4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt op grond van de hierna uitgewerkte bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van
het primair impliciet ten laste gelegde feit(poging tot doodslag) en legt hierna uit waarom.
16/043773-24 (het steken van slachtoffer [slachtoffer] )
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 5 januari 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 4 januari 2024 zijn [medeverdachte] , [getuige] en ik naar een parkeerplaats in Leerdam gegaan. Wij kwamen ongeveer om 21.40 uur aan bij de parkeerplaats.
Op een gegeven moment moest ik plassen en ben ik de auto uitgestapt. Ik zag dat er een auto vanaf de Diefdijk de parkeerplaats op reed. Ik zag dat de auto achter mijn auto stopte. Er liep iemand naast de auto en deze persoon liep mijn kant op.Ik zag ineens dat de man uithaalde met zijn linker hand. Ik zag dat hij uithaalde in de richting van mijn hals. Ik zag dat hij een mes in zijn hand had. Ik zag dat hij
namelijk recht naar voren een stekende beweging maakte. Ik voelde een zachte tik in mijn hals. Ik voelde een prik. Nadat de man mij gestoken had, hoorde ik hem zeggen: "Jij gaat geen aangifte doen".
Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] van 12 januari 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
V: Wat was precies je letsel?
A: Steekwond in de nek.
V: Wie was de persoon die jou gestoken heeft?
A: Dat weet ik niet. Dat heb ik niet kunnen zien. Ik heb de stem ook niet herkend.
0: De reden dat ik jou nogmaals vraag te vertellen wat er gebeurd is omdat we uit
jouw vorige verklaringen en de getuigen verklaringen van jouw vrienden verschillende scenario's hebben gehaald.
1 = Je was aan het plassen en zag toen een auto aan komen rijden. Die auto, een soort
Caddy, parkeerde achter jouw auto en er kwam een persoon uit die naar jou toe liep.
Die persoon schold jou uit en hij stak jou neer. De man is daarna ook weer
vertrokken.
2 = Jullie zaten met zijn 3e in de auto. Jij zat achter het stuur. Er kwam een auto
naast jouw auto staan. Iemand klopte op het raam waar jij dat. Jij stapte uit, bleef
in de deuropening staan, en werd toen neergestoken.
V: Welk scenario klopt?
A: Het tweede verhaal dat ik al in de auto zat.
V: Ik denk dat je niet eerlijk bent en tegen ons niet open bent. Klopt dat?
A: Ik weet weinig van die avond.
V: Gaan we nog meer dingen vinden die ons naar de dader brengt?
A: Dat weet ik niet
V: Is dit jouw manier van zeggen "Ik wil geen namen noemen maar zo help ik jullie
toch ".
A: Ja zo kan je het wel zien
0: [getuige] verklaarde te weten wie jou heeft neergestoken. Hij verklaarde geen namen te willen noemen maar dat als wij in zijn telefoon kijken wie er ook achter zouden komen wie jou heeft neergestoken.
V: Wat kan je hier over verklaren?
A: Daar kan ik niks over verklaren?
V: Kan hij het weten?
A: Ja.
Een proces-verbaal van bevindingen van 19 maart 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
(…)
Gesprek [slachtoffer]:
Naar aanleiding van al de bovengenoemde bevindingen heb ik [slachtoffer] geconfronteerd. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat de steekpartij echt niks te maken heeft met verdovende midden en dat hij echt niks wist. Ik zag dat [slachtoffer] zenuwachtig werd. Zijn lichaam begon te trillen en ik hoorde dat hij slecht uit zijn woorden kwam. Ik zei tegen [slachtoffer] dat ik denk dat hij informatie achterhoudt en hiermee het onderzoek vertraagd. [slachtoffer] keek naar de grond en gaf hierop geen antwoord.
Met [slachtoffer] afgesproken, in overleg met officier van justitie M.M Rademaker, dat als [slachtoffer] wilt dat we de dader vinden hij echt mee moet gaan werken en ons meer informatie moet geven.
