ECLI:NL:RBMNE:2024:5755

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
16.332834.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld tijdens overval op juwelier door meerderjarige verdachte

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die op 13 december 2023 betrokken was bij een gewelddadige overval op een juwelier. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na onderzoek op de terechtzittingen van 3 september en 8 oktober 2024. De officier van justitie, mr. M.M. Rademaker, vorderde een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 51 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 50 uren. De verdediging pleitte voor een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de tijd in voorlopige hechtenis, rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen sieraden heeft gestolen met geweld en bedreiging. De verdachte heeft het feit bekend en de rechtbank achtte het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 140 dagen, waarvan 13 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en elektronische monitoring.

Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder een schadevergoeding van € 1.000,00 aan de juwelier en € 2.000,00 aan twee benadeelde partijen voor immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank het jeugdstrafrecht toepaste, gezien de leeftijd en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.332834.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2005] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte (voornaam)] of verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 september 2024 en van 8 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen [verdachte (voornaam)] en zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat [verdachte (voornaam)] :
op 13 december 2023 in [plaats 1] , samen met een (of meer) ander(en), sieraden van [naam onderneming] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meerdere medewerkers van [naam onderneming] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte (voornaam)] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het feit is door [verdachte (voornaam)] begaan. [verdachte (voornaam)] heeft het tenlastegelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen: [1]
  • de bekennende verklaring van [verdachte (voornaam)] ter terechtzitting van 3 september 2024;
  • de aangifte van [A] ;
- de aangifte van [B] ; [3]
- een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden. [4]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] :
op 13 december 2023 te [gemeente] , tezamen en in vereniging met anderen, meerdere sieraden, die geheel of ten dele aan [B] en/of [A] en/of [naam onderneming] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [B] en [A] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, door
- met bivakmutsen, in elk geval gezichtsbedekking, en handschoenen naar [naam onderneming]
te gaan en
- die [B] tegen het lichaam te duwen en richting het atelier te duwen en
- met een hamer tegen de glazen vitrines te slaan en
- de woorden toe te voegen: 'geld, geld' en 'steentjes, steentjes' en
- een mes in de richting van die [B] te zwaaien en/of te houden en/of te tonen en
- (vervolgens)(nogmaals) te vragen naar steentjes en
- met een mes tegen een glazen stolp te slaan en
- de uit de vitrine gehaalde sieraden in een tas te stoppen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte (voornaam)] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. [verdachte (voornaam)] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte (voornaam)] uitsluit. [verdachte (voornaam)] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte (voornaam)] ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 51 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden;
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 50 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan de periode dat [verdachte (voornaam)] in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Bij het bepalen van de strafmaat dient rekening gehouden te worden met de omstandigheid dat [verdachte (voornaam)] verminderd toerekeningsvatbaar is. Verder heeft hij een trage verwerkingssnelheid en een beperkte morele ontwikkeling. Daarnaast dient er rekening gehouden te worden met het feit dat [verdachte (voornaam)] gedurende de periode van de schorsing ongeveer 5,5 maand met een enkelband heeft gelopen, wat hem veel beperkingen in zijn vrijheid heeft gebracht. De raadsman verzoekt de rechtbank om aan de geheel voorwaardelijke jeugddetentie de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van de enkelband. De raadsman kan zich niet vinden in de door de officier van justitie gevorderde werkstraf van 50 uur.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
[verdachte (voornaam)] heeft zich, samen met vijf anderen, schuldig gemaakt aan een zorgvuldig geplande overval op een juwelier. [verdachte (voornaam)] is samen met twee medeverdachten naar binnengegaan, waarbij [verdachte (voornaam)] een moker tevoorschijn heeft gehaald en daarmee verschillende vitrines heeft ingeslagen en vervolgens de juwelen in een tas heeft gestopt. Een medeverdachte stond bij de deur, hield deze open en stond op de uitkijk. Een andere medeverdachte duwde bij binnenkomst in de juwelierszaak een van de eigenaressen richting het atelier, waarna hij een mes pakte dat daar lag en ermee begon te zwaaien terwijl hij schreeuwde dat de eigenaressen geld en steentjes moesten geven. Nadat een groot deel van de juwelen in de tas zat, zijn de verdachten weggegaan. [verdachte (voornaam)] was door de opdrachtgever een geldbedrag in het vooruitzicht gesteld voor zijn deelname aan de overval.
