ECLI:NL:RBMNE:2024:5731

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
16/043773-24 en 16/197592-24 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en belediging van een politieambtenaar door verdachte

Op 4 januari 2024 heeft de verdachte in Leerdam geprobeerd het slachtoffer met een mes in de hals te steken, wat resulteerde in een poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn aanvankelijke ontkenning, uiteindelijk is herkend door het slachtoffer aan zijn stem. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte een politieambtenaar heeft beledigd op 8 februari 2024. De rechtbank heeft de feiten in enigszins verminderde mate aan de verdachte toegerekend, gezien zijn jeugdige leeftijd en psychische problematiek. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 225 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel bevolen, gezien het risico op recidive.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/043773-24 en 16/197592-24 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte].
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres in de Basisregistratie Personen:
[adres] , [woonplaats] ,
verblijvende [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting , dat heeft plaatsgevonden op 8 mei 2024, 23 juli 2024 en 23 september 2024. Op laatstgenoemde datum is de zaak inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Rademaker en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.H.J. Raaijmakers, advocaat te Oisterwijk, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/043773-24
op 4 januari 2024 in Leerdam, samen met een ander, althans alleen, heeft geprobeerd opzettelijk (met voorbedachten rade) [slachtoffer] te doden door die [slachtoffer] met een mes in de hals te steken/snijden;
dan wel (subsidiair) samen met een ander, althans alleen, opzettelijk (met voorbedachten rade), die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
dan wel (meer subsidiair) samen met een ander, althans alleen, heeft geprobeerd die [slachtoffer] opzettelijk (met voorbedachten rade) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
16/197592-24
op 8 februari 2024 in Leerdam [opsporingsambtenaar] , opsporingsambtenaar, heeft beledigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder parketnummer 16/043773-24 primair, te weten poging tot moord, en het onder 16/197592-24 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 16/043773-24 ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder 16/197592-24 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte weliswaar de beledigende uitspraken heeft gedaan, maar dat door de verdrietige omstandigheid dat zijn broer net was overleden verdachte niet voor deze uitspraken zou moeten worden bestraft.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank komt op grond van de hierna uitgewerkte bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van
het primair impliciet ten laste gelegde feit(poging tot doodslag) en legt hierna uit waarom.
16/043773-24 (het steken van slachtoffer [slachtoffer] )
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 5 januari 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 4 januari 2024 zijn [medeverdachte] , [getuige] en ik naar een parkeerplaats in Leerdam gegaan. Wij kwamen ongeveer om 21.40 uur aan bij de parkeerplaats.
Op een gegeven moment moest ik plassen en ben ik de auto uitgestapt. Ik zag dat er een auto vanaf de Diefdijk de parkeerplaats op reed. Ik zag dat de auto achter mijn auto stopte. Er liep iemand naast de auto en deze persoon liep mijn kant op. [2] Ik zag ineens dat de man uithaalde met zijn linker hand. Ik zag dat hij uithaalde in de richting van mijn hals. Ik zag dat hij een mes in zijn hand had. Ik zag dat hij
namelijk recht naar voren een stekende beweging maakte. Ik voelde een zachte tik in mijn hals. Ik voelde een prik. Nadat de man mij gestoken had, hoorde ik hem zeggen: "Jij gaat geen aangifte doen". [3]
Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] van 12 januari 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
V: Wat was precies je letsel?
A: Steekwond in de nek. [4]
V: Wie was de persoon die jou gestoken heeft?
A: Dat weet ik niet. Dat heb ik niet kunnen zien. Ik heb de stem ook niet herkend.
0: De reden dat ik jou nogmaals vraag te vertellen wat er gebeurd is omdat we uit
jouw vorige verklaringen en de getuigen verklaringen van jouw vrienden verschillende scenario's hebben gehaald.
1 = Je was aan het plassen en zag toen een auto aan komen rijden. Die auto, een soort
Caddy, parkeerde achter jouw auto en er kwam een persoon uit die naar jou toe liep.
