ECLI:NL:RBMNE:2024:5763

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
16.339781.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewapende overval op juwelier met geweld en bedreiging

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een gewapende overval op een juwelier op 13 december 2023. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na onderzoek op de terechtzittingen van 3 september 2024 en 8 oktober 2024. De officier van justitie, mr. M.M. Rademaker, vorderde een jeugddetentie van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en een taakstraf van 50 uren. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.I. Keukens, pleitte voor toepassing van het jeugdstrafrecht en een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand, gezien de positieve ontwikkelingen in de begeleiding van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplichtigheid aan de overval, waarbij zij zich had vermomd en de medeverdachten toegang tot de juwelier had verleend. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, namelijk diefstal met geweld, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank legde een jeugddetentie van twee maanden op, met aftrek van het voorarrest, en bepaalde dat een gedeelte van één maand voorwaardelijk werd opgelegd met een proeftijd van twee jaren. Tevens werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en een contactverbod met de medeverdachten en aangevers.

De benadeelde partijen, waaronder de juwelier en de slachtoffers, vorderden schadevergoeding. De rechtbank wees de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toe, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade. De rechtbank benadrukte de impact van de overval op de slachtoffers en de ernst van het feit, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had en zich goed leek te ontwikkelen onder begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.339781.23 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 8 oktober 2024

in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2005 te [geboorteplaats] ,/
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] of verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 september 2024 en van 8 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen [verdachte] en haar raadsvrouw, mr. B.I. Keukens, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat [verdachte] :
Feit 1 primair
op 13 december 2023 in [plaats] , samen met een (of meer) ander(en), sieraden van Juwelier [juwelier] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meerdere medewerkers van Juwelier [juwelier] ;
Feit 1 subsidiair
medeplichtig is geweest aan het onder 1 primair tenlastegelegde door met een pruik op naar Juwelier [juwelier] te gaan en/of zich voor te doen als een klant en/of bij Juwelier [juwelier] aan te bellen en/of toen de deur werd geopend de medeverdachten naar binnen heeft laten gaan.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

[verdachte] dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde nu het medeplegen van de diefstal met geweld niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend te bewijzen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair tenlastegelegde nu de gedragingen die aan [verdachte] worden toegeschreven niet gekwalificeerd kunnen worden als medeplegen. De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak feit 1 primair

Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting kwalificeert de rechtbank de door [verdachte] uitgevoerde handelingen als medeplichtigheidshandelingen. De rechtbank is daarom met de officier van justitie en de raadvrouw van oordeel dat het primair tenlastegelegde feit (diefstal met geweld in vereniging) niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank zal de [verdachte] hiervan vrijspreken.

Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair

Het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft dit feit ook bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen: [1]
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 3 september 2024;
  • de aangifte van [slachtoffer 1] ;
- de aangifte van [slachtoffer 2] ; [3]
- een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden. [4]

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op
13 december 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, meerdere sieraden, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/ of [slachtoffer 1] en/of Juwelier [juwelier] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld/ bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, door
- met bivakmutsen, in elk geval met gezichtsbedekking, en handschoenen en een
pruik naar Juwelier [juwelier] te gaan en
- bij Juwelier [juwelier] aan te bellen en/of
- die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te duwen en richting het atelier te duwen en
- met een hamer tegen de glazen vitrines te slaan en
- de woorden toe te voegen: 'geld, geld' en 'steentjes, steentjes', en
- een mes, in de richting van die [slachtoffer 2] te zwaaien en/of te houden en/of te tonen en
- (vervolgens)(nogmaals) te vragen naar steentjes en
- met een mes tegen een glazen stolp te slaan en
- de uit de vitrine gehaalde sieraden in een tas te stoppen,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 13 december 2023 te [plaats] , opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door
- met een pruik op naar Juwelier [juwelier] te gaan en
- zich zo voor te doen als klant en
- bij Juwelier [juwelier] aan te bellen en
- toen de deur werd geopend die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] te wenken en naar binnen te laten gaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van twee maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden;
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 50 uren.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit om het jeugdstrafrecht toe te passen. [verdachte] wordt sinds 5 februari 2024 begeleid door de jeugdreclassering en dit gaat goed. Zij krijgt hulp wanneer zij een en ander niet meer overziet en ze gaat wekelijks naar de psycholoog bij De Waag. Het begeleid wonen zal haar nog meer rust geven. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om een jeugddetentie op te leggen gelijk aan de periode dat [verdachte] in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Het uitvoeren van een taakstraf zal [verdachte] , naast alle andere dingen die zij in het kader van haar begeleiding moet doen, overvragen. De raadsvrouw acht een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van één maand met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden dan ook een passende straf.