Op 31 januari 2024 sprak ik telefonisch met [slachtoffer] . Ik hoorde hem zeggen dat hij wel meer wilde vertellen. Ik hoorde hem zeggen dat hij is neergestoken door [verdachte] . [slachtoffer] heeft [verdachte] herkend aan zijn stem.
Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] van 7 februari 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 31 januari 2024 hebben wij elkaar telefonisch gesproken. Je hebt toen verklaard dat je toch weet wie jou heeft neergestoken. Je hebt aan de telefoon verklaard dat je bent neergestoken door [verdachte] .
V: Klopt dat?
A: Ja.
V: Wat is er gebeurd op 4 januari 2024?
A: We stonden op de dijk. We waren met zn 3tjes. Ik [getuige] en [medeverdachte] . Plotseling kwam er een auto op die plek rijden.
Die ging naast mijn auto parkeren en [verdachte] stapte uit. Toen zei hij wat over slaan en nog meer dingen die ik niet goed heb kunnen verstaan. Toen stapte ik uit en tijdens het uitstappen stak hij in mijn nek.
0: Fijn dat je nu eerlijk bent.
V: Toen zei hij 'geen aangifte doen'.
V: Hoe weet je dat het [verdachte] was?
A: Stem. Ik zag hem nauwelijks maar aan zijn stem hoorde ik dat hij het was.
V: Waarom heb je dit niet eerder verteld?
A: Ik heb geprobeerd jullie in de richting van het onbekende nummer over [naam] te sturen zodat jullie bij [verdachte] weg zouden blijven...
Een proces-verbaal van bevindingen met als bijlagen het medisch dossier van [slachtoffer] van 4 april 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Verslag van SEH arts, [A] van 4 januari 2024:
E: top-teen, ontkleed,: steekverwonding hals ventraal, ca 2 cm, geen lucht eruit, geen actief bloedverlies, wel zwelling eronder.
CTA halsvaten: radioloog belt: vaten intact, geen dissecties o.i.d., echter wel zeer uitgebreid vrij lucht, vanaf hart tot aan schedelbasis, verdacht voor trachea letsel.
Conclusie: Uitgebreid subcutaan emfyseem rechts zoals hierboven beschreven. Geen aanwijzingen voor vaatletsel. Hematoom in mediastinum superior, doorlopend tot op aortaboog.
Een proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris van
4 juli 2024, opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van deze getuige:
De rechter-commissaris beëdigt de getuige de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen, omdat dit noodzakelijk wordt geacht in verband met de betrouwbaarheid van de door de getuige af te leggen verklaring.
U bent eerder gehoord door de politie en dat was een vaag verhaal. Inmiddels heeft iedereen een verhaal vertelt. Nu wil ik weten, weet u wie er gestoken heeft?
Ik zag hem niet dus ik kan het niet met 100% zekerheid zeggen. Ik denk niet [medeverdachte] of [verdachte] . [verdachte] is [verdachte] .
Wie was het, voor zover u dat weet?
Ik heb het niet gezien. Ik heb hem echt niet gezien.
Opmerking rechter-commissaris: na voorlezen vraagt de rechter-commissaris of dit stukje klopt en de getuige zegt van niet, omdat hij wel wist wie het heeft gedaan.
Waarom zei u bij de politie dat ze erachter zouden komen als ze u telefoon zouden uitlezen?
Ik dacht dat [verdachte] het was toen.
Wat dacht u dat de politie zou vinden in uw telefoon?
Ik had na het incident met [verdachte] geappt. Hij zei dat ik mijn bek moest houden en geen dingen moest zeggen.
Dat is toch een heel vaag verhaal, als er zoiets heftigs gebeurd en jullie het niet meer met elkaar bespreken. Ik snap dat een vriendengroep elkaar niet wilt verraden maar u moet de waarheid spreken.
We hebben er vast over gesproken maar we wisten alle drie wat er aan de hand was. Ik wil niemand verraden.
U moet de waarheid zeggen.
Ik weet wel wie het is. Het is [verdachte] .
Nu wil ik het echte verhaal horen.