Die persoon schold jou uit en hij stak jou neer. De man is daarna ook weer
vertrokken.
2 = Jullie zaten met zijn 3e in de auto. Jij zat achter het stuur. Er kwam een auto
naast jouw auto staan. Iemand klopte op het raam waar jij dat. Jij stapte uit, bleef
in de deuropening staan, en werd toen neergestoken. [5]
V: Welk scenario klopt?
A: Het tweede verhaal dat ik al in de auto zat.
V: Ik denk dat je niet eerlijk bent en tegen ons niet open bent. Klopt dat?
A: Ik weet weinig van die avond.
V: Gaan we nog meer dingen vinden die ons naar de dader brengt?
A: Dat weet ik niet
V: Is dit jouw manier van zeggen "Ik wil geen namen noemen maar zo help ik jullie
toch ".
A: Ja zo kan je het wel zien
0: [getuige] verklaarde te weten wie jou heeft neergestoken. Hij verklaarde geen namen te willen noemen maar dat als wij in zijn telefoon kijken wie er ook achter zouden komen wie jou heeft neergestoken.
V: Wat kan je hier over verklaren?
A: Daar kan ik niks over verklaren?
V: Kan hij het weten?
A: Ja. [6]
Een proces-verbaal van bevindingen van 19 maart 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
(…)
Gesprek [slachtoffer]:
Naar aanleiding van al de bovengenoemde bevindingen heb ik [slachtoffer] geconfronteerd. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat de steekpartij echt niks te maken heeft met verdovende midden en dat hij echt niks wist. Ik zag dat [slachtoffer] zenuwachtig werd. Zijn lichaam begon te trillen en ik hoorde dat hij slecht uit zijn woorden kwam. Ik zei tegen [slachtoffer] dat ik denk dat hij informatie achterhoudt en hiermee het onderzoek vertraagd. [slachtoffer] keek naar de grond en gaf hierop geen antwoord.
Met [slachtoffer] afgesproken, in overleg met officier van justitie M.M Rademaker, dat als [slachtoffer] wilt dat we de dader vinden hij echt mee moet gaan werken en ons meer informatie moet geven.
Op 31 januari 2024 sprak ik telefonisch met [slachtoffer] . Ik hoorde hem zeggen dat hij wel meer wilde vertellen. Ik hoorde hem zeggen dat hij is neergestoken door [verdachte] . [slachtoffer] heeft [verdachte] herkend aan zijn stem. [7]
Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] van 7 februari 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 31 januari 2024 hebben wij elkaar telefonisch gesproken. Je hebt toen verklaard dat je toch weet wie jou heeft neergestoken. Je hebt aan de telefoon verklaard dat je bent neergestoken door [verdachte] .
V: Klopt dat?
A: Ja. [8]
V: Wat is er gebeurd op 4 januari 2024?
A: We stonden op de dijk. We waren met zn 3tjes. Ik [getuige] en [medeverdachte] . Plotseling kwam er een auto op die plek rijden.
Die ging naast mijn auto parkeren en [verdachte] stapte uit. Toen zei hij wat over slaan en nog meer dingen die ik niet goed heb kunnen verstaan. Toen stapte ik uit en tijdens het uitstappen stak hij in mijn nek.
0: Fijn dat je nu eerlijk bent.
V: Toen zei hij 'geen aangifte doen'.
V: Hoe weet je dat het [verdachte] was?
A: Stem. Ik zag hem nauwelijks maar aan zijn stem hoorde ik dat hij het was.
V: Waarom heb je dit niet eerder verteld?
A: Ik heb geprobeerd jullie in de richting van het onbekende nummer over [naam] te sturen zodat jullie bij [verdachte] weg zouden blijven... [9]
Een proces-verbaal van bevindingen met als bijlagen het medisch dossier van [slachtoffer] van 4 april 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Verslag van SEH arts, [A] van 4 januari 2024:
E: top-teen, ontkleed,: steekverwonding hals ventraal, ca 2 cm, geen lucht eruit, geen actief bloedverlies, wel zwelling eronder.