Het oordeel van de rechtbank

De aard en ernst van het feit
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een overval op een juwelier. [verdachte] heeft zich voorafgaand aan de overval vermomd met een bril en een pruik. Vervolgens heeft [verdachte] bij de juwelier aangebeld en zich voorgedaan als klant. Op het moment dat de deur werd opengedaan bleef [verdachte] in de deuropening staan, zodat de drie medeverdachten de juwelier binnen konden komen en hun slag konden slaan. [verdachte] was door de opdrachtgever een groot geldbedrag in het vooruitzicht gesteld voor haar deelname aan de overval.
[verdachte] heeft met haar handelen een belangrijke bijdrage geleverd aan de overval op de juwelier. Zij heeft zich hierbij niet bekommerd om de gevolgen voor anderen en heeft haar eigen belang om ‘snel geld te verdienen’ voorop gezet. Dit rekent de rechtbank haar zwaar aan.
Uit de indrukwekkende slachtofferverklaringen van de eigenaressen van de juwelier volgt dat de overval veel impact heeft op hen en op hun bedrijf. Een overval op klaarlichte dag is een ernstig en kwalijk feit dat voor angst en gevoelens van onveiligheid zorgt, niet alleen bij de eigenaressen van de juwelierszaak, maar ook bij andere ondernemers in de buurt en meer in het algemeen in de samenleving.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 30 juli 2024 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat [verdachte] niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank wat betreft de persoon van [verdachte] rekening met de volgende rapporten:
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 15 augustus 2024, opgesteld door mevrouw L.E. van Roon, reclasseringswerker;
- Tussenevaluatie Jeugdbescherming Amsterdam van 9 augustus 2004, opgesteld door mevrouw [A] , gezinsmanager.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen K. Boelsma, gezinsmanager bij de Jeugdbescherming Amsterdam, als beëdigd deskundige op zitting heeft verklaard en toegelicht.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat er risicofactoren op verschillende leefgebieden zijn. [verdachte] woont tijdelijk niet meer bij haar moeder en is er geen sprake van een stabiele dagbesteding. [verdachte] gaat wisselen van studie en heeft momenteel geen werk. Het is voor [verdachte] lastig om eenzelfde dagbesteding voor een langere tijd vast te houden. Er zijn enige schulden en is sprake van frequent softdrugsgebruik. Positief is dat [verdachte] zich begeleidbaar en ontvankelijk opstelt voor hulpverlening. [verdachte] houdt zich aan alle afspraken binnen het schorsingstoezicht en ten aanzien van de enkelband zijn er geen overtredingen geweest.
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering heeft hiervoor het wegingskader ASR gebruikt en contact gehad met de Raad van de Kinderbescherming. De reclassering constateert beperkte handelingsvaardigheden, bijvoorbeeld wanneer het gaat om ‘nee’ durven zeggen op het moment dat er druk op [verdachte] wordt uitgeoefend. [verdachte] is iemand die ondersteuning nodig heeft bij de praktische zaken van het leven. [verdachte] oogt soms wat jonger dan haar kalenderleeftijd doet vermoeden. Tot slot zijn er geen contra-indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Zo is er geen sprake van justitiële documentatie, heeft [verdachte] geen pro-criminele of antisociale houding en is zij niet trots op haar aanhouding en de verdenking van een strafbaar feit.
Aangezien het schorsingstoezicht bij de jeugdreclassering is ondergebracht adviseert de reclassering een toezicht in het kader van een voorwaardelijke veroordeling, daar voort te zetten. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met – kort weergegeven – de volgende bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij de reclassering;
