ECLI:NL:RBMNE:2024:5732

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
11096936
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van handtekening in gesloten serviceovereenkomst en gerechtvaardigd vertrouwen

In deze zaak vordert [eiseres] B.V. betaling van € 1.314,97 aan openstaande abonnementskosten, wettelijke handelsrente en € 197,25 aan buitengerechtelijke incassokosten van [gedaagde]. De vordering is gebaseerd op een serviceovereenkomst die tussen partijen is gesloten. [gedaagde] betwist de totstandkoming van de overeenkomst en de authenticiteit van zijn handtekening. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst wel degelijk tot stand is gekomen en dat [gedaagde] gerechtvaardigd op de verklaring van [eiseres] mocht vertrouwen. De kantonrechter oordeelt dat de Algemene Voorwaarden van toepassing zijn en dat [gedaagde] niet heeft aangetoond dat hij deze niet heeft ontvangen. Tevens is vastgesteld dat [gedaagde] de overeenkomst niet schriftelijk heeft opgezegd, zoals vereist volgens de Algemene Voorwaarden. De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen, inclusief de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. Het vonnis is uitgesproken op 4 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11096936 \ MC EXPL 24-3108
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Wiggers van Meggelen,
tegen
[gedaagde] , handelend onder de naam [handelsnaam],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de aantekeningen van de rolzitting van 29 mei 2024, waarop [gedaagde] mondeling op de dagvaarding reageerde
- de conclusie van repliek.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De kern

2.1.
[eiseres] vordert van [gedaagde] betaling van € 1.314,97 aan openstaande abonnementskosten, de wettelijke handelsrente en € 197,25 aan buitengerechtelijke incassokosten in verband met een tussen (de rechtsvoorganger van) [eiseres] en [gedaagde] gesloten overeenkomst, waarbij [eiseres] voor [gedaagde] incassowerkzaamheden verricht. [gedaagde] voert verschillende verweren, maar het gelijk ligt bij [eiseres] . De kantonrechter licht dit hierna toe.

3.De beoordeling

Partijen hebben een serviceovereenkomst gesloten
3.1.
Volgens de kantonrechter staat vast dat partijen een serviceovereenkomst hebben gesloten, op grond waarvan [gedaagde] verplicht is tot betaling van € 500,00 aan jaarlijkse abonnementskosten. De abonnementskosten kunnen volgens de Algemene Voorwaarden jaarlijks worden aangepast, zodat de verschuldigde kosten over 2022 en 2023 uitkomen op (€ 635,25 incl. btw over 2022 en € 679,72 incl. btw over 2023) = € 1.314,97.
3.2.
[gedaagde] betwist weliswaar dat partijen een serviceabonnement overeen zijn gekomen en dat de elektronische handtekening onder de als productie 2 overgelegde overeenkomst van hem afkomstig is, maar de kantonrechter gaat hier niet in mee. Met productie 7 (gegevens van het ondertekenverzoek) bij de dagvaarding heeft [eiseres] laten zien hoe de serviceovereenkomst tot stand is gekomen. Uit dit document volgt dat [gedaagde] met de overeenkomst akkoord is gegaan en de overeenkomst heeft ondertekend. De stelling van [gedaagde] dat de handtekening niet de zijne is, is dus onjuist.
3.3.
De kantonrechter begrijpt de betwisting van [gedaagde] ook nog zo dat zijn wil niet overeen kwam met zijn verklaring (artikel 3:33 BW). Zijn verklaring was namelijk het sluiten van een serviceovereenkomst, terwijl zijn wil het eenmalig laten incasseren van twee facturen was. Tussen partijen is toch een serviceovereenkomst tot stand gekomen, aangezien [eiseres] , gelet op de door [gedaagde] ondertekende overeenkomst, gerechtvaardigd op zijn verklaring mocht vertrouwen (artikel 3:35 BW).
3.4.
Aangezien vaststaat dat partijen de serviceovereenkomst hebben gesloten, kan ook worden vastgesteld dat de Algemene Voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn. In de serviceovereenkomst zijn deze namelijk van toepassing verklaard (productie 2) en [gedaagde] heeft zijn handtekening onder deze overeenkomst gezet.
De Algemene Voorwaarden zijn niet vernietigbaar
3.5.
[gedaagde] weet niet of hij de Algemene Voorwaarden heeft ontvangen. De van toepassing verklaarde Algemene Voorwaarden zijn vernietigbaar als [gedaagde] geen redelijke mogelijkheid heeft gehad om hier kennis van te nemen (artikel 6:233 sub b BW), maar dit laatste is niet komen vast te staan. Dat [gedaagde] niet weet of hij de voorwaarden heeft ontvangen, is namelijk te vaag om ervan uit te gaan dat hij ze niet kreeg, ook al omdat volgens productie 2 de voorwaarden bij de overeenkomst zijn gevoegd. Productie 7 onderbouwt dit.
[gedaagde] heeft de overeenkomst niet opgezegd
3.6.
[gedaagde] stelt dat hij de overeenkomst heeft opgezegd, maar dit is niet het geval. Op grond van artikel 9.6. van de Algemene Voorwaarden moet de opzegging namelijk schriftelijk geschieden. [gedaagde] wijst alleen op een door hem gedane telefonische mededeling, zodat van opzegging geen sprake is.
[gedaagde] moet de wettelijke handelsrente betalen
3.7.
[eiseres] maakt aanspraak op de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) vanaf de vervaldatum van beide facturen. De tussen partijen gesloten overeenkomst is een handelsovereenkomst, aangezien [gedaagde] een geldsom betaalt als tegenprestatie voor de incassowerkzaamheden en beide partijen hebben gehandeld in de uitoefening van hun bedrijf of beroep. In beide facturen is een uiterste betaaltermijn opgenomen, namelijk veertien dagen na de factuurdatum. De kantonrechter zal daarom de gevorderde wettelijke handelsrente toewijzen over:
- het bedrag van € 635,25 (aan serviceabonnementskosten over 2022), vanaf de vervaldatum van de factuur (28 mei 2022),
- het bedrag van € 679,72 (aan serviceabonnementskosten over 2023), vanaf de vervaldatum van de factuur (28 mei 2023),
In beide gevallen tot aan de dag van volledige betaling.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.8.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 197,25. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat de [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
3.9.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
1.314,97
- buitengerechtelijke incassokosten
197,25
+
totaal
1.512,22
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
1.512,22
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
116,39
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
998,39

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.512,22, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 635,25 vanaf 28 mei 2022 en over € 679,72 vanaf 28 mei 2023, telkens tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 998,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.