CTA halsvaten: radioloog belt: vaten intact, geen dissecties o.i.d., echter wel zeer uitgebreid vrij lucht, vanaf hart tot aan schedelbasis, verdacht voor trachea letsel. [10]
Conclusie: Uitgebreid subcutaan emfyseem rechts zoals hierboven beschreven. Geen aanwijzingen voor vaatletsel. Hematoom in mediastinum superior, doorlopend tot op aortaboog. [11]
Een proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris van
4 juli 2024, opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van deze getuige:
De rechter-commissaris beëdigt de getuige de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen, omdat dit noodzakelijk wordt geacht in verband met de betrouwbaarheid van de door de getuige af te leggen verklaring.
U bent eerder gehoord door de politie en dat was een vaag verhaal. Inmiddels heeft iedereen een verhaal vertelt. Nu wil ik weten, weet u wie er gestoken heeft?
Ik zag hem niet dus ik kan het niet met 100% zekerheid zeggen. Ik denk niet [medeverdachte] of [verdachte] . [verdachte] is [verdachte] .
Wie was het, voor zover u dat weet?
Ik heb het niet gezien. Ik heb hem echt niet gezien.
Opmerking rechter-commissaris: na voorlezen vraagt de rechter-commissaris of dit stukje klopt en de getuige zegt van niet, omdat hij wel wist wie het heeft gedaan.
Waarom zei u bij de politie dat ze erachter zouden komen als ze u telefoon zouden uitlezen?
Ik dacht dat [verdachte] het was toen.
Wat dacht u dat de politie zou vinden in uw telefoon?
Ik had na het incident met [verdachte] geappt. Hij zei dat ik mijn bek moest houden en geen dingen moest zeggen.
Dat is toch een heel vaag verhaal, als er zoiets heftigs gebeurd en jullie het niet meer met elkaar bespreken. Ik snap dat een vriendengroep elkaar niet wilt verraden maar u moet de waarheid spreken.
We hebben er vast over gesproken maar we wisten alle drie wat er aan de hand was. Ik wil niemand verraden.
U moet de waarheid zeggen.
Ik weet wel wie het is. Het is [verdachte] .
Nu wil ik het echte verhaal horen.
Wij stonden op die parkeerplek en [verdachte] kwam aanrijden, ik weet niet met wie maar in een auto. Ze parkeerden vlak naast ons. [verdachte] stapte uit en [slachtoffer] deed zijn deur open. [verdachte] en [slachtoffer] stonden buiten [verdachte] zei tegen [slachtoffer] van: “jij wil mij slaan, kom dan” en kort daarna kwam [slachtoffer] terug naar de auto met de steekwond. Voor dit incident was ik kort uitgestapt om te kijken wie eraan kwam, ik zag toen dat het [verdachte] was en ben toen weer ik de auto gaan zitten
Een proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Chatgesprekken:
Door slachtoffer [slachtoffer] werd verklaard dat hij is neergestoken door [verdachte] in opdracht van [medeverdachte] . Tussen de chatberichten van de telefoon van [medeverdachte] vond ik het volgende gesprek, gevoerd op 4 januari 2023
(de rechtbank begrijpt 4 januari 2024)via snapchat, tussen [medeverdachte] en [verdachte]
[medeverdachte] = [medeverdachte] ( [medeverdachte] )
[verdachte] = [verdachte] ( [verdachte] )
S = Spraakbericht welke niet is terug te luisteren
[verdachte] : Fk [slachtoffer] zei tegen orange da die me ging klapem (21:46)
[medeverdachte] : Wtf, HZ, Wnr? (21:46) (…)
[medeverdachte] : Bra, wat een toeval. Ik zit nu in zijn waggie (21:47)
[medeverdachte] : Bij boven [naam] . Ja met [getuige] (21:48)
[medeverdachte] : Ey gaan we [slachtoffer] klappen. (21:48)
[medeverdachte] : Ey maatje (21:51)
[verdachte] : rippe (21:58)
[medeverdachte] : wnr? (21:58)
[verdachte] : [verdachte] : zie je wannr tijd rijo (2158)
[medeverdachte] : Jo, ik moet alleen 2220 thuis zijn. (2158)
[verdachte] : Bek dicht tegen woute (22:04)
[medeverdachte] : ja doe ik (2204u)
[verdachte] : zorg da [slachtoffer] ook zwijg (22:11)
Een proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Onderzoek iPhone XR van verdachte [verdachte] .
