ECLI:NL:RBMNE:2024:5754

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
16.332017.23, 16.062002.24 en 16.191589.24 (gev ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal met geweld, wapenbezit en opiumwet overtredingen

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die wordt beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, wapenbezit en overtredingen van de Opiumwet. De zaak betreft een overval op een juwelier in De Bilt op 13 december 2023, waarbij de verdachte samen met anderen sieraden heeft gestolen met geweld en bedreiging. De verdachte heeft een organiserende rol gespeeld in de overval, waaronder het kopen van een pruik en het geven van instructies aan medeverdachten. Daarnaast is de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van wapens en munitie op verschillende data, en het bezit van verdovende middelen op 11 juni 2024. De rechtbank heeft de verdachte voor de feiten 2 primair, 3, 4 en 5 bewezen verklaard, maar vrijgesproken van feit 1. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 210 dagen, waarvan 122 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de overval.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.332017.23, 16.062002.24 en 16.191589.24 (gev ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2006] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] of verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 27 augustus 2024 en van 8 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. R.J. Jager, advocaat te Utrecht, alsmede hetgeen mevrouw [A] van Slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat [verdachte] :
Parketnummer 16.062002.24
op 6 oktober 2023 in Almere, samen met een ander, twee wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 16.332017.23
Feit 1 primair
op 13 december 2023 in Bilthoven, samen met een (of meer) ander(en), sieraden van [benadeelde 1] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meerdere medewerkers van [benadeelde 1] ;
Feit 1 subsidiair
medeplichtig is geweest aan het onder 1 primair tenlastegelegde door een pruik te kopen en/of filmpjes te sturen over de locatie van de overval en/of het tijdstip door te geven en/of op de uitkijk te staan en/of de tas met de buit mee te nemen;
Feit 2
op 19 december 2023 in Almere een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie en een hoeveelheid munitie van categorie III van deze wet voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 16.191589.24
Feit 1
op 11 juni 2024 in Almere opzettelijk 13,05 hasj en 34,36 gram hennep aanwezig heeft gehad;
Feit 2
op 11 juni 2024 in Almere opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of vordering krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 9 van de Opiumwet, gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen van strafbare feiten.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.062002.24 16.332017.23, en 16.191589.24 tenlastegelegde feiten respectievelijk als de feiten 1, 2 en 3, en 4 en 5.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 primair en 3 tot en met 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Op de wapens is het DNA van [verdachte] aangetroffen, zodat er kan worden vastgesteld dat [verdachte] op enig moment de beschikkingsmacht over beide wapens heeft gehad. Echter kan niet worden vastgesteld dat dit op 6 oktober 2023 is geweest. [verdachte] dient om dezelfde reden ook te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde met betrekking tot het voorhanden hebben van het wapen op 19 december 2023. De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van de munitie aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft eveneens vrijspraak bepleit van het onder 2 primair tenlastegelegde nu geen sprake is van medeplegen. Zo heeft [verdachte] geen van de concrete handelingen die het onder primaire feit staan opgenomen verricht. Voor medeplegen is een nauwe en bewuste samenwerking vereist. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat sprake is geweest van een gezamenlijk plan waarbij [verdachte] een essentiële rol heeft gehad. De gedragingen van [verdachte] zijn aan te merken als medeplichtigheidshandelingen. De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank. [verdachte] dient vrijgesproken te worden van het onder 5 tenlastegelegde nu niet kan worden uitgesloten dat [verdachte] al was aangehouden op het moment dat hem om de uitlevering van de verdovende middelen werd gevraagd. De politie heeft daarnaast gehandeld in strijd met artikel 22 van de Ambtsinstructie. Er was geen reden om [verdachte] op dat moment te boeien temeer nu [verdachte] een minderjarige betreft.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
Op 6 oktober 2023 vindt er een overval plaats op de [benadeelde 2] in Almere. De politie doorzoekt naar aanleiding van deze overval de omgeving en stuit hierbij op een plastic tas waarin twee vuurwapens worden aangetroffen. De vuurwapens worden inbeslaggenomen en onderzocht op DNA-sporen. Uit de deskundigenrapportage van het TMFI volgt dat op beide vuurwapens DNA van onder andere [verdachte] is aangetroffen. [verdachte] heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat hij weleens een vuurwapen heeft vastgehouden.
De rechtbank overweegt dat op basis van het voorgaande kan worden vastgesteld dat [verdachte] beide vuurwapens voorhanden heeft gehad. In de tenlastelegging is de datum opgenomen van de overval. Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank het niet bewezen dat [verdachte] op of omstreeks die datum de vuurwapens voorhanden heeft gehad. Dat er DNA van [verdachte] op de verschillende onderdelen van de vuurwapens is aangetroffen, is daarvoor onvoldoende, mede gelet op de verklaring die [verdachte] heeft gegeven en de omstandigheid dat niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] die dag betrokken is geweest bij de overval. De rechtbank acht het aanstralen van de telefoon van [verdachte] van de zendmasten in de buurt van de overval daarvoor onvoldoende, nu [verdachte] ook daarvoor (uiteindelijk) een verklaring heeft gegeven. Dit betekent dat [verdachte] voor dit feit zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen feit 2 primair [1]
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van [slachtoffer 2] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [2]