[verdachte (voornaam)] heeft met zijn handelen een belangrijke bijdrage geleverd aan de overval op juwelier. Hij heeft zich hierbij niet bekommerd om de gevolgen voor anderen en heeft zijn eigen belang om ‘snel geld te verdienen’ voorop gezet. Dit rekent de rechtbank [verdachte (voornaam)] zwaar aan.
Uit de indrukwekkende slachtofferverklaringen van de eigenaressen van de juwelier volgt dat de overval veel impact heeft op hen en op hun bedrijf. Een overval op klaarlichte dag is een ernstig en kwalijk feit dat voor angst en gevoelens van onveiligheid zorgt, niet alleen bij de eigenaressen van de juwelierszaak, maar ook bij andere ondernemers in de buurt en meer in het algemeen in de samenleving.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 25 juli 2024 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat [verdachte (voornaam)] niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank wat betreft de persoon van [verdachte (voornaam)] rekening met de volgende rapporten:
- een pro Justitia rapportage betreffende een psychologisch onderzoek van 24 mei 2024, opgemaakt door drs. [C] , GZ- psycholoog (hierna: het pro Justitia rapport);
- een reclasseringsadvies van [instelling 1] van 30 augustus 2024, opgesteld door [D] , reclasseringsmedewerker (hierna: het reclasseringsadvies);
- een advies voortijdige negatieve beëindiging toezicht van [instelling 1] van 11 september 2024, opgesteld door [E] , reclasseringsmedewerker (hierna: het opheffingsadvies).
Uit het
pro Justitia rapportvolgt dat het beeld is ontstaan van een sociaal wenselijke en emotioneel jonge jongen met een disharmonisch intelligentieprofiel die opgroeit in een gespannen en onrustige thuissituatie (negatieve invloed van ouderlijke relatieproblemen). Op basis van zijn vroegkinderlijke ontwikkeling en huidig functioneren worden er geen duidelijke aanwijzingen gezien voor een ontwikkelingsstoornis (zoals ADHD of autisme). Na enkele ingrijpende gebeurtenissen (onrust in thuissituatie, tijdelijk vertrek van vader en incident in [plaats 3] ) lijkt er sprake van een negatief welbevinden (meer gesloten houding, terugtrekken). Vanwege deze knik in zijn ontwikkeling en de invloed ervan op zijn functioneren, kan er worden gesproken van een aanpassingsstoornis (persisterend, met een gemengd angstig en verlaagde stemming). De geziene gedragsproblemen (fors verzuim, zich verzetten tegen en overtreden van regels en zelfbepalend gedrag) leiden tot toenemende beperkingen in zijn functioneren (overtredingen met boetes tot gevolg, verwijdering van opleiding en vooral eigen gang gaan), waardoor er kan worden gesproken van een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis.
Bij [verdachte (voornaam)] is diagnostisch gezien sprake van meerdere functionele tekortkomingen die ten grondslag liggen aan zowel de aanpassingsstoornis (persisterend, met een gemend angstige en verlaagde stemming), de ongespecificeerde gedragsstoornis als zijn disharmonisch intelligentieprofiel. De aanpassingsstoornis leidt ertoe dat hij onvoldoende in contact staat met zijn negatieve emoties. Dit belemmert zijn vermogen om in stressvolle situaties passende oplossingen te vinden. Zijn disharmonische intelligentieprofiel (beperktere handelingsvaardigheden en tragere verwerkingssnelheid) versterkt dit, waardoor hij niet snel genoeg op situaties kan inspelen en adequaat kan reageren. De ongespecificeerde gedragsstoornis leidt tot meer ontvankelijkheid voor delinquent gedrag vanwege zijn zelfbepalende instelling en moeite zich aan regels te conformeren. De morele ontwikkeling van [verdachte (voornaam)] is beperkt, wat ertoe leidt dat hij onvoldoende nadenkt over de gevolgen van zijn handelen en gedrag voor zichzelf en anderen. Zijn beperktere handelingsvaardigheden versterken dit. Het beeld ontstaat dat [verdachte (voornaam)] in de aanloop naar het tenlastegelegde een weinig kritische opstelling heeft aangenomen. Het is voorstelbaar dat [verdachte (voornaam)] voorafgaand en ten tijde van het tenlastegelegde feit, in de druk die hij zegt te hebben gevoeld, onvoldoende gedragsalternatieven voorhanden heeft gehad. Concluderend wordt geadviseerd dit tenlastegelegde feit in verminderde mate toe te rekenen.
