofd had(den) bedekt met een mondkapje en/of een
capuchon)
- met versnelde pas de snackbar in te lopen naar die [slachtoffer 3] toe met een (op een)
vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de hand en/of
- tegen die [slachtoffer 3] te roepen dat het een overval was en dat zij, die [slachtoffer 3] , geld moest
pakken en/of (nadat die [slachtoffer 3] geld uit de kassa in een rugtas had gedaan) dat zij, die
[slachtoffer 3] , meer geld moest pakken en/of te roepen om de kluis, althans woorden van
gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 3] naar de personeelsruimte (achter de toonbank) te dwingen;
Parketnummer 16.331985.23
hij op of omstreeks 13 december 2023 te De Bilt, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere
siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4]
[slachtoffer 4] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met bivakmutsen , in elk geval gezichtsbedekking, en handschoenen naar [benadeelde 1]
[benadeelde 1] te gaan en/of
- die [slachtoffer 5] tegen het lichaam te duwen en/of richting het atelier te duwen en/of
- met een hamer, althans een hard voorwerp, tegen de glazen vitrines te slaan en/of
- de woorden toe te voegen: 'geld, geld' en/of 'steentjes, steentjes', althans woorden
van gelijke aard en strekking en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 5] te
zwaaien en/of te houden en/of te tonen en/of
- (vervolgens)(nogmaals) te vragen naar steentjes, althans woorden van gelijke aard
en strekking en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen een glazen stolp te
slaan en/of
- de uit de vitrine gehaalde siera(a)d(en) in een tas te stoppen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 maart 2024 ‘Einddossier Annobon’, genummerd: PL0900-2023306338, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 512, een proces-verbaal van 18 maart 2024 ‘PV’, genummerd: PL0900-2023306338. opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 513 tot en met 997 (hierna samen: ‘PV Annobon’) en een proces-verbaal van 14 december 2023, genummerd 2023380314/2023380315 – Voorgeleidingsdossier 3T23Umtata, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 177 (hierna: ‘PV Umtata’). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 329 en 330 (PV Annobon)
3.Pagina’s 333 en 334 (PV Annobon)
4.Pagina’s 396 t/m 400 (PV Annobon)
5.Pagina’s 30 t/m 32 (PV Annobon)
6.Pagina’s 73 t/m 76 (PV Annobon)
7.Pagina’s 249 t/m 251 (PV Annobon)
8.Pagina’s 417 en 418 (PV Annobon)
9.Pagina’s 433 t/m 436 (PV Annobon)
10.Pagina 14 (PV Umtata)
11.Pagina’s 17 t/m 19 (PV Umtata)
12.Pagina’s 75 t/m 77 (PV Umtata)