Ik ben samen met mijn compagnon [slachtoffer 1] eigenaar van de [benadeelde 1] [de rechtbank begrijpt: [benadeelde 1] ], gevestigd [adres] te [vestigingsplaats] . Op woensdag 13 december zag ik vanuit het atelier dat er een vrouw voor de winkel stond en naar binnen keek. Ik zag dat zij naar de toegangsdeur liep en daarvoor bleef staan. Ik liep vanuit het atelier naar de toegangsdeur en opende via het draaislot de toegangsdeur. Ik zag dat de vrouw, gekleed in een lichtkleurige broek met handschoenen en een dikke lichtkleurige gewatteerde jas de winkel inliep. Ik zag dat zij blond haar had en een zonnebril droeg. Op het moment dat die vrouw de winkel inliep, terwijl ik de deur open hield, liepen er tegelijkertijd achter haar 3 jongemannen de winkel in. deze mannen kwamen van links, voor mij een dode hoek van de winkel en hebben daar kennelijk staan wachten tot ik de vrouw binnenliet. Alle 3 de jongemannen waren in het zwart gekleed, droegen jassen met capuchons over hun hoofd en droegen gezichtsmaskers. Pas op het moment dat de voorste jongeman, die ik overvaller 1 noem, mij een duw gaf viel het kwartje dat dit een overval was. Ik kreeg van die man een harde duw tegen mijn lichaam en werd richting het atelier geduwd. Ik wist nu dat deze 3 jongemannen ons wilde gaan beroven. Ik zag dat 1 jongeman, overvaller 2, bij de toegangsdeur bleef staan, terwijl die dicht werd gedaan. De 3e overvaller liep direct naar de vitrines voorzijde winkel en begon die met een voorwerp, hamer of iets dergelijks in te slaan. Ik zag en hoorde dat die overvaller het glas van de vitrines kapot sloeg. Ik schrok hier erg van. Ik zag dat overvaller 2 ook een tas bij zich had. Ik had gezien dat die vrouw die als lede winkel inliep, niet meer in de winkel aanwezig was en kennelijk de winkel weer uitgelopen was. Ik heb achteraf gezien het idee dat zij een blonde pruik droeg. Overvaller 1 riep tegen mij "geld, geld". Ik zei dat wij geen geld hadden. Ik hoorde die man roepen "steentjes, steentjes' en riep dit meerdere malen. Ik stond inmiddels in het atelier waar die overvaller 1 ook stond. Ik zag dat die overvaller vanaf de eettafel een broodmes pakte. Dit mes heeft een licht bruine houten handvat. Het mes is niet gekarteld. ik zag dat overvaller handschoenen droeg. Ik hoorde die man wederom naar "steentjes" vragen. Ik zei wat voor steentjes. Die man hield het broodmes met een totale lengte van 30 a 40 centimeter lang in een van zijn handen vast en terwijl hij naar "steentjes'' vroeg het mes voor zich hield en zwaaiende bewegingen ermee maakte van schiet op, geef de steentjes. Die man stond vlak bij mij, dus ik schrok daar wel van. Het was een extra dreiging die die man daarmee naar mij uitte. Ik zag dat hij van de eettafel en werkruimte 2 houten bakjes pakte. In die bakjes zaten doosjes met gouden sieraden die wij aan het bewerken zijn voor klanten. Ik zag dat de overvaller 1 van de toonbank een glazen stolp van een houten plank afsloeg. Dit deed hij met geweld en met het broodmes. Ik hoorde dat de glazen stolp op de vloer kapot viel. Of hij nu boos was dat hij geen steentjes had weet ik niet. Ik zag dat overvaller 1 naar de grote vitrinekast liep, waarvan ook het glas was ingeslagen en sieraden uit de vitrine haalde, evenals de overvaller 3. Ik zag dat zij ineens naar de toegangsdeur liepen en met z'n drieën de winkel verlieten
.
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring [slachtoffer 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [3]
Ik was in het atelier werkzaam en ineens stond er een mogelijke klant voor de winkeldeur. Nadat [slachtoffer 1] de deur van binnenuit openende kwamen er 3 overvallers de winkel in. Ik zag en hoorde dat [slachtoffer 1] werd geduwd door een overvaller, die langer dan [slachtoffer 1] was. Hij duwde haar richting het atelier en liep samen met [slachtoffer 1] het atelier binnen. Aldaar riep hij om "geld en steentjes" en riep dat meerdere malen. Ik hoorde en zag dat een andere overvaller de vitrinekasten met sieraden insloeg. Dit maakte een heleboel lawaai. Ik zag ook dat de lange overvaller een broodmes van ons van tafel pakte en daarmee zwaaiende bewegingen maakte naar [slachtoffer 1] . Het waren er 3 en zij waren in het zwart gekleed met bivakmutsen. Kort nadat ze alle vitrines hadden ingeslagen en sieraden hadden meegenomen hebben ze de winkel verlaten.
Een
proces-verbaal van bevindingen onderzoek in telefoon verdachte, met bijlagen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [4]
Communicatie tussen gebruikers: [contactnaam medeverdachte] , (medeverdachte/opdrachtgever [medeverdachte 1] ) met [contactnaam verdachte] ( [verdachte] ) [5]
Van
Datum/ Tijd (UC+0)
Inhoud
[contactnaam medeverdachte]
12-12-2023 15:54:55
No bro morgen moet je die tori doen
[contactnaam medeverdachte]
12-12-2023 15:55.00
1 uur
[contactnaam medeverdachte]
12-12-2023 15:55.01
Biltje
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 01:31:55
Je komt aan station Bilthoven, je loopt uit de poortjes, trap naar beneden en loopt naar rechts over het fietspad. Zie je een trap, loop die trap op en dan ben je hier
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 01:40:06
Dan loop je deze richting van [straat] totdat je rechts van je de [straat] hebt. [adres] moeten de boys zijn
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 01:49:21
Oke en als je verder loopt op die [straat] heb je aan de rechter kant een stigga, jullie moet
idoor die stigga gaan en aan de andere kant van die stigga moet je wachten en de buit
aannemen
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 01:51:24
Dit is die andere kant van die stigga daar moet je timere en die buit aannemen
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 01:51:52
En driver moet achter jou staan bij die flat
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 01:52:.07
Je neemt die buit aan en stapt direct in
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 06:57:22
Aii
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 07:35:59
Je moet half 10
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 07:36.08
Die boys meete met die moker
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 07:55:09
Maar die jonge van me heeft nog niet gerea
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 07:55:37
Blijf em bellen
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 07:57:31
En je moet nog eerst
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 07:57:32
Naar mij
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 07:57:36
Broer
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 07:57:47
Woon k niet kkr 1 min van je
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 08:57:43
Je moet die pruik halen
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 08:58:12
Ja ben nu die pruik halen
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 08:59:50
Maar die pruik neem k mee dan naar biltje
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 09:01:03
Ja
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 10:57:35
Ik ben van plan geswitcht neef
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 10:57:54