Om het risico op recidive te verminderen en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling, wordt behandeling en begeleiding geadviseerd. Het is van belang dat [verdachte (voornaam)] op een adequate manier met emoties leert om te gaan. Met hem kan stilgestaan worden bij de ingrijpende gebeurtenissen en de spanningsvolle gezinssituatie met de hoop dat er meer ruimte komt voor zijn eigen gevoelens en ervaringen.. Voor de uitvoering van de behandeling wordt gedacht aan de gespecialiseerde ambulante (forensische) zorginstelling zoals [instelling 3] of een soortgelijke instelling. Eveneens wordt voortzetting van het reclasseringstraject van belang geacht zodat er met hem toegewerkt kan worden naar een positief vervolg van zijn opleiding en werk, maar er ook meer zicht komt op zijn sociale netwerk en activiteiten buitenshuis.
De psycholoog heeft de ASR-wegingslijst toegepast als hulpmiddel in de overweging of [verdachte (voornaam)] bij voorkeur middels het jeugdstrafrecht berecht dient te worden. Concluderend kan worden gezegd dat [verdachte (voornaam)] jonger oogt en functioneert dan gezien zijn kalenderleeftijd verwacht zou worden en dat inzet van gedragsinterventies binnen het jeugdstrafrecht het best passend is. Geadviseerd wordt [verdachte (voornaam)] volgens het jeugdstrafrecht te berechten.
Uit het
reclasseringsadviesvolgt dat een financieel motief niet kan worden uitgesloten en dat ook het sociale netwerk van [verdachte (voornaam)] als delictgerelateerd kan worden aangemerkt. Ook het gebrek aan een structurele daginvulling heeft mogelijk bijgedragen aan onderhavige verdenking. Een vervolgopleiding is tot dusverre niet van de grond gekomen en [verdachte (voornaam)] lijkt moeite te hebben om voor langere tijd een (bij)baan vast te houden. Verder wordt geconstateerd dat er sprake is (geweest) van onrust in de thuissituatie. In algemene zin lijkt het probleembesef beperkt te zijn en maakte [verdachte (voornaam)] een sociaal wenselijke indruk. Op basis van de problematiek uit de pro-Justitia rapportage wordt in het geval van een veroordeling het risico op recidive ingeschat op gemiddeld. Het huidige schorsingstoezicht verloopt moeizaam waarbij [verdachte (voornaam)] meermaals de voorwaarden heeft overtreden. De reclassering heeft hierdoor haar twijfels over de kans van slagen van een nieuw reclasseringstoezicht, hoewel [verdachte (voornaam)] mee wil werken aan begeleiding en behandeling indien deze worden opgelegd. Desondanks vraagt de aanwezige problematiek om (voortzetting van) interventies.
Gezien de leeftijd van [verdachte (voornaam)] ten tijde van het tenlastegelegde is het Wegingskader ASR toegepast. Op basis hiervan adviseert de reclassering eveneens het jeugdstrafrecht toe te passen. Kijkend naar de handelingsvaardigheden van [verdachte (voornaam)] ziet de reclassering dat hij een vrij jeugdige indruk maakt en moeite heeft met het nakomen van afspraken. Ook wijst de huidige verdenking op mogelijke beïnvloedbaarheid en impulsiviteit. Kijkend naar de pedagogische mogelijkheden ziet de reclassering dat [verdachte (voornaam)] deel uitmaakt van een gezin; wel geven zijn ouders aan dat hij zich steeds meer is gaan terugtrekken.. Ook ziet de reclassering de noodzaak tot het volgen van onderwijs. Er zijn geen zwaarwegende contra-indicaties in de clusters Justitiële voorgeschiedenis, Criminele levensstijl, Psychopathische trekken en Pedagogische onmogelijkheden. In het kader van het schorsingstoezicht is [verdachte (voornaam)] begeleid door [instelling 1] . In samenspraak met de Raad voor de Kinderbescherming [......] komt de reclassering echter tot de conclusie dat een traject bij de jeugdreclassering passender zou zijn voor verdachte. De pedagogische aanpak van de jeugdreclassering zou beter aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van [verdachte (voornaam)] en meer mogelijkheden bieden om het gezinssysteem te betrekken bij de begeleiding. Daarbij lijkt [verdachte (voornaam)] niet intrinsiek gemotiveerd voor hulpverlening waardoor een meer outreachende/activerende benadering wenselijk lijkt. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met – kort weergegeven – de volgende bijzondere voorwaarden:
  • Begeleiding door jeugdreclassering;
  • Ambulante behandeling;
  • Contactverbod;
  • Locatieverbod (met elektronische monitoring);
  • Locatiegebod (met elektronische monitoring);
  • Volgen van onderwijs;
  • Maatschappelijke begeleiding
Wanneer de geadviseerde voorwaarden worden overgenomen, adviseert de reclassering reclasseringstoezicht door de gecertificeerde instelling [instelling 2] .