Wij stonden op die parkeerplek en [verdachte] kwam aanrijden, ik weet niet met wie maar in een auto. Ze parkeerden vlak naast ons. [verdachte] stapte uit en [slachtoffer] deed zijn deur open. [verdachte] en [slachtoffer] stonden buiten [verdachte] zei tegen [slachtoffer] van: “jij wil mij slaan, kom dan” en kort daarna kwam [slachtoffer] terug naar de auto met de steekwond. Voor dit incident was ik kort uitgestapt om te kijken wie eraan kwam, ik zag toen dat het [verdachte] was en ben toen weer ik de auto gaan zitten
Een proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Chatgesprekken:
Door slachtoffer [slachtoffer] werd verklaard dat hij is neergestoken door [verdachte] in opdracht van [medeverdachte] . Tussen de chatberichten van de telefoon van [medeverdachte] vond ik het volgende gesprek, gevoerd op 4 januari 2023
(de rechtbank begrijpt 4 januari 2024)via snapchat, tussen [medeverdachte] en [verdachte]
[medeverdachte] = [medeverdachte] ( [medeverdachte] )
[verdachte] = [verdachte] ( [verdachte] )
S = Spraakbericht welke niet is terug te luisteren
[verdachte] : Fk [slachtoffer] zei tegen orange da die me ging klapem (21:46)
[medeverdachte] : Wtf, HZ, Wnr? (21:46) (…)
[medeverdachte] : Bra, wat een toeval. Ik zit nu in zijn waggie (21:47)
[medeverdachte] : Bij boven [naam] . Ja met [getuige] (21:48)
[medeverdachte] : Ey gaan we [slachtoffer] klappen. (21:48)
[medeverdachte] : Ey maatje (21:51)
[verdachte] : rippe (21:58)
[medeverdachte] : wnr? (21:58)
[verdachte] : [verdachte] : zie je wannr tijd rijo (2158)
[medeverdachte] : Jo, ik moet alleen 2220 thuis zijn. (2158)
[verdachte] : Bek dicht tegen woute (22:04)
[medeverdachte] : ja doe ik (2204u)
[verdachte] : zorg da [slachtoffer] ook zwijg (22:11)
Een proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Onderzoek iPhone XR van verdachte [verdachte] .
Op 5 januari 2024 heeft er tussen [verdachte] en zijn broer [C] een gesprek plaats gevonden. Het is zeer aannemelijk dat dit gesprek ging over het strafbare feit en over slachtoffer [slachtoffer] .
[verdachte] : [slachtoffer] heb overleeft
[verdachte] : In zn kkr nek
[verdachte] : Hij wil wraak nemen laat kommen dan ga heel op dijk staan als die gepraat met woute heb die hellemaal groot probleem.
16/197592-24 (het beledigen van [opsporingsambtenaar] )
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 september 2024;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 7 februari 2024, genummerd PL0900-2024041445-8, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van aangifte van [opsporingsambtenaar] , opsporingsambtenaar, pagina’s 5 tot en met 8 van het ‘procesdossier’.
16/043773-24 (het steken van slachtoffer [slachtoffer] )
De rechtbank komt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde: de poging tot doodslag. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Betrouwbaarheid (verklaringen) van aangever [slachtoffer] en getuige [getuige]
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van [slachtoffer] en getuige [getuige] niet betrouwbaar zijn. Beiden hebben wisselende verklaringen afgelegd en na een paar keer te zijn verhoord geven ze plotseling verdachte de schuld.
De rechtbank ziet dit anders De rechtbank heeft gekeken naar hoe de verklaringen tot stand zijn gekomen en merkt het volgende op.
Aangever [slachtoffer] heeft in eerste instantie bij de politie niet willen verklaren wie hem heeft gestoken en heeft verklaard dat de politie zijn telefoon moest uitlezen. Zo zou de politie bij de dader uitkomen. De politie heeft hem eind januari 2024 erop aangesproken dat hij dingen verzwijgt en dat hij hiermee het onderzoek vertraagt. [slachtoffer] heeft er uiteindelijk voor gekozen om openheid van zaken te geven en daarmee voor een doorbraak in het onderzoek te zorgen en te verklaren dat verdachte degene is geweest die hem heeft gestoken.