Op 5 januari 2024 heeft er tussen [verdachte] en zijn broer [C] een gesprek plaats gevonden. Het is zeer aannemelijk dat dit gesprek ging over het strafbare feit en over slachtoffer [slachtoffer] .
[verdachte] : [slachtoffer] heb overleeft
[verdachte] : In zn kkr nek
[verdachte] : Hij wil wraak nemen laat kommen dan ga heel op dijk staan als die gepraat met woute heb die hellemaal groot probleem.
16/197592-24 (het beledigen van [opsporingsambtenaar] )
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 september 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 7 februari 2024, genummerd PL0900-2024041445-8, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van aangifte van [opsporingsambtenaar] , opsporingsambtenaar, pagina’s 5 tot en met 8 van het ‘procesdossier’.
Bewijsoverwegingen
16/043773-24 (het steken van slachtoffer [slachtoffer] )
De rechtbank komt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde: de poging tot doodslag. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Betrouwbaarheid (verklaringen) van aangever [slachtoffer] en getuige [getuige]
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van [slachtoffer] en getuige [getuige] niet betrouwbaar zijn. Beiden hebben wisselende verklaringen afgelegd en na een paar keer te zijn verhoord geven ze plotseling verdachte de schuld.
De rechtbank ziet dit anders De rechtbank heeft gekeken naar hoe de verklaringen tot stand zijn gekomen en merkt het volgende op.
Aangever [slachtoffer] heeft in eerste instantie bij de politie niet willen verklaren wie hem heeft gestoken en heeft verklaard dat de politie zijn telefoon moest uitlezen. Zo zou de politie bij de dader uitkomen. De politie heeft hem eind januari 2024 erop aangesproken dat hij dingen verzwijgt en dat hij hiermee het onderzoek vertraagt. [slachtoffer] heeft er uiteindelijk voor gekozen om openheid van zaken te geven en daarmee voor een doorbraak in het onderzoek te zorgen en te verklaren dat verdachte degene is geweest die hem heeft gestoken.
Ook [getuige] heeft in eerste instantie geen openheid van zaken willen geven. Bij het verhoor bij de rechter-commissaris op 4 juli 2024 is [getuige] als getuige beëdigd omdat dit noodzakelijk werd geacht in verband met de betrouwbaarheid van de door de hem af te leggen verklaring. [getuige] heeft de belofte afgelegd dat hij de waarheid zal verklaren. De rechter-commissaris heeft tijdens het verhoor open vragen gesteld en benadrukt dat [getuige] de waarheid moet zeggen. Hij heeft vervolgens verklaard dat het verdachte was die [slachtoffer] in de hals heeft gestoken.
Dat deze getuigen niet direct verdachte noemen als degene die heeft gestoken komt voort uit angst voor de verdachte. Op de vraag van de politie of [slachtoffer] wellicht bang was om een naam te noemen antwoordt hij al op 4 januari 2024 ‘dat er misschien oorlog zou komen’. [12] [getuige] heeft zich ook steeds op zijn zwijgrecht beroepen, omdat de persoon die gestoken zou hebben ‘gestoord’ zou zijn. [13] Zowel [slachtoffer] als [getuige] wisten door het steekincident waar verdachte toe in staat was. Het komt de rechtbank daarom niet vreemd voor dat zij aanvankelijk geen naam hebben willen noemen en de politie zelfs in de verkeerde richting hebben gewezen. Daarbij komt dat de verklaringen worden ondersteund door meer objectief bewijs, namelijk het appverkeer van verdachte rond het tenlastegelegde waarin hij tegen verschillend personen zegt dat er niks tegen de politie mag worden gezegd.