Jij wacht in die stigga
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 10:58:07
Je neemt die buit aan
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 10:58:13
En je loopt richting de Bruna
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 10:58:19
En geeft die hap
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 10:58:39
Aan die niffo van me
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 10:58:48
Met waggie
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 11:15:30
Aii
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 11:15:35
Maar die boys
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 11:15:43
Willen eerst naar die waggie hun kleding legen
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 11:15:51
Dat kan niet
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 11:16:06
Hij en die boys zien elkaar niet alleen jij
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 11:16:12
Jij kan die kleren meenemen
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 11:16:41
Maar er is geen waggie die hun gaat drive toch
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 11:16:44
Jawel
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 11:16:48
Jij moet hun
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 11:16:52
Straks
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 11:16:56
Laten zien
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 11:17:05
Waar
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 11:17:10
En daar
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 11:17:11
Aii
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 11:18:33
Bel je zo zit in die trein
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 12:11:00
Je moet die pruik
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 12:11:06
Geven aan die meid
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 12:11:09
Aii
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 12:11:11
Bon die handschoenen
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 12:11:15
Aii
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 12:11:17
En die bril
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 12:11:19
Ook
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 12:15:17
Als je scherp bent kan je die gyalli zien in die trein
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 12:15:25
Geef je et alvast
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 12:17:42
Heb der gegeven
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 12:17:51
Loop nu naar die […] die je had gestuurd
Communicatie tussen gebruikers: [contactnaam medeverdachte] , (medeverdachte/opdrachtgever [medeverdachte 1] ) met [contactnaam verdachte] ( [verdachte] ) [6]
Van
Datum/ tijd (UC+0)
Inhoud
[contactnaam verdachte]
12-12-2023 21:33:20
Orgi torie hier
[contactnaam medeverdachte]
12-12-2023 22:00:23
Wie is die nigger van je
[contactnaam verdachte]
12-12-2023 22:00:33
Die ene die je zag bij me box toen
[contactnaam verdachte]
12-12-2023 22:00:36
Maar het is zeker
[contactnaam verdachte]
12-12-2023 22:00:48
Hij moet om half 1 in Bilthoven zijn
[contactnaam medeverdachte]
12-12-2023 22:01:10
Broer deze kant is aan, maar ik kan die boy niet voor niets laten komen. Stel je spelers laten niet lukken, wat ga je die boy dan geven
[contactnaam verdachte]
12-12-2023 22:01:30
Broer het moet lukken
[contactnaam medeverdachte]
12-12-2023 22:01:38
Oke maar als die torie niet lukt
[contactnaam medeverdachte]
12-12-2023 22:02:10
Je moet begrijpen als die ding niet lukt gaat die boy mij vragen van faka
[contactnaam verdachte]
12-12-2023 22:03:13
Hij wordt geregeld broer
[contactnaam verdachte]
12-12-2023 22:14:31
Broer als het lukt krijgt die 5 rug broer faka
[contactnaam verdachte]
12-12-2023 22:15:22
Push die man een beetje
[contactnaam verdachte]
12-12-2023 22:15:42
Goeie buit wordt er gepakt
[contactnaam medeverdachte]
12-12-2023 22:15:51
Wat is het
[contactnaam medeverdachte]
12-12-2023 22:15:51
Goud
[contactnaam verdachte]
12-12-2023 22:55:40
K ga nu dagga regelen
[contactnaam verdachte]
12-12-2023 22:55:46
Gewoon dat die man er morgen is
[contactnaam verdachte]
12-12-2023 22:56:12
Maar maak de man fit
[contactnaam medeverdachte]
12-12-2023 22:56:16
Oke is goed
[contactnaam verdachte]
12-12-2023 22:56:24
Moet morgen ook veel dingen laatste moment regelen enzo
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 11:22:09
Niffo die boy is niet aan
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 11:25:17
G je de spelers van je sturen of wacht je tot zaterdag
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 11:25:44
Bel je later ben nu in Bilthoven
Communicatie tussen gebruikers: [contactnaam medeverdachte] , (medeverdachte/opdrachtgever [medeverdachte 1] ) met [contactnaam verdachte] ( [verdachte] ) [7]
Van
Datum/ Tijd (UC+0)
Inhoud
[contactnaam medeverdachte]
12-12-2023 23:01:18
Wat zegt die mannetje dan
[contactnaam medeverdachte]
12-12-2023 23:01:27
K zeg toch neem die mokers mee
[contactnaam verdachte]
12-12-2023 23:01:36
Als het goed is aan
[contactnaam verdachte]
12-12-2023 23:01:40
Ja zoiezo
[contactnaam medeverdachte]
13-12-2023 01:27:21
Dit is die zaak
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 12:29:29
Moet k ze brengen
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 12:33:01
Broer
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 12:33:06
Ze willen eerst omkleden
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 12:34:54
Bro
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 12:34:55
Kkr heet
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 12:35:13
In die steeg is live cam
[contactnaam verdachte]
13-12-2023 12:35:49
Plus lkkr iedereen kijkt ons kkr lang aan
De
verklaring van [verdachte], afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2024, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik die dag met drie andere jongens met de trein naar Bilthoven ben gegaan. Ik ben gevraagd om met de overval mee te doen door een bekende van mij. Die ochtend ben ik nog naar een feestwinkel gegaan om een blonde pruik te halen. Ik heb deze pruik vervolgens aan een vrouw gegeven die in dezelfde trein zat. Wij zijn eerst met zijn allen langs de juwelier gelopen. Vervolgens ben ik op een plek gaan staan waar ik de buit moest aannemen. De andere drie jongens zijn naar binnen gegaan. Nadat de jongens terug kwamen, heb ik de rugtas met de buit aangenomen en ben ik weggelopen.
Bewijsoverweging feit 2 primair
[verdachte] heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de overval. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of [verdachte] als medepleger kan worden aangemerkt of dat hij medeplichtig is geweest aan de overval op de juwelier.