  • Ambulante behandeling;
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • Volgen van onderwijs (jeugdstrafrecht);
  • Dagbesteding;
  • IFA coach.
In de tussenevaluatie van de Jeugdbescherming wordt ingegaan op een paar belangrijke schoringsvoorwaarden, te weten de enkelband, het meewerken aan hulpverlening (IFA en De Waag) en School/Dagbesteding. Uit de evaluatie volgt dat hoewel [verdachte] zich openstelt en meewerkt aan de Jeugdbescherming, er veel bij [verdachte] speelt. [verdachte] heeft momenteel geen stabiele huisvesting. Ondanks dat blijft [verdachte] in contact met de hulpverlening, verschijnt zij op afspraken en vraagt zij om hulp. [verdachte] blijft haar hulpverlening aangaan. Daarnaast werkt de hulpverlening nauw samen met het gezin van [verdachte] om tot een lange termijn oplossing te komen voor het verblijf van verdachte.
Jeugdstrafrecht
Op het moment dat [verdachte] het strafbare feit pleegde, was zij 18 jaar oud en dus meerderjarig. Normaal gesproken betekent dit dat het volwassenstrafrecht van toepassing zou zijn. Artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bepaalt echter dat de rechtbank in zaken tegen 18- tot 23-jarige verdachten het jeugdstrafrecht van toepassing kan verklaren wanneer dat gelet op (onder meer) de persoonlijkheid van [verdachte] wenselijk zou zijn.
De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van [verdachte] en wat daarover door de deskundigen is gerapporteerd, aanleiding om conform artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toe te passen.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) gaan voor het plegen van een overval op een winkel uit van een jeugddetentie vanaf vier maanden. Strafverzwarende factoren zoals het georganiseerde karakter van de groep en de plaats van het delict zijn daarin nog niet meegenomen. In dit geval is er sprake van medeplichtigheid, hetgeen maakt dat er uit moeten worden gegaan van een lagere straf.
De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met de omstandigheid dat [verdachte] zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis zich goed aan alle voorwaarden heeft gehouden. Daarnaast volgt uit de rapportages van de Reclassering en de Jeugdreclassering dat [verdachte] zich goed begeleidbaar opstelt, zij goed in contact blijft met de hulpverlening en alle aangereikte hulp accepteert. Nu de rechtbank deze huidige positieve ontwikkelingen niet wil doorkruisen, zal de rechtbank aan [verdachte] geen langere jeugddetentie opleggen dan de tijd die zij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Alles afwegende zal de rechtbank [verdachte] veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest. Een gedeelte van één maand zal voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Daarmee beoogt de rechtbank [verdachte] ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Bovendien vindt de rechtbank het belangrijk dat [verdachte] de hulp en begeleiding krijgt, zoals deze in de vorm van bijzondere voorwaarden door de Reclassering zijn geadviseerd, met als aanvulling daarop dat het begeleid wonen van [verdachte] zal worden onderbracht bij instelling [instelling] , zoals verzocht bij aanvullende e-mail door de jeugdreclassering.
De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om aan [verdachte] , net als aan alle medeverdachten, een contactverbod op te leggen met de aangevers en de medeverdachten.
De rechtbank zal, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, daarnaast aan [verdachte] geen taakstraf opleggen. De rechtbank acht het van belang dat [verdachte] zich volledig op haar hulpverleningstraject kan richten en daarbij niet wordt overvraagd.
De rechtbank geeft hierbij de Jeugdreclassering Amsterdam opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