De inhoud van de opgenomen gesprekken tussen [getuige] en verdachte in detentie is, in tegenstelling tot wat de raadsvrouw heeft betoogd, naar het oordeel van de rechtbank geen contra-indicatie voor de betrouwbaarheid van [getuige] .
De rechtbank ziet gelet op de wijze van totstandkoming van de belastende verklaringen en de overige zich in het dossier bevindende stukken geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] en komt daarmee tot de conclusie dat verdachte degene is die heeft gestoken.
Poging tot moord: partiële vrijspraak
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is hoe het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd. Daarbij dient allereerst te worden gekeken of hij gehandeld heeft met voorbedachten rade, een bestanddeel dat vereist is voor het primair ten laste gelegde feit: poging tot moord. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade vast moet komen te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven
.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat er sprake is geweest van voorbedachten rade. Het dossier biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende basis om ervan uit te gaan dat verdachte met een vooropgezet plan de auto is ingestapt om aangever te doden. Ook kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte zich enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit. Uit de chatgesprekken blijkt immers dat medeverdachte [medeverdachte] op 4 januari 2024 om 21:48 uur de locatie van [slachtoffer] aan verdachte doorgeeft. Ruim 10 minuten later komt bij de politie de melding binnen dat [slachtoffer] is neergestoken. Gelet op de korte tijd tussen de het doorgeven van de locatie en het steken van aangever door verdachte, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van kalm beraad. Door het ontbreken van kalm beraad en de nog te bespreken psychische problematiek bij verdachte, is aannemelijk dat hij in een opwelling heeft gehandeld. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord.
Medeplegen; partiële vrijspraak
Uit het dossier en de bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank niet af te leiden dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met verdachte [medeverdachte] of een ander. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Poging tot doodslag: bewezenverklaring
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of het handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag. Daarbij gaat het om de vraag of de bewezenverklaarde feitelijke handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf - in dit geval de dood van aangever - en of verdachte daar ook opzet op heeft gehad. Verdachte heeft de feiten stelselmatig ontkend. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte de bedoeling had om aangever van het leven te beroven; vol opzet kan niet worden bewezen De rechtbank moet vervolgens beoordelen of verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van aangever. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dat heeft gedaan, om de volgende redenen.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Door aangever onverhoeds met een mes te steken in de hals, heeft verdachte het leven van aangever ernstig in gevaar gebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat de hals een zeer kwetsbaar en vitaal gedeelte van het menselijk lichaam is. De gedraging van verdachte was naar uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op de dood van de aangever, dat het niet anders kan dan dat verdachte ook bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met het steken voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangever. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/043773-24
Primair
hij op 4 januari 2024 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven met een mes, in de hals van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
16/197592-24
hij op 8 februari 2024 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden, opzettelijk een ambtenaar, te weten [opsporingsambtenaar] , opsporingsambtenaar, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: 'kankerhonden' en door zijn middelvingerop te steken richting die [opsporingsambtenaar] ;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/043773-24
Primair
poging tot doodslag;
16/197592-24
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Ook vindt zij dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard voor de bewezen verklaarde feiten.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 225 dagen, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft zij gevorderd aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel), geheel voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Verslavingsreclassering GGZ Fivoor in het rapport van 4 september 2024. De officier van justitie heeft gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank, indien een bewezenverklaring volgt. Met de officier van justitie vindt de raadsvrouw dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte is na een tip over de locatie van aangever van medeverdachte [medeverdachte] naar parkeerplaats waar aangever zich bevond, gereden. Op die plek heeft hij in het bijzijn van zijn vrienden aangever in zijn hals gestoken. Door het steken in de hals was er een kans dat aangever zou komen te overlijden. Er mag van geluk worden gesproken dat het steken door verdachte geen fatale afloop heeft gehad. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever en heeft geen oog gehad voor de mogelijke gevolgen voor aangever en zijn naasten. Ook heeft verdachte het vertrouwen van aangever en zijn andere vrienden in ernstige mate geschonden. Daarnaast draagt een dergelijk misdrijf ook bij aan het veroorzaken van angst, onrust en onveiligheid in de vriendengroep en in de maatschappij.