Jeugdstrafrecht
Op het moment dat [verdachte (voornaam)] het strafbare feit pleegde, was hij 18 jaar oud en dus meerderjarig. Normaal gesproken betekent dit dat het volwassenstrafrecht van toepassing zou zijn. Artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bepaalt echter dat de rechtbank in zaken tegen 18- tot 23-jarige verdachten het jeugdstrafrecht van toepassing kan verklaren, wanneer dat gelet op (onder meer) de persoonlijkheid van [verdachte (voornaam)] wenselijk zou zijn.
De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van [verdachte (voornaam)] en wat daarover door de deskundigen is gerapporteerd, aanleiding om conform artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toe te passen.
Verminderde toerekenbaarheid
De rechtbank zal de conclusies van de psycholoog overnemen en tot de hare maken. Dit betekent dat het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan [verdachte (voornaam)] zal worden toegerekend.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) gaan voor een overval op een winkel uit van een jeugddetentie vanaf vier maanden. Strafverzwarende factoren zoals het georganiseerde karakter van de groep, bedreiging met een wapen en de plaats van het delict zijn daarin nog niet meegenomen.
In de strafoplegging zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheid dat [verdachte (voornaam)] tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis, ook al verliep deze schorsing moeizaam, gedurende langere tijd elektronische controle heeft gehad, wat de nodige beperkingen in de vrijheid van [verdachte (voornaam)] met zich heeft gebracht. Daarnaast zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheid dat het feit in verminderde mate aan [verdachte (voornaam)] kan worden toegerekend en dat zowel de deskundige als de reclassering het, gezien de problematiek van verdachte, van belang achten dat [verdachte (voornaam)] hulp en behandeling krijgt.
Alles afwegende zal de rechtbank [verdachte (voornaam)] veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 140 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 13 dagen voorwaardelijk zal worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Dit voorwaardelijk gedeelte betreft een korte periode, hetgeen samenhangt met het feit dat de schorsing van [verdachte (voornaam)] in de periode voor dit vonnis weer is opgeheven. De rechtbank hoopt niettemin dat [verdachte (voornaam)] deze kans grijpt en de aangeboden hulp en begeleiding zal aanvaarden.
De rechtbank geeft hierbij conform het reclasseringsadvies [instelling 2] de opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht. Hopelijk sluit dit toezicht beter aan bij de wensen en mogelijkheden van verdachte.
De rechtbank zal, anders dan de raadsman heeft bepleit, wel de elektronische monitoring als bijzondere voorwaarde opleggen. Het is van belang dat de jeugdreclassering de regie heeft en blijft houden op het verloop van de opgelegde voorwaarden. Dit neemt niet weg dat, als [verdachte (voornaam)] zich goed aan de voorwaarden houdt, hij steeds meer vrijheid zal krijgen. Dit zal echter gaan op voorwaarden van de reclassering, en niet die van verdachte.
Gelet op de op te leggen bijzondere voorwaarden en hetgeen uit de adviezen naar voren komt zal [verdachte (voornaam)] hard moeten werken om zijn leven weer op orde te krijgen. Een eventuele werkstraf zou mogelijk een te grote belasting voor [verdachte (voornaam)] zijn. De rechtbank zal dan ook, anders dan door de officier van justitie heeft gevorderd, geen werkstraf aan [verdachte (voornaam)] opleggen.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het bevel voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie.

