ECLI:NL:RBMNE:2024:5759

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
24/670
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van niet-woning en geschil over hoorzitting

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente 1], die de WOZ-waarde van een niet-woning voor het belastingjaar 2023 op € 357.000,- heeft vastgesteld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar haar bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 24 november 2023. Eiseres verzocht om een schriftelijke hoorzitting, maar deze heeft niet plaatsgevonden. De rechtbank heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, en partijen hebben toestemming verleend om uitspraak te doen zonder zitting.

Het geschil draait om de vraag of er een overeengekomen datum was voor het aanleveren van grieven voor de hoorzitting, namelijk 6 oktober 2023. Eiseres stelt dat er geen duidelijkheid was over de hoorzitting voor de gemeente [gemeente 1]. De heffingsambtenaar heeft echter bewijs geleverd dat eiseres op 5 juli 2023 akkoord ging met de datum van 6 oktober 2023. De rechtbank oordeelt dat er voldoende duidelijkheid bestond over de samenwerking tussen de gemeenten [gemeente 1] en [gemeente 2], en dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Er is geen ruimte voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde en is openbaar uitgesproken op 4 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/670

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.W. Vugts)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente 1] , de heffingsambtenaar.

Inleiding

1.1
In de beschikking van 25 februari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder op
grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de niet-woning voor het belastingjaar 2023 vastgesteld op € 357.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2022.
1.2
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en verzocht om een schriftelijke hoorzitting. In de uitspraak op bezwaar van 24 november 2023 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de WOZ-waarde van de woning gehandhaafd. Er heeft geen schriftelijke hoorzitting plaatsgevonden.
1.3
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.4
Partijen hebben toestemming verleend om uitspraak te doen zonder zitting. [1] De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft daarop het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Het geschil

2. In geschil is de vraag of sprake is geweest van een overeengekomen datum dat eiseres de grieven voor de hoorzitting aan zou leveren bij de heffingsambtenaar, namelijk uiterlijk op 6 oktober 2023. Eiseres stelt dat dat niet het geval is. Eiseres stelt dat niet duidelijk was dat het hier ook ging om een hoorzitting voor de gemeente [gemeente 1] , en niet alleen een hoorzitting voor de gemeente [gemeente 2] . Uit de e-mailcorrespondentie zou namelijk niet blijken dat het daarin ook over de gemeente [gemeente 1] ging. Daarom verzoekt eiseres om terugverwijzing naar de bezwaarfase, zodat zij alsnog gehoord kan worden.
3. Over de afgesproken datum van 6 oktober 2023 brengt de heffingsambtenaar het volgende in. In een e-mail van 27 juni 2023 aan eiseres is door de heffingsambtenaar de datum van 6 oktober 2023 voorgesteld als uiterlijke datum om het volledige dossier, inclusief de schriftelijke hoorzitting, aan te leveren. Daarop heeft eiseres in een e-mail van 5 juli 2023 akkoord gegeven. Daaruit zou blijken dat er wel degelijk sprake was van een overeengekomen datum voor het aanleveren van de grieven.
4. De heffingsambtenaar licht verder in het verweerschrift toe dat in brieven en e-mails die worden verzonden naar inwoners, bedrijven en instellingen een ‘disclaimer’ is toegevoegd onderaan de correspondentie. In deze disclaimer staat dat de gemeenten [gemeente 1] en [gemeente 2] samenwerken en dat de organisatie van [plaats] voor beide zelfstandige gemeenten werkt. Vanwege die samenwerking wordt geen onderscheid gemaakt tussen bezwaarschriften voor gemeente [gemeente 2] en voor gemeente [gemeente 1] . De heffingsambtenaar benoemd hierbij dat andere professionele bezwaarmakers die voor gemeente [gemeente 2] en gemeente [gemeente 1] bezwaarschriften indienen, hier geen problemen mee hebben gehad.
Beoordeling van de rechtbank
5.1
Uit e-mailcorrespondentie tussen de heffingsambtenaar en eiseres blijkt dat eiseres op 5 juli 2023 heeft ingestemd met de afgesproken datum van 6 oktober 2023. In deze mail staat namelijk: “Ik ga akkoord met de datum. Naar welk e-mailadres kunnen de schriftelijke hoorzittingen gestuurd worden?” Daaruit blijkt dat eiseres en de heffingsambtenaar overeen zijn gekomen om voor 6 oktober 2023 de grieven van de schriftelijke hoorzitting aan te leveren. Daarnaast blijkt uit de stukken dat zowel onderaan alle e-mails van de heffingsambtenaar, als onderaan de ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift en de informatiebeschikking, staat vermeld dat de gemeenten [gemeente 1] en [gemeente 2] samenwerken en dat de organisatie [plaats] werkt voor beide zelfstandige gemeenten. De rechtbank is van oordeel dat daarom, zeker voor een professioneel gemachtigde die meerdere bezwaar- en beroepsprocedures heeft lopen bij onder andere de gemeenten in kwestie, voldoende duidelijkheid bestond over de samenwerking van de gemeenten [gemeente 2] en [gemeente 1] . De beroepsgrond slaagt niet.
5.2
Het beroep is ongegrond.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Bij deze uitkomst is geen ruimte voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Stumpel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.