In het arrest van 2 december 2014 heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:3474) enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid en meer in het bijzonder met het oog op gevallen waarin het medeplegen niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde − intellectuele en/of materiële − bijdrage aan het delict van de [verdachte] van voldoende gewicht is. Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband kunnen worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering − dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging − dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de chatberichten volgt dat [verdachte] vlak voor de overval veel in contact staat met een van de opdrachtgevers van de overval, waarbij de looproute naar de juwelier wordt besproken. [verdachte] koopt in de ochtend van de overval een pruik en heeft deze onderweg naar Bilthoven in de trein aan een van zijn medeverdachten overhandigd, zodat zij deze kon dragen bij de overval. [verdachte] heeft tevens voorafgaand aan de overval in samenspraak met de opdrachtgever geprobeerd om een ‘driver’ te regelen voor de vlucht. [verdachte] zegt hierbij tegen de opdrachtgever dat hij de ‘driver’ die zij op dat moment samen op het oog hebben, wat moet pushen. Net voor de overval geeft de opdrachtgever aan dat er waarschijnlijk geen ‘driver’ is en vraagt hij aan [verdachte] of hij ‘zijn spelers nog gaat sturen of dat hij tot zaterdag wacht’. Ook uit andere chatgesprekken blijkt dat [verdachte] (een of meer) van de andere jongens heeft geregeld voor de overval, waarbij hij als tussenschakel met de opdrachtgever fungeerde. De verklaring die [verdachte] over de chats heeft gegeven acht de rechtbank, in het licht van de andere bevindingen, waaronder over andere mogelijke criminele activiteiten van verdachte, ongeloofwaardig. Wanneer alle verdachten vervolgens samen in Bilthoven aankomen, loopt [verdachte] samen met hen richting de juwelier, waarbij hij in de tussentijd de opdrachtgever op de hoogte houdt van wat er op dat moment gebeurt. Nadat de drie medeverdachten de juwelier in gaan, blijft [verdachte] in de buurt en staat hij te wachten op de afgesproken plek om de rugzak met de buit aan te nemen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel geen sprake was van een volledig gezamenlijke uitvoering, is de intellectuele en materiële bijdrage van [verdachte] aan het onder 2 primair tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen, te meer nu [verdachte] ook geen geloofwaardige verklaring heeft gegeven met betrekking tot de belastende chatberichten. Kort en goed was [verdachte] vanaf het begin, tijdens en na de zorgvuldig geplande overval betrokken, waarbij hij een cruciale rol heeft gespeeld. De rechtbank acht derhalve het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
[verdachte] heeft het onder 3 tenlastegelegde feit, met betrekking tot de aangetroffen munitie bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 27 augustus 2024;
  • een proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning;
- een proces-verbaal categorisering munitie; [9]
Partiële vrijspraak feit 3 met betrekking tot het voorhanden hebben van een vuurwapen
Uit het dossier volgt dat op 19 december 2024 de politie ter plaatse komt bij de woning van [verdachte] gelegen aan de [adres] in [woonplaats] . Wanneer de politie om de ID-kaart van [verdachte] vraagt, zegt [verdachte] dat deze in een schuur ligt die behoort bij de woning van de buren ( [adres] ). In deze schuur wordt naast de rugzak van [verdachte] met zijn ID-kaart een zwart Nike vest aangetroffen. In de rechter insteekzak van dit vest wordt vervolgens door de politie aan vuurwapen aangetroffen. Het vuurwapen wordt voor onderzoek meegenomen en daarbij tevens onderzocht op DNA- sporen. Uit het NFI rapport blijkt vervolgens dat er DNA van onder andere [verdachte] op het vuurwapen is aangetroffen. [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het vuurwapen weleens heeft vastgehouden en wilde kijken hoe het wapen werkte. Hij heeft daarbij ook het patroonmagazijn uit het vuurwapen gehaald. Volgens [verdachte] is het zwarte Nike-vest niet van hem, dit is niet nader onderzocht.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [verdachte] het vuurwapen voorhanden heeft gehad; [verdachte] heeft (kort) de beschikkingsmacht over het vuurwapen gehad. In de tenlastelegging is de datum opgenomen van de doorzoeking van de schuur. Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank het niet bewezen dat [verdachte] op of omstreeks 19 december 2023 het vuurwapen voorhanden heeft gehad. Dat er DNA van [verdachte] op het vuurwapen en het patroonmagazijn is aangetroffen is daarvoor onvoldoende. Daaruit blijkt weliswaar dat hij het vuurwapen op enig moment voorhanden heeft gehad, maar daaruit volgt niet dat dit ook op 19 december 2023 is geweest. Daarnaast volgt uit het dossier dat er meerdere mensen toegang tot de schuur hadden en is het vuurwapen aangetroffen in een vest waarvan niet kan worden vastgesteld dat het aan [verdachte] toebehoorde.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] op 19 december 2023 een vuurwapen voorhanden heeft gehad en zal [verdachte] daarom hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feiten 4 en 5
De
verklaring van [verdachte], afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2024, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 11 juni 2024 de tenlastegelegde hoeveelheid hennep en hasj bij mij had.
Een
proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de aanhouding van verdachte, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [10]
Op 11 juni 2024 in Almere hoorden wij telefonisch van collega hoofdagent [verbalisant 4] , dat hij via de camera's van stadstoezicht te Almere kon zien dat een persoon met krullend haar en een petje mogelijk aan het dealen was. Wij zagen één persoon, die volledig voldeed aan het signalement opgegeven door collega hoofdagent [verbalisant 4] . Wij hebben deze persoon staande gehouden. Deze persoon bleek te zijn: [verdachte] . Wij roken direct een penetrante henneplucht in de directe omgeving van de verdachte. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb de [verdachte] de uitlevering gevorderd van alle drugs die hij bij zich had. Wij zagen en hoorde dat de [verdachte] niet reageerde. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb nogmaals de [verdachte] gevorderd de uitlevering van alle drugs. Ik sprak met een luide stem en nabij de oren van de verdachte. Het kan niet zijn dat de [verdachte] mij niet verstond of hoorde. Wij zagen en hoorden geen respons van de verdachte. Hierop hebben wij bij de [verdachte] een fouillering uitgevoerd conform artikel 9 van de Opiumwet.
Bij deze fouillering troffen wij:
- 11 gripzakjes met hennep aan. Deze gripzakjes zaten in een tasje dat de verdachte
om zijn nek droeg. Deze zakjes zijn later gewogen en bleek te gaan om ongeveer 35,47 gram;
- 5 gripzakjes met hasjiesj, deze zakjes zaten in zijn jaszak. Deze zakjes zijn later
gewogen en bleek te gaan om ongeveer 13,05 gram.
Deze bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.
Bewijsoverweging feit 5
Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat de politie tot tweemaal toe de uitlevering van de drugs heeft gevorderd, maar dat [verdachte] hier niet op heeft gereageerd, waarna de politie overging tot de fouillering van verdachte. De rechtbank volgt de gang van zaken zoals door de politie is geverbaliseerd nu zij geen aanleiding ziet om hieraan te twijfelen. Uit het feit dat [verdachte] niet reageerde terwijl hij meermaals van dichtbij met luide stem werd aangesproken, leidt de rechtbank af dat hij opzettelijk niet heeft voldaan aan de vordering. Tijdens de fouillering is bij [verdachte] een groot mes aangetroffen. [11] De rechtbank acht dit reden genoeg om iemand te boeien. Er is dus geen sprake is van een schending van de Ambtsinstructie.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het onder 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
Feit 2 primair
op 13 december 2023 te De Bilt, tezamen en in vereniging met anderen, meerdere sieraden, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, door
- met bivakmutsen, in elk geval gezichtsbedekking, en handschoenen naar [benadeelde 1]
[benadeelde 1] te gaan en
- die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te duwen en richting het atelier te duwen en
- met een hamer tegen de glazen vitrines te slaan en
- de woorden toe te voegen: 'geld, geld' en 'steentjes, steentjes' en
- een mes in de richting van die [slachtoffer 2] te zwaaien en/of te houden en/of te tonen en
- (vervolgens)(nogmaals) te vragen naar steentjes en
- met een mes tegen een glazen stolp te slaan en
- de uit de vitrine gehaalde sieraden in een tas te stoppen.