9.BESLAG

Er is een beslaglijst met de volgende voorwerpen:
1 STK Shirt
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266494, blauw, merk: Nike)
1 STK Broek
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266497, zwart, merk: Adidas)
1 STK Sjaal
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266498)
2 STK Kleding
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266499, zwart)
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de goederen aan [verdachte (voornaam)] kunnen worden geretourneerd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave gelasten aan [verdachte (voornaam)] van de bovenstaande in beslag genomen kledingstukken (goednummers: G3266494, G3266497, G3266498, G3266499).

10.BENADEELDE PARTIJEN

[naam onderneming] [.] [..] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.500,00. Dit bedrag bestaat in zijn geheel uit materiële schade, ten gevolge van het aan [verdachte (voornaam)] tenlastegelegde feit, namelijk het eigen risico van de verzekering waarmee de overvalschade is gedekt.
[A] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.571,50. Dit bedrag bestaat uit € 1.571,50 materiële schade (beveiligingsmaatregelen) en € 6.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte (voornaam)] tenlastegelegde feit.
[B] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.571,50. Dit bedrag bestaat uit € 1.571,50 materiële schade (beveiligingsmaatregelen) en € 6.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte (voornaam)] tenlastegelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [naam onderneming] [.] [..] , [A] en [B] geheel kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de verdeling van het toe te wijzen bedrag over de medeverdachten door hoofdelijkheid of opsplitsing van het totaalbedrag.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade door [A] en [B] op het standpunt dat geen sprake is van rechtstreekse schade en dat tevens het causale verband ontbreekt. Het strafdossier bevat camerabeelden, waaruit volgt dat de aanwezige camera’s gewoon werkten. Desondanks heeft er toch een overval plaatsgevonden. Het plaatsen van nog eens extra camera’s maakt dit niet anders. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade stelt de raadsman zich op het standpunt dat het bedrag dient te worden gematigd naar een maximum van € 2.000,00, mede omdat uit de onderbouwing van de immateriële schade niet volgt dat er daadwerkelijk sprake is van psychisch letsel. De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde schade van [naam onderneming] [.] [..] geen standpunt ingenomen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering [naam onderneming] [.] [..]
De materiële schade voor het eigen risico van de verzekering komt voor vergoeding in aanmerking. De vordering van de vennootschap onder firma [naam onderneming] [.] is ingediend door [A] . De rechtbank stelt vast dat uit het door de benadeelde partij overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat [A] tekeningsbevoegd is namens [naam onderneming] [.] tot het bedrag van € 1.000,00. De rechtbank zal daarom een bedrag van € 1.000,00 toewijzen. Een nader onderzoek naar de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [A] zal naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook voor het overige deel van de vordering, te weten € 500,00, niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de vorderingen van [A] en [B]
De gevorderde materiële schade
In het verzoek tot schadevergoeding staat dat mede op aanraden van de politie extra camera’s bij de juwelier zijn geplaatst, maar het is onvoldoende onderbouwd wat de toegevoegde waarde is van het plaatsen van de extra beveiligingsmaatregelen, naast de al aanwezige camera’s in de juwelier. De overgelegde factuur en opdrachtbevestiging zijn bovendien gericht aan ‘ [naam onderneming] [....] ’. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen dat de kosten voor het camerasysteem door [A] en [B] als privépersoon zijn gemaakt. Het is naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het stafproces om deze aspecten op te helderen. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank [A] en [B] ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De gevorderde immateriële schade
Op basis van de door de benadeelde partijen gegeven onderbouwing en gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen van het bewezen verklaarde feit zodanig duidelijk zijn dat aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan worden aangenomen. De rechtbank stelt dan ook vast dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 2.000,00 voor de geleden immateriële schade billijk. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het een overval betreft waarbij gebruik is gemaakt van een moker waarmee de vitrines zijn ingeslagen, en in het bijzijn van beide slachtoffers is gezwaaid met een mes. Al deze aspecten hebben bijgedragen aan het gewelddadige karakter van de overval. De omstandigheid dat de benadeelde partijen 8 jaar lang hard hebben gewerkt om hun zaak op te bouwen en dit in één klap teniet is gedaan weegt de rechtbank eveneens mee. Anderzijds zijn de psychische gevolgen niet verder onderbouwd, en schrijven beide benadeelde partijen dat het inmiddels beter met hen gaat. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de vordering tot het bedrag van € 2.000,00 toewijzen en voor het overige afwijzen.