BENADEELDE PARTIJEN

[juwelier] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.500,00. Dit bedrag bestaat in zijn geheel uit materiële schade, ten gevolge van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit, namelijk het eigen risico van de verzekering waarmee de overvalschade is gedekt.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.571,50. Dit bedrag bestaat uit € 1.571,50 materiële schade (beveiligingsmaatregelen) en € 6.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.571,50. Dit bedrag bestaat uit € 1.571,50 materiële schade (beveiligingsmaatregelen) en € 6.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [juwelier] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in zijn geheel kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de verdeling van het toe te wijzen bedrag over de medeverdachten door hoofdelijkheid of opsplitsing van het totaalbedrag.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering van [juwelier] bepleit dat uit het overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat beide vertegenwoordigers tekenbevoegd zijn tot een bedrag van € 1.000,00. Uit het uittreksel volgt niet dat mevrouw [slachtoffer 1] zelfstandig bevoegd is om te tekenen. Het zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren om de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [slachtoffer 1] nu nog verder te onderzoeken. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank dan ook primair om [juwelier] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering en subsidiair om de vordering te matigen naar € 1.000,00.
De raadsvrouw verzet zich niet tegen de toewijzing van de gevorderde materiële schade door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De raadsvrouw verzoekt de rechtbank wel om de immateriële schade te matigen naar een bedrag van € 1.000.00 nu uit de onderbouwing niet volgt dat er daadwerkelijk geestelijk letsel is vastgesteld. In soortgelijke zaken, waarbij sprake was van een gewapende overval maar zonder dat er psychisch letsel is vastgesteld, worden bedragen van niet meer dan € 1.000,00 toegewezen.

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van de vordering [juwelier]
De materiële schade voor het eigen risico van de verzekering komt voor vergoeding in aanmerking. De vordering van de vennootschap onder firma [juwelier] is ingediend door [slachtoffer 1] . De rechtbank stelt vast dat uit het door de benadeelde partij overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat [slachtoffer 1] tekeningsbevoegd is namens [juwelier] tot het bedrag van € 1.000,00. De rechtbank zal daarom een bedrag van € 1.000,00 toewijzen. Een nader onderzoek naar de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [slachtoffer 1] zal naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook voor het overige deel van de vordering, te weten € 500,00, niet-ontvankelijk verklaren.

Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]