Feit 3
hij op 19 december 2023 te Almere, munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
- een of meerdere scherpe patro(o)n(en), merk S&B, kaliber 9x19mm en/of
- een of meerdere scherpe patro(o)n(en), merk CBC, kaliber .45 auto en/of
- een of meerdere scherpe patro(o)n(en), merk CBC, kaliber .32 auto;
Feit 4
op 11 juni 2024 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad 13,05 gram, hasjiesj,
waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en 34,36 gram, hennep, zijnde hasjiesj en hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 5
op 11 juni 2024 te Almere opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 9 van de Opiumwet, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant 2] , verbalisant, belast met de uitoefening van enig toezicht door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd de uitlevering van alle verdovende middelen die hij bij zich had, hieraan geen gevolg te geven;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten
voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 2 primair, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 2 primair
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 4
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 5
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 92 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: SAVE) geadviseerde bijzondere voorwaarden;
- een taakstraf, bestaande uit de leerstraf Tools4u+ en een werkstraf van 170 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke jeugddetentie omlaag moet nu [verdachte] al lang in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Tot de zomer ging het goed met [verdachte] en hield hij zich aan alle voorwaarden. [verdachte] heeft vervolgens een en ander laten versloffen en dat is kwalijk. [verdachte] heeft hier echter wel van geleerd nu het regime in de JJI door personeelsgebrek nog strenger was dan in een reguliere gevangenis. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om bij de strafoplegging hier rekening mee te houden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich samen met vijf anderen schuldig gemaakt aan een zorgvuldig geplande overval op een juwelier. Drie medeverdachten zijn naar binnengegaan, waarbij een medeverdachte een moker tevoorschijn heeft gehaald en daarmee verschillende vitrines heeft ingeslagen en vervolgens de juwelen in een tas heeft gestopt. Een medeverdachte stond bij de deur, hield deze open en stond op de uitkijk. Een andere medeverdachte duwde bij binnenkomst in de juwelier een van de eigenaressen richting het atelier waarna hij een mes pakte die daar lag en ermee begon te zwaaien, terwijl hij schreeuwde dat de eigenaressen geld en steentjes moesten geven. Nadat een groot deel van de juwelen in de tas zat, zijn de verdachten weggegaan. Eenmaal buiten hebben ze de tas met sieraden aan [verdachte] gegeven.
[verdachte] heeft zijn eigen rol bij de overval willen minimaliseren, maar uit de chatberichten komt een heel ander beeld naar voren. Uit de berichten volgt dat [verdachte] een meer organiserende rol had, zo heeft hij een pruik en handschoenen gekocht en vertelde hij zijn medeverdachten ter plaatse waar ze heen moesten. Daarnaast bleef [verdachte] tot kort voor de overval in nauw contact met een van de opdrachtgevers. Dat [verdachte] zelf degene was die de buit moest aannemen duidt op een hogere plek in de hiërarchie nu hier wel een bepaald vertrouwen voor nodig is.
[verdachte] heeft dus een grotere rol gespeeld bij de voorbereiding en daadwerkelijke uitvoering van de overval dan hij zelf heeft verklaard. Hij heeft zich hierbij niet bekommerd om de gevolgen voor anderen en heeft zijn eigen belang om ‘snel geld te verdienen’ voorop gezet. Dit rekent de rechtbank [verdachte] zwaar aan.
Uit de indrukwekkende slachtofferverklaringen van de eigenaressen van de juwelier volgt dat de overval veel impact heeft op hen en op hun bedrijf. Een overval op klaarlichte dag is een ernstig en kwalijk feit dat voor angst en gevoelens van onveiligheid leidt, niet alleen bij de eigenaressen van de juwelier, maar ook bij andere ondernemers in de buurt en meer in het algemeen in de samenleving.
[verdachte] heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van munitie. Van het tenlastegelegde bezit van in totaal vier vuurwapens is [verdachte] slechts vrijgesproken omdat niet kan worden vastgesteld dat hij de wapens op de tenlastegelegde data voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt en bovendien de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid versterkt.
De rechtbank overweegt daarnaast dat [verdachte] met het bezit van de softdrugs medeverantwoordelijk is voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. De verspreiding van en handel in hasj gaat weer gepaard met vele andere vormen van criminaliteit.
Als laatste heeft [verdachte] niet voldaan aan een ambtelijk bevel, waarbij [verdachte] tot tweemaal toe geen gehoor heeft gegeven aan de vordering van de verbalisant om de aanwezige verdovende middelen af te geven. Hieruit volgt een gebrek aan respect voor de verbalisant die zijn werk ongehinderd moet kunnen doen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 25 juli 2024 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat [verdachte] eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Zo is [verdachte] op 5 juli 2021 door de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam veroordeeld voor onder andere een diefstal in vereniging en verboden wapenbezit tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Er is dus sprake van recidive.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank wat betreft de persoon van [verdachte] rekening met de volgende rapporten:
- een advies uitgebreid onderzoek van de Raad van 26 juli 2024, opgesteld door G. Pos, raadsonderzoeker;
- de rapportage van SAVE van 29 juli 2024, opgesteld door M.J. Mostert, medewerker SAVE.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen M.J. Mostert, medewerker bij SAVE, als beëdigd deskundige op zitting heeft verklaard en toegelicht.
Uit het
advies van de Raadvolgt dat het Algemeen Recidive Risico (ARR) hoog is. Het hoge ARR kan worden verklaard door het feit dat [verdachte] eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en meerdere malen met de politie in aanraking is gekomen. Het Dynamisch Risico Profiel komt uit op midden. De meeste risicofactoren wordt geconstateerd binnen de domeinen van vaardigheden, relaties en drugsgebruik. Ten aanzien van de houding van [verdachte] komt een dubbel beeld naar voren. [verdachte] wordt door de jeugdreclasseerder omschreven als een vriendelijke en beleefde jongen. [verdachte] heeft zich tijdens het gehele begeleidingstraject goed gehouden aan de afspraken die wekelijks op het kantoor van SAVE plaatsvonden. Aan de andere kant wordt [verdachte] ook omschreven als een jongen die niet het achterste van zijn tong laat zien, die zich bezig lijkt te houden met verkeerde zaken en niet altijd eerlijk is.
