ECLI:NL:RBMNE:2024:5748

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
UTR 23/6579
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht en ontbreken besluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser behandeld dat op 22 november 2023 is ingesteld. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht niet heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen om een beroep in te dienen. In dit geval bedraagt het griffierecht € 50,-. De rechtbank heeft eiser op 11 februari 2024 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Deze brief is op 14 februari 2024 voor ontvangst getekend, maar het griffierecht is niet ontvangen door de rechtbank.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser geen kopie van het besluit heeft ingediend. Op 10 juni 2024 heeft de rechtbank wederom een aangetekende brief gestuurd, waarin eiser werd verzocht dit gebrek uiterlijk op 8 juli 2024 te herstellen. Ook deze brief is op 11 juni 2024 voor ontvangst getekend, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. Gezien het feit dat het griffierecht niet op tijd is betaald en er geen geldige reden is gegeven voor het ontbreken van de betaling, concludeert de rechtbank dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 Awb.

De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6579

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld op 22 november 2023.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 50,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiser op 11 februari 2024 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank. Deze brief is volgens de track and trace bezorgd en voor ontvangst getekend op 14 februari 2024.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet ontvangen. Eiser heeft daar geen reden voor gegeven.
6. De rechtbank stelt verder vast dat eiser ook geen kopie van het besluit heeft ingediend. De rechtbank heeft eiser op 10 juni 2024 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat hij dit gebrek uiterlijk 8 juli 2024 kan herstellen. Deze brief is volgens de track and trace bezorgd en voor ontvangst getekend op 11 juni 2024. Eiser heeft niet gereageerd op deze brief.
7. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
8. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.