Ten aanzien van alle drie de vorderingen
[verdachte (voornaam)] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[verdachte (voornaam)] is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat [verdachte (voornaam)] tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding om van deze standaardregel af te wijken.
De toegewezen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente en ten aanzien van [A] en [B] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zoals nader in het dictum is gespecificeerd. In verband met de toepassing van het jeugdstrafrecht wordt er geen gijzeling opgelegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 140 (honderdveertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
13 (dertien) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door [instelling 3] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling start zodra de proeftijd ingaat of zoveel later als er een plaats beschikbaar is voor verdachte. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met de medeverdachten en aangevers inzake 16.332834.23, te weten, [medeverdachte 1] ( [2005] ), [medeverdachte 2] ( [2004] ), [medeverdachte 3] ( [2008] ), [medeverdachte 4] ( [2006] ), [medeverdachte 5] ( [2007] ), [A] ( [1960] ) en [B] ( [1976] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* zich gedurende de periode van het toezicht niet in [plaats 1] bevindt. Verdachte zal een kaart ontvangen waarin het verboden gebied staat ingetekend. Als de jeugdreclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatieverbod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel;
* zich gedurende de periode van het toezicht bevindt op het adres [adres] , [postcode] te [plaats 2] . Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van 12 resp. 15 uur ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby's, school, werk, behandeling), zoals met de jeugdreclassering wordt afgesproken. Als de jeugdreclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel;
* onderwijs volgt. Indien verdachte nog niet kan starten met de opleiding, spant hij zich in voor het vinden en behouden van passende, door de jeugdreclassering goedgekeurde, dagbesteding (betaald werk/vrijetijdsbesteding) met een vaste structuur;
* zich, indien de jeugdreclassering dit nodig acht, laat begeleiden door [instelling 4] of een soortgelijke instelling, te bepalen door de jeugdreclassering. De begeleiding is gericht op het creëren en behouden van een vaste dagstructuur. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de begeleider;
- waarbij de gecertificeerde instelling [instelling 2] opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [naam onderneming] [.] [..]
  • wijst de vordering van [naam onderneming] [.] [..] toe tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [naam onderneming] [.] [..] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [naam onderneming] [.] [..] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [A]
  • verklaart [A] voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [A] toe tot een bedrag van € 2.000,00 bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [A] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [A] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [A] aan de Staat € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [B]
  • verklaart [B] voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [B] toe tot een bedrag van € 2.000,00 bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [B] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [B] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [B] aan de Staat € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
1 STK Shirt
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266494, blauw, merk: Nike);
1 STK Broek
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266497, zwart, merk: Adidas);
1 STK Sjaal
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266498);
2 STK Kleding
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266499, zwart);
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door H. den Haan, voorzitter en tevens kinderrechter, mrs. V.C. Kool en H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Hardeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 december 2023 te [gemeente] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere
siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [B] en/of [A]
[A] en/of [naam onderneming] [.] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [B] en/of [A] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met bivakmutsen , in elk geval gezichtsbeddeking, en handschoenen naar
[naam onderneming] [.] te gaan en/of
- die [B] tegen het lichaam te duwen en/of richting het atelier te duwen en/of
- met een hamer, althans een hard voorwerp, tegen de glazen vitrines te slaan en/of
- de woorden toe te voegen: 'geld, geld' en/of 'steentjes, steentjes', althans woorden
van gelijke aard en strekking en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [B] te
zwaaien en/of te houden en/of te tonen en/of
- (vervolgens)(nogmaals) te vragen naar steentjes, althans woorden van gelijke aard
en strekking en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen een glazen stolp te
slaan en/of
- de uit de vitrine gehaalde siera(a)d(en) in een tas te stoppen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 december 2023, genummerd 2023380314/2023380315 – Voorgeleidingsdossier [............] , opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 177. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 14
3.Pagina’s 17 t/m 19
4.Pagina’s 75 t/m 77