Uit het onderzoek van de Raad is verder naar voren gekomen dat [verdachte] gevoelig is voor negatieve beïnvloeding en dat er zorgen bestaan over zijn netwerk. Daarnaast worden er veel kenmerken geconstateerd van ADHD en lijkt [verdachte] veelal vanuit impulsiviteit te handelen. Negatief gedrag lijkt [verdachte] vooral te overkomen; achteraf kan hij vaak benoemen wat hij anders had kunnen doen. Hoewel de Raad zich in grote lijnen geen zorgen maakt over de opvoedsituatie, maakt de Raad zich wel zorgen over het ontbreken van toezicht op de jongeren met wie [verdachte] omgang heeft. De Raad realiseert zich dat het om ernstige feiten met een grote impact gaat. De Raad ziet echter een verhoogd risico dat de setting van een jeugdgevangenis een negatief effect kan hebben op de ontwikkeling van verdachte. De Raad is bezorgd dat hij hier zal verharden, wat voor de toekomst juist een negatief effect kan hebben op de ontwikkeling van verdachte. Ten aanzien van het strafadvies heeft de Raad daarom een deels voorwaardelijke jeugddetentie geadviseerd. De Raad acht het daarbij wenselijk dat het voorarrest gelijk gesteld wordt aan het onvoorwaardelijk deel jeugddetentie. De Raad vindt het daarbij wel van belang dat er opnieuw zeer strakke kaders gelden, in de vorm ITB Harde Kern en Elektronische Monitoring (EM)
Daarnaast is het van belang dat [verdachte] beter gaat nadenken over de keuzes die hij maakt en hierin minder impulsief leert handelen. De Raad kiest daarom voor de leerstraf Tools4U Plus, in combinatie met een jeugdreclasseringsmaatregel. De Raad adviseert bewust de Plus variant, omdat ouders actief betrokken worden en er meer aandacht is voor middelengebruik.
De Raad adviseert om aan [verdachte] een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en daarnaast de gedragsinterventie Tools4u Plus, onder de algemene voorwaarden dat [verdachte] zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de
bijzondere voorwaardendat:
- [verdachte] zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig te Almere en intensieve begeleiding aanvaardt in het kader van ITB Harde Kern voor de duur van zes maanden;
- [verdachte] zich conform het deeladvies EM houdt aan het locatiegebod, en zich ter controle van het locatiegebod onder elektronisch toezicht zal stellen van de gecertificeerde instelling, te weten Samen Veilig te Almere, voor de duur van zes maanden;
- [verdachte] zich conform het deeladvies EM houdt aan het locatieverbod en zich ter controle van de locatieverbod onder elektronisch toezicht zal stellen van de gecertificeerde instelling, te weten Samen Veilig te Almere, voor de duur van zes maanden;
- [verdachte] meewerkt aan diagnostiek behandeling bij De Waag of soortgelijke instelling, ook als de behandeling zich richt op verslavingsproblematiek;
- [verdachte] meewerkt aan ambulante hulpverlening in de vorm van Samen Sterk of soortgelijke vorm van hulpverlening;
- [verdachte] een positieve dagbesteding heeft in de vorm van school en/of werk.
Waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig Midden Nederland, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
SAVE heeft geadviseerd om, conform het advies van de Raad, aan [verdachte] een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met daarbij dezelfde bijzondere voorwaarden als die door de Raad zijn geadviseerd. Daarnaast is er overeenstemming over het advies betreffende de leerstraf Tools4U plus.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) gaan voor een overval op een winkel uit van een jeugddetentie vanaf vier maanden. Strafverzwarende factoren zoals het feit dat dat [verdachte] de overval samen met een ander heeft begaan, het georganiseerde karakter van de groep, de bedreiging met een wapen en de plaats van het delict zijn daarin nog niet meegenomen. De LOVS gaat bij het voorhanden hebben van 1 tot 50 patronen uit van een geldboete en bij het niet voldoen aan een ambtelijk bevel van een taakstraf van 20 uren.
In de strafoplegging zal de rechtbank meewegen dat sprake is van recidive en dat uit de chats een zorgelijk beeld naar voren komt waarbij [verdachte] zich bezig lijkt te houden met diverse criminele activiteiten. De rechtbank neemt daarnaast in het nadeel van [verdachte] zijn proceshouding mee. [verdachte] lijkt voor een deel openheid van zaken te willen geven, maar als het op bepaalde belastende punten aankomt kan of wil [verdachte] geen antwoord geven, of legt hij een ongeloofwaardige verklaring af. Anderzijds blijkt uit de rapportages dat er een verhoogd risico is dat de setting van een jeugdgevangenis een negatief effect op [verdachte] zal hebben. De rechtbank vindt het van belang dat [verdachte] zo snel mogelijk de juiste behandeling en begeleiding krijgt. Daarom zal de rechtbank aan [verdachte] geen langere jeugddetentie opleggen dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Alles afwegende zal de rechtbank [verdachte] veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 210 dagen, met aftrek van het voorarrest. Een gedeelte van 122 dagen zal voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Daarmee beoogt de rechtbank [verdachte] ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Bovendien vindt de rechtbank het belangrijk dat [verdachte] de hulp en begeleiding krijgt, zoals deze in de vorm van bijzondere voorwaarden door de Raad zijn geadviseerd. De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om aan verdachte, net als aan alle medeverdachten, een contactverbod op te leggen met de aangevers en de medeverdachten. De omstandigheid dat [verdachte] voor enige tijd in een strenger regime in de JJI heeft gezeten is geen reden om tot een lagere straf te komen.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd zal de rechtbank aan [verdachte] geen werkstraf of leerstraf opleggen. Uit de justitiële documentatie van [verdachte] volgt dat tot driemaal toe aan hem een werkstraf is opgelegd. Dit heeft [verdachte] er echter niet van weerhouden om wederom nieuwe strafbare feiten te plegen. De rechtbank leidt hieruit af dat het uitvoeren van een taakstraf geen indruk op [verdachte] heeft gemaakt en komt daarom uit op een hogere jeugddetentie dan de officier van justitie. De rechtbank vraagt zich in het verlengde hiervan dan ook af wat voor effect een leerstraf op [verdachte] zal hebben, gelet op zijn justitiële voorgeschiedenis en het eerder geschetste beeld dat over [verdachte] op basis van het dossier bestaat. Ambulante begeleiding bij Samen Sterk zal naar het oordeel van de rechtbank effectiever zijn en [verdachte] beter kunnen helpen bij zijn problematiek.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

Parketnummer 16.332017.23
Dit dossier bevat een beslaglijst met daarop de volgende voorwerpen:
1 STK Munitie
(Omschrijving: PL0900-2023380315-3269481)
1 STK Kleding
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266460, oranje, merk: Under Armour)
1 STK Sportkleding
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266462, zwart, merk: Adidas)
4 STK Kleding
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266467)
1 STK Kleding
Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266471, Blauw, merk: Nike)
1 STK Verdovende Middelen
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3269434)
6 STK Munitie
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3269481)
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdovende middelen en de munitie aan verkeer dienen te worden onttrokken. De overige goederen kunnen aan [verdachte] worden geretourneerd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te de in totaal 7 STK munitie (goednummers: 326948 en G3269481) en 1 STK verdovende middelen (goednummer G3269434), onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Teruggave aan [verdachte]
De rechtbank zal teruggave gelasten aan [verdachte] van de in beslag genomen kledingstukken (goednummers: G3266460, G3266462, G3266467 en G3266471).