Door een ambtenaar in functie te beledigen heeft verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor het gezag en het publieke belang dat door opsporingsambtenaren wordt gediend.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 juni 2024 op naam van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafmatigende zin mee.
Over verdachte is een triple Pro Justitia rapportage uitgebracht bestaande uit:
  • een rapport van 12 juli 2024, opgemaakt door T. den Boer, psychiater;
  • een rapport van 12 juli 2024, opgemaakt door M.D. Beijer-Holtman, GZ-psycholoog;
  • een rapport van 12 juli 2024, opgemaakt door W. ben Cheikh Ali, forensisch milieuonderzoeker.
De Pro Justitia rapporteurs concluderen dat er bij verdachte sprake is van aangeboren neurobiologisch bepaalde beperkingen in de vorm van een autismespectrumstoornis en ADHD. Daarnaast is sprake van forse verslavingsproblematiek.
De psychiater en de psycholoog zijn van oordeel dat de beperkingen aanwezig waren ten tijde het ten laste gelegde. Vanuit het geschetste diagnostisch beeld wordt geen verklaring gevonden voor het komen tot een feit als het ten laste gelegde. Wel is duidelijk dat er (ook) ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van ernstige psychopathologie. Zo kampt verdachte met chronische beperkingen, samenhangend met de neurobiologische beperkingen (de autismespectrumstoornis en de ADHD), leidend tot beperkte afstemming, beperkt begrip van verhoudingen, verhoogde impulsiviteit en een beperkter vermogen om rekening te houden met consequenties.
Daarom komen de deskundigen tot het oordeel dat het ten laste gelegde feit verdachte enigszins in verminderende mate kan worden toegerekend.
De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen van de deskundigen op de daartoe in hun
rapporten genoemde gronden over. De rechtbank concludeert dat het bewezenverklaarde enigszins verminderd aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank ziet aanleiding om deze conclusie ook aan te nemen voor het bewezenverklaarde onder parketnummer 16/197592-24.
Wat betreft de strafrechtelijke afdoening wordt door de psychiater en de psycholoog geadviseerd om een klinische behandeling en begeleiding op te leggen in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De behandeling dient zich te richten op de verslavingsproblematiek, aangezien middelengebruik een bijdrage kan leveren aan psychische ontregeling en daarmee aan een toename van het risico.
Ook achten de deskundigen begeleiding van belang. Verdachte kan na een klinische start overgeplaatst worden naar een vorm van begeleid wonen, met een intensiteit van begeleiding die tegemoetkomt aan zijn beperkingen.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van Fivoor Verslavingszorg van 4 september 2024, opgemaakt door A. Smorenburg.
De reclassering adviseert positief over de haalbaar- en uitvoerbaarheid van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Geadviseerd wordt de volgende bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen: meewerken aan reclasseringstoezicht, opname in een zorginstelling (te weten [medeverdachte] te [plaats] ), ambulante behandeling (met mogelijkheid kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, drugsverbod, alcoholverbod en dagbesteding. De reclassering adviseert de bijzondere voorwaarden en het toezicht hierop dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Verdachte heeft aangegeven dat hij zich aan de voorwaarden zal houden als deze aan hem worden opgelegd. Ten tijde van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak was verdachte al geplaatst bij [medeverdachte] in [plaats] in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis. Aangezien hij zich daar pas enkele dagen bevond kon er nog geen inschatting worden gemaakt of hij in deze zorginstelling op zijn plek is. Wel is door de reclassering opgemerkt dat hij zichtbaar profiteerde van de structuur in de jeugddetentie, waar hij zich daarvoor bevond.
Toepassing jeugdstrafrecht
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 19 jaar oud en dus meerderjarig. In beginsel wordt ten aanzien van meerderjarige verdachten het volwassenenstrafrecht toegepast. De rechtbank kan op grond van artikel 77c Sr, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, het jeugdstrafrecht toepassen, bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 22 jaar.
