ECLI:NL:RBMNE:2024:574
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Eindvonnis na bewijsopdracht schade aan gehuurde bij eindoplevering
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde]. De procedure betreft een geschil over schade aan een gehuurde woning en de bijbehorende kosten. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 18 oktober 2023 al enkele beslissingen genomen, waaronder het afwijzen van een deel van de schadeposten die door [eiseres] waren gevorderd. [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding en explootkosten, maar de kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] geen inzage hoefde te geven in zijn financiële situatie en geen recht had op huurprijsvermindering.
Tijdens de einduitspraak heeft de kantonrechter de vorderingen van [eiseres] verder beoordeeld. [eiseres] had onvoldoende bewijs geleverd voor de schade aan het gehuurde, die zou zijn veroorzaakt door [gedaagde]. De kantonrechter wees de vordering van [eiseres] af voor de kosten van herstel door [bedrijf 1] en [bedrijf 2], evenals de vordering met betrekking tot de eetkamerstoelen. Ook de vordering voor vergoeding van energieverbruik werd afgewezen, omdat [eiseres] niet voldoende bewijs had geleverd voor de gemaakte kosten.
De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] in totaal € 1.076,05 aan [eiseres] moest betalen, maar na verrekening van de borg van € 1.000,00 bleef er nog een bedrag van € 76,05 over dat [gedaagde] aan [eiseres] moest betalen. De wettelijke rente over dit bedrag werd toegewezen vanaf 18 april 2023. Beide partijen kregen gedeeltelijk ongelijk, waardoor de proceskosten tussen hen werden gecompenseerd. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige vorderingen werden afgewezen.