10.BENADEELDE PARTIJEN

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.500,00. Dit bedrag bestaat in zijn geheel uit materiële schade, ten gevolge van het onder 2 primair tenlastegelegde feit, namelijk het eigen risico van de verzekering waarmee de overvalschade is gedekt.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.571,50. Dit bedrag bestaat uit € 1.571,50 materiële schade (beveiligingsmaatregelen) en € 6.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het onder 2 primair tenlastegelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.571,50. Dit bedrag bestaat uit € 1.571,50 materiële schade (beveiligingsmaatregelen) en € 6.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het onder 2 primair tenlastegelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [benadeelde 1] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geheel kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de verdeling van het toe te wijzen bedrag over de medeverdachten door hoofdelijkheid of opsplitsing van het totaalbedrag.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van de vordering van [benadeelde 1] aan het oordeel van de rechtbank. Door benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] wordt een bedrag van € 1.571,50 aan materiele schade gevorderd voor de plaatsing van extra’s camera’s in de juwelierszaak. Nu de juwelierszaak echter al was voorzien van camera’s is onduidelijk was de toegevoegde waarde van de extra camera’s was. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] dienen dan ook ten aanzien van de gevorderde materiele schade niet- ontvankelijk te worden verklaard. De gevorderde immateriële schade van € 6.000,00 per persoon is onvoldoende onderbouwd. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om bij de bepaling van de hoogte van de immateriële schade aansluiting te zoeken bij de in de Smartengeldgids gepubliceerde uitspraken, waarbij vergoedingen tussen de € 972,00 en € 1.222,00 zijn toegekend.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering [benadeelde 1]
De materiële schade voor het eigen risico van de verzekering komt voor vergoeding in aanmerking. De vordering van de vennootschap onder firma [benadeelde 1] is ingediend door [slachtoffer 1] . De rechtbank stelt vast dat uit het door de benadeelde partij overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat [slachtoffer 1] tekeningsbevoegd is namens [benadeelde 1] tot het bedrag van € 1.000,00. De rechtbank zal daarom een bedrag van € 1.000,00 toewijzen. Een nader onderzoek naar de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [slachtoffer 1] zal naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook voor het overige deel van de vordering, te weten € 500,00, niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De gevorderde materiële schade
In het verzoek tot schadevergoeding staat dat mede op aanraden van de politie extra camera’s bij de juwelier zijn geplaatst, maar het is onvoldoende onderbouwd wat de toegevoegde waarde is van het plaatsen van de extra beveiligingsmaatregelen, naast de al aanwezige camera’s in de juwelier. De overgelegde factuur en opdrachtbevestiging zijn bovendien gericht aan ‘ [benadeelde 1] ’. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen dat de kosten voor het camerasysteem door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als privépersoon zijn gemaakt. Het is naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het stafproces om deze aspecten op te helderen. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De gevorderde immateriële schade
Op basis van de door de benadeelde partijen gegeven onderbouwing en gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen van het bewezen verklaarde feit zodanig duidelijk zijn dat aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan worden aangenomen. De rechtbank stelt dan ook vast dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 2.000,00 voor de geleden immateriële schade billijk. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het een overval betreft waarbij gebruik is gemaakt van een moker waarmee de vitrines zijn ingeslagen, en in het bijzijn van beide slachtoffers is gezwaaid met een mes. Al deze aspecten hebben bijgedragen aan het gewelddadige karakter van de overval. De omstandigheid dat de benadeelde partijen 8 jaar lang hard hebben gewerkt om hun zaak op te bouwen en dit in één klap teniet is gedaan weegt de rechtbank eveneens mee. Anderzijds zijn de psychische gevolgen niet verder onderbouwd, en schrijven beide benadeelde partijen dat het inmiddels beter met hen gaat. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de vordering tot het bedrag van € 2.000,00 toewijzen en voor het overige afwijzen.
Ten aanzien van alle drie de vorderingen
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[verdachte] is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat [verdachte] tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding om van deze standaardregel af te wijken.
De toegewezen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente en ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zoals nader in het dictum is gespecificeerd. In verband met de toepassing van het jeugdstrafrecht wordt er geen gijzeling opgelegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36d, 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 184, 312 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en
  • 3 en 11 van de Opiumwet
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2 primair, 3, 4 en 5 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 primair, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 210 (tweehonderdtien) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een
gedeelte van 122 (honderdtweeëntwintig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling te weten
Samen Veilig te Almere en intensieve begeleiding aanvaardt in het kader van ITB
Harde Kern voor de duur van zes maanden;
* zich gedurende de proeftijd zal bevinden op de [adres] te [woonplaats] . Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van 12 resp. 15 uur ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby’s, school, werk, behandeling), zoals met de jeugdreclassering wordt afgesproken. Als de jeugdreclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij
hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel, voor de duur van maximaal 6 maanden;
* zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in Bilthoven. Verdachte zal een kaart ontvangen waarin het verboden gebied staat ingetekend. Als de jeugdreclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij
hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatieverbod zal worden
gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel, voor de duur van maximaal 6 maanden;
* op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met de medeverdachten en aangevers inzake 16.332834.23, te weten, [medeverdachte 2] ( [2005] ), [medeverdachte 1] ( [2004] ), [medeverdachte 3] ( [2008] ), [medeverdachte 4] ( [2005] ), [medeverdachte 5] ( [2007] ), [slachtoffer 1] ( [1960] ) en [slachtoffer 2] ( [1976] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* meewerkt aan diagnostiek behandeling bij De Waag of soortgelijke
instelling, ook als de behandeling zich richt op verslavingsproblematiek;
* meewerkt aan ambulante hulpverlening in de vorm van Samen Sterk of
soortgelijke vorm van hulpverlening;
* een positieve dagbesteding heeft in de vorm van school en/of werk.