De gevorderde materiële schade
In het verzoek tot schadevergoeding staat dat mede op aanraden van de politie extra camera’s bij de juwelier zijn geplaatst, maar het is onvoldoende onderbouwd wat de toegevoegde waarde is van het plaatsen van de extra beveiligingsmaatregelen, naast de al aanwezige camera’s in de juwelier. De overgelegde factuur en opdrachtbevestiging zijn bovendien gericht aan ‘ [juwelier] ’. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen dat de kosten voor het camerasysteem door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als privépersoon zijn gemaakt. Het is naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het stafproces om deze aspecten op te helderen. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De gevorderde immateriële schade
Op basis van de door de benadeelde partijen gegeven onderbouwing en gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen van het bewezen verklaarde feit zodanig duidelijk zijn dat aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan worden aangenomen. De rechtbank stelt dan ook vast dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 2.000,00 voor de geleden immateriële schade billijk. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het een overval betreft waarbij gebruik is gemaakt van een moker waarmee de vitrines zijn ingeslagen, en in het bijzijn van beide slachtoffers is gezwaaid met een mes. Al deze aspecten hebben bijgedragen aan het gewelddadige karakter van de overval. De omstandigheid dat de benadeelde partijen 8 jaar lang hard hebben gewerkt om hun zaak op te bouwen en dit in één klap teniet is gedaan weegt de rechtbank eveneens mee. Anderzijds zijn de psychische gevolgen niet verder onderbouwd, en schrijven beide benadeelde partijen dat het inmiddels beter met hen gaat. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de vordering tot het bedrag van € 2.000,00 toewijzen en voor het overige afwijzen.
Ten aanzien van alle drie de vorderingen
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[verdachte] is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat [verdachte] tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding om van deze standaardregel af te wijken.
De toegewezen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente en ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zoals nader in het dictum is gespecificeerd. In verband met de toepassing van het jeugdstrafrecht wordt er geen gijzeling opgelegd.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 48, 49, 77c, 77g, 77i,77x,77y,77z,77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 2 (twee) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
1 (één) maand, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering (Overschiestraat 57 in Amsterdam) zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;
* zich laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Startonderdeel van dat traject is de opmaak van een delictanalyse. Vervolgens zullen aanvullende (sociale) vaardigheden aangeleerd worden. Als diagnostiek nodig is om efficiënt en compleet te kunnen behandelen dan werkt verdachte daaraan mee. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* indien de toezichthouder dit nodig acht, meewerkt aan een verblijf in een (nader te bepalen) instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering (te weten: [instelling] ). Het verblijf start zo snel mogelijk, indien er een geschikte woonplek is gevonden waar verdachte terecht kan. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
* op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met de medeverdachten en aangevers te weten: [medeverdachte 1] [geboortedatum 2] 2005), [medeverdachte 5] ( [geboortedatum 3] 2004), [medeverdachte 3] ( [geboortedatum 4] 2008), [medeverdachte 4] ( [geboortedatum 5] 2006), [medeverdachte 2] ( [geboortedatum 6] 2007), [slachtoffer 1] ( [geboortedatum 7] 1960) en [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 8] 1976), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* een opleiding volgt op het ROC (MBO niveau twee), totdat zij deze afrondt middels het behalen van een diploma, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur;
* meewerkt aan een traject van IFA (intensieve forensische aanpak) indien de
jeugdreclassering dit, naast of in plaats van de Waag, passend vindt. Verdachte houdt zich aan de afspraken die in dat kader met haar gemaakt worden en volgt de aanwijzingen die haar in dat kader gegeven worden;
- waarbij de gecertificeerde instelling Jeugdreclassering Amsterdam opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [juwelier]
  • wijst de vordering van [juwelier] toe tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [juwelier] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [juwelier] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 2.000,00 bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of (een van) haar mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.000,00 bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of (een van) haar mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. V.C. Kool en H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Hardeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2024.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 13 december 2023 te [plaats] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere
siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] en/of Juwelier [juwelier] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met bivakmutsen , in elk geval gezichtsbedekking, en handschoenen en/of een
pruik naar Juwelier [juwelier] te gaan en/of
- bij Juwelier [juwelier] aan te bellen en/of
- zich voor te doen als klant en/of
- die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te duwen en/of richting het atelier te duwen en/of
- met een hamer, althans een hard voorwerp, tegen de glazen vitrines te slaan en/of
- de woorden toe te voegen: 'geld, geld' en/of 'steentjes, steentjes', althans woorden
van gelijke aard en strekking en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 2] te
zwaaien en/of te houden en/of te tonen en/of
- (vervolgens)(nogmaals) te vragen naar steentjes, althans woorden van gelijke aard
en strekking en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen een glazen stolp te
slaan en/of
- de uit de vitrine gehaalde siera(a)d(en) in een tas te stoppen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op
of omstreeks 13 december 2023 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere siera(a)d(en),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
en/of Juwelier [juwelier] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor
te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met bivakmutsen , in elk geval gezichtsbedekking, en handschoenen en/of een
pruik naar Juwelier [juwelier] te gaan en/of
- bij Juwelier [juwelier] aan te bellen en/of
- die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te duwen en/of richting het atelier te duwen en/of
- met een hamer, althans een hard voorwerp, tegen de glazen vitrines te slaan en/of
- de woorden toe te voegen: 'geld, geld' en/of 'steentjes, steentjes', althans woorden
van gelijke aard en strekking en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 2] te
zwaaien en/of te houden en/of te tonen en/of
- (vervolgens)(nogmaals) te vragen naar steentjes, althans woorden van gelijke aard
en strekking en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen een glazen stolp te
slaan en/of
- de uit de vitrine gehaalde siera(a)d(en) in een tas te stoppen,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13 december
2023 te [plaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- met een pruik op naar Juwelier [juwelier] te gaan en/of
- zich zo voor te doen als klant en/of
- bij Juwelier [juwelier] aan te bellen en/of
- toen de deur werd geopend die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4]
en/of [medeverdachte 2] te wenken en naar binnen te laten gaan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 december 2023, genummerd 2023380314/2023380315 – Voorgeleidingsdossier 3T23Umtata, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 177. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 14
3.Pagina’s 17 t/m 19
4.Pagina’s 75 t/m 77