Uit het (pro Justitia) rapport blijkt dat zowel in het gedrag als in de wijze waarop verdachte zich uitdrukt, hij een sociaal-emotioneel jongere indruk maakt dan op basis van zijn kalenderleeftijd verwacht mag worden. Deze indruk wordt ondersteund door het testpsychologisch onderzoek. Ook stellen de deskundigen dat verdachte moeite heeft om zijn impulsen te beheersen en dat hij de risico’s van zijn handelen moeilijk kan inschatten. Er is nog sprake van een onrijpe identiteit. Daarnaast concluderen de deskundigen dat verdachte ontvankelijk is voor pedagogische aansturing en begeleiding. Dit zijn ingangen voor begeleiding en behandeling. Derhalve stellen de deskundigen vanuit klinische overwegingen vast dat er aanleiding is voor toepassing van het minderjarigenstrafrecht. Ook de reclassering komt tot het advies het minderjarigenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank ziet, op basis van bovenstaande, in de persoonlijkheid van verdachte aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen.
De op te leggen straf en maatregel
Gelet op de ernst van de feiten kan met geen andere straf worden volstaan dan een straf die vrijheidsbeneming met zich meebrengt
.De aard en de ernst van de feiten, met name de onder parketnummer 16/043773-24 bewezenverklaarde poging doodslag, rechtvaardigen de oplegging van een jeugddetentie die de duur van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd overstijgt, wat zou betekenen dat verdachte voor meerdere maanden terug zou moeten naar de (jeugd)gevangenis
.
De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding een dergelijke straf niet op te leggen.
Bij verdachte is sprake van complexe psychiatrische problematiek, waardoor hij enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is en het risico op recidive hoog is. Het is voor verdachte, en voor de maatschappij, met name van belang dat hij de juiste behandeling en begeleiding krijgt, zodat het ernstige bewezenverklaarde feit zich niet nogmaals voordoet. Positief is dat verdachte inziet dat hij hulp nodig heeft en zich (op dit moment), in het kader van zijn schorsing uit voorlopige hechtenis, inzet voor de behandeling en begeleiding die hij binnen [medeverdachte] krijgt. Het is wenselijk dat dit net gestarte hulptraject, in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel (zoals hieronder uiteengezet) kan worden gecontinueerd.
Gezien zijn persoon en de noodzaak tot behandeling, ziet de rechtbank aanleiding een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen voor de duur gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Voorwaardelijke PIJ-maatregel
Gevorderd is om aan verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden van artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt vast dat, gelet op de misdrijf (onder parketnummer 16/043773-24 primair) waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt en de conclusies van de gedragskundige rapportages over verdachte, aan de wettelijke vereisten voor oplegging van een PIJ-maatregel is voldaan.
Door de deskundigen is vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en ADHD. Daarnaast heeft verdachte forse verslavingsproblematiek.
Daarnaast is het bewezenverklaarde misdrijf onder parketnummer 16/043773-24 een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De PIJ-maatregel is ook noodzakelijk voor de veiligheid van andere personen of goederen, nu door de deskundigen is beschreven dat dat het risico op recidive, gelet op de complexe problematiek van verdachte, hoog is, zonder de juiste behandeling.
Vanwege het belang van behandeling met het oog op zowel recidivepreventie als het bevorderen van een gezonde ontwikkeling van verdachte achten de deskundigen bijzondere voorwaarden of een gedragsbeïnvloedende maatregel ontoereikend.
Tot slot is de PIJ-maatregel in het belang van de ontwikkeling van verdachte. Volgens de deskundigen is de oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel met klinische behandeling de beste manier om de ontwikkeling van verdachte positief te kunnen ombuigen. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel biedt verdachte zo de kans zich te ontwikkelen en een toekomst op te bouwen. Dit beseft verdachte ook en er is (op dit moment) sprake van intrinsieke motivatie voor gedragsverandering.