- waarbij de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
1 STK Munitie
(Omschrijving: PL0900-2023380315-3269481);
1 STK Verdovende Middelen
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3269434);
6 STK Munitie
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3269481);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
1 STK Kleding
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266460, oranje, merk: Under Armour);
1 STK Sportkleding
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266462, zwart, merk: Adidas);
4 STK Kleding
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266467);
1 STK Kleding
Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266471, Blauw, merk: Nike);
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachteook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 2.000,00 bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.000,00 bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. V.C. Kool en H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Hardeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
Parketnummer 16.062002.24
hij op of omstreeks 6 oktober 2023 te Almere
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten twee naar (semi-automatisch) scherpschietend(e) omgebouwd(e)
gaspisto(o)l(en), van het merk Walther, type P22 P.A.K. van categorie III onder 1,
zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 16.332017.23
1.
hij op of omstreeks 13 december 2023 te De Bilt, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere
siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met bivakmutsen , in elk geval gezichtsbedekking, en handschoenen naar [benadeelde 1]
[benadeelde 1] te gaan en/of
- die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te duwen en/of richting het atelier te duwen en/of
- met een hamer, althans een hard voorwerp, tegen de glazen vitrines te slaan en/of
- de woorden toe te voegen: 'geld, geld' en/of 'steentjes, steentjes', althans woorden
van gelijke aard en strekking en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 2] te
zwaaien en/of te houden en/of te tonen en/of
- (vervolgens)(nogmaals) te vragen naar steentjes, althans woorden van gelijke aard
en strekking en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen een glazen stolp te
slaan en/of
- de uit de vitrine gehaalde siera(a)d(en) in een tas te stoppen;
[medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 13 december 2023
te De Bilt, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere
siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met bivakmutsen , in elk geval gezichtsbedekking, en handschoenen naar [benadeelde 1]
[benadeelde 1] te gaan en/of
- die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te duwen en/of richting het atelier te duwen en/of
- met een hamer, althans een hard voorwerp, tegen de glazen vitrines te slaan en/of
- de woorden toe te voegen: 'geld, geld' en/of 'steentjes, steentjes', althans woorden
van gelijke aard en strekking en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 2] te
zwaaien en/of te houden en/of te tonen en/of
- (vervolgens)(nogmaals) te vragen naar steentjes, althans woorden van gelijke aard
en strekking en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen een glazen stolp te
slaan en/of
- de uit de vitrine gehaalde siera(a)d(en) in een tas te stoppen,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf [verdachte] op of omstreeks 13 december
2023 te De Bilt, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- een pruik te kopen (voor de persoon via wie toegang tot de winkel is verschaft)
en/of
- filmpjes te sturen over de locatie van de overval en/of
- het tijdstip door te geven en/of
- op de uitkijk te staan en/of
- de tas met buit weg te maken/mee te nemen;
2.
hij op of omstreeks 19 december 2023 te Almere, in elk geval in Nederland, een
wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een vuurwapen van het merk Zoraki, model M906, kaliber 9mm P,A,K,, zijnde
een vuurwapen in de vorm van een pistool,
en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
- een of meerdere scherpe patro(o)n(en), merk Geco, kaliber 7,65mm browning
en/of
- een of meerdere scherpe patro(o)n(en), merk S&B, kaliber 9x19mm en/of
- een of meerdere scherpe patro(o)n(en), merk CBC, kaliber .45 auto en/of
- een of meerdere scherpe patro(o)n(en), merk CBC, kaliber .32 auto en/of
- een of meerdere scherpe patro(o)n(en), merk Umarex, kaliber 9mm P.A.K. en/of
- een of meerdere scherpe patro(o)n(en), merk Companhia Brasileira de Cartuchos,
kaliber .45 auto en/of
- een of meerdere scherpe patro(o)n(en), merk Fiocchi Munizioni SPA, kaliber
6.35mm en/of, voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 16.191589.24
1
hij op of omstreeks 11 juni 2024 te Almere
opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 13,05 gram, in elk geval een hoeveelheid hasjiesj,
waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of ongeveer 34,36 gram, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 11 juni 2024 te Almere
opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk
voorschrift, te weten artikel 9 van de Opiumwet,
gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant 2] , verbalisant, belast met de
uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het
opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten,
door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem
had gevorderd de uitlevering van alle verdovende middelen (drugs) die hij
(verdachte) bij zich had, hieraan geen gevolg te geven.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 december 2023, genummerd 2023380314/2023380315 – Voorgeleidingsdossier 3T23Umtata, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 177, een proces-verbaal van 22 december 2023, genummerd 40 – Proces-verbaal Raadkamerdossier 1 2T23UMTATA, opgemaakt door de politie Eenheid Midden- Nederland, doorgenummerd 178 tot en met 331, een proces-verbaal van 12 april 2024, genummerd PL0900-2023380315 – Proces-verbaal Einddossier 2T23UMTATA, opgemaakt door de politie Eenheid Midden- Nederland, doorgenummerd 472 tot en met 668 (hierna gezamenlijk: ‘PV Umtata’) en een proces-verbaal van 12 juni 2024, genummerd PL0900-2024184358, opgemaakt door politie Eenheid Midden- Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 39 (hierna: ‘PV softdrugs’). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 17 t/m 19 (PV Umtata)
3.Pagina 14 (PV Umtata)
4.Pagina’s 492 t/m 493 (PV Umtata)
5.Pagina’s 498, 500 t/m 502 (PV Umtata)
6.Pagina’s 504 t/m 505 (PV Umtata)
7.Pagina 506 (PV Umtata)
8.Pagina’s 275 t/m 276
9.Pagina’s 623 t/m 624
10.Pagina’s 12 t/m 13 (PV softdrugs)
11.Pagina 13.