ECLI:NL:RBMNE:2024:5753

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
UTR 23/2208
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep tegen besluit UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 23 september 2024, wordt het verzoek van de verzoeker behandeld om vergoeding van proceskosten na de intrekking van zijn beroep. De verzoeker had op 11 april 2023 beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 10 maart 2023. Op 29 januari 2024 heeft het UWV een nieuw besluit genomen, waardoor het eerdere besluit is gewijzigd. Na dit nieuwe besluit heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de verweerder, het UWV, in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank overweegt dat, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de verzoeker tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat de verweerder de proceskosten moet vergoeden, zoals vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten en de rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 875,-. Daarnaast is de verweerder verplicht om het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De rechtbank heeft in haar beslissing de verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2208

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. C.C. Haanappel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoeker heeft ingediend op 11 april 2023 tegen het besluit van 10 maart 2023.
Op 29 januari 2024 heeft verweerder een nieuw besluit genomen waarin hij het besluit van
10 maart 2023 heeft gewijzigd. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten. Op 27 maart 2024 heeft verweerder hierop gereageerd.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoeker te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 september 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.