Ook [getuige] heeft in eerste instantie geen openheid van zaken willen geven. Bij het verhoor bij de rechter-commissaris op 4 juli 2024 is [getuige] als getuige beëdigd omdat dit noodzakelijk werd geacht in verband met de betrouwbaarheid van de door de hem af te leggen verklaring. [getuige] heeft de belofte afgelegd dat hij de waarheid zal verklaren. De rechter-commissaris heeft tijdens het verhoor open vragen gesteld en benadrukt dat [getuige] de waarheid moet zeggen. Hij heeft vervolgens verklaard dat het verdachte was die [slachtoffer] in de hals heeft gestoken.
Dat deze getuigen niet direct verdachte noemen als degene die heeft gestoken komt voort uit angst voor de verdachte. Op de vraag van de politie of [slachtoffer] wellicht bang was om een naam te noemen antwoordt hij al op 4 januari 2024 ‘dat er misschien oorlog zou komen’.[getuige] heeft zich ook steeds op zijn zwijgrecht beroepen, omdat de persoon die gestoken zou hebben ‘gestoord’ zou zijn.Zowel [slachtoffer] als [getuige] wisten door het steekincident waar verdachte toe in staat was. Het komt de rechtbank daarom niet vreemd voor dat zij aanvankelijk geen naam hebben willen noemen en de politie zelfs in de verkeerde richting hebben gewezen. Daarbij komt dat de verklaringen worden ondersteund door meer objectief bewijs, namelijk het appverkeer van verdachte rond het tenlastegelegde waarin hij tegen verschillend personen zegt dat er niks tegen de politie mag worden gezegd.
De inhoud van de opgenomen gesprekken tussen [getuige] en verdachte in detentie is, in tegenstelling tot wat de raadsvrouw heeft betoogd, naar het oordeel van de rechtbank geen contra-indicatie voor de betrouwbaarheid van [getuige] .
De rechtbank ziet gelet op de wijze van totstandkoming van de belastende verklaringen en de overige zich in het dossier bevindende stukken geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] en komt daarmee tot de conclusie dat verdachte degene is die heeft gestoken.
Poging tot moord: partiële vrijspraak
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is hoe het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd. Daarbij dient allereerst te worden gekeken of hij gehandeld heeft met voorbedachten rade, een bestanddeel dat vereist is voor het primair ten laste gelegde feit: poging tot moord. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade vast moet komen te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven
.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat er sprake is geweest van voorbedachten rade. Het dossier biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende basis om ervan uit te gaan dat verdachte met een vooropgezet plan de auto is ingestapt om aangever te doden. Ook kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte zich enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit. Uit de chatgesprekken blijkt immers dat medeverdachte [medeverdachte] op 4 januari 2024 om 21:48 uur de locatie van [slachtoffer] aan verdachte doorgeeft. Ruim 10 minuten later komt bij de politie de melding binnen dat [slachtoffer] is neergestoken. Gelet op de korte tijd tussen de het doorgeven van de locatie en het steken van aangever door verdachte, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van kalm beraad. Door het ontbreken van kalm beraad en de nog te bespreken psychische problematiek bij verdachte, is aannemelijk dat hij in een opwelling heeft gehandeld. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord.
Medeplegen; partiële vrijspraak
Uit het dossier en de bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank niet af te leiden dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met verdachte [medeverdachte] of een ander. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Poging tot doodslag: bewezenverklaring
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of het handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag. Daarbij gaat het om de vraag of de bewezenverklaarde feitelijke handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf - in dit geval de dood van aangever - en of verdachte daar ook opzet op heeft gehad. Verdachte heeft de feiten stelselmatig ontkend. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte de bedoeling had om aangever van het leven te beroven; vol opzet kan niet worden bewezen De rechtbank moet vervolgens beoordelen of verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van aangever. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dat heeft gedaan, om de volgende redenen.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Door aangever