Nu in de Pro Justitia rapportage de deskundigen, een psychiater en een psycholoog, (afzonderlijk) hun bevindingen over verdachte hebben vastgelegd en een advies hebben uitgebracht, is ook voldaan aan de voorwaarde zoals genoemd in artikel 77s, tweede lid Sr.
Aan alle voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel is gelet op het voorgaande voldaan. De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen van de deskundigen op de daartoe in hun rapporten genoemde gronden over, en zal aan verdachte, zoals ook door de officier van justitie en de raadsvrouw is verzocht, een voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen.
Mocht de voorwaardelijke PIJ-maatregel omgezet worden in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, dan geldt dat deze verlengd kan worden, aangezien verdachte wordt veroordeeld voor een geweldsfeit (als bedoeld in artikel 6:6:31 lid 3 Sv).
Conclusie
Alles overwegende legt de rechtbank verdachte een jeugddetentie op voor de duur van 225 dagen, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van 2 jaar, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals deze door Fivoor Verslavingszorg zijn geadviseerd. Volgens de berekening van de rechtbank betekent dit dat verdachte niet terug hoeft naar de (jeugd)gevangenis.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er, gelet op de inhoud van de rapportages en het hoge recidiverisico, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 77z Wetboek van Strafrecht, dat de hierboven gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis, gelet op de straf die zij aan verdachte zal opleggen, opheffen.

9.BESLAG

Onder verdachte is een zwarte Apple telefoon (goednummer G3296711) in beslag genomen (onder parketnummer 16/043773-24).
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de telefoon kan worden teruggegeven aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de telefoon retour kan aan verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten de zwarte Apple telefoon.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 77c, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 266, 267, 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/043773-24 primair en parketnummer 16/197592-24 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder parketnummer 16/043773-24 en parketnummer 16/197592-24 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder parketnummer 16/043773-24 primair en parketnummer 16/197592-24 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot de maatregel van
  • bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
Meewerken aan reclasseringstoezicht
 meewerkt aan het toezicht door de reclassering. Deze medewerking houdt onder andere in dat verdachte:
 zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
 een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig legitimatiebewijs laat zien;
 zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering;
 de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
 meewerkt aan huisbezoeken;
 de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
 zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
 meewerkt aan het uit verdachte van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
Niet naar het buitenland
 niet zonder toestemming van de reclassering naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat;
Opname in een zorginstelling
 zich laat opnemen in " [verblijfplaats]
, [adres] te [plaats] , een FPA of FPK. De opname duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang
gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
 zich laat behandelen door Inforsa FAZ, de Waag of Arkin, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat
nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die
verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
 verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te weten: RIBW Kwintes, Lister, Exodus of Stichting de Tussenvoorziening, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Drugsverbod
 geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Alcoholverbod
 geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Dagbesteding
 zich inspant voor het vinden en behouden van scholing, betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
- waarbij aan Reclassering Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden van de maatregel en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 zwarte Apple telefoon ((goednummer G3296711)
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en A.E. van der Wal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A. van Loon, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2024.
Mr. Van der Wal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/043773-24
hij op of omstreeks 4 januari 2024 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade
van het leven te beroven met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 januari 2024 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een geperforeerde luchtpijp, heeft toegebracht, door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals, althans het lichaam, van die [slachtoffer] te steken/snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 januari 2024 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals, althans het
lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
16/197592-24
hij op of omstreeks 8 februari 2024 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden, opzettelijk een ambtenaar, te weten [opsporingsambtenaar] , opsporingsambtenaar, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar
tegenwoordigheid, heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: 'kankerhonden', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of door zijn middelvinger(s) op te steken richting die [opsporingsambtenaar] ;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 mei 2024, genummerd PL0900-2024004376, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 343. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 58.
3.Pagina 59.
4.Pagina 70.
5.Pagina 71.
6.Pagina 72.
7.Pagina 159.
8.Pagina 76.
9.Pagina 77.
10.Pagina 267.
11.Pagina 278.
12.Pagina 55.
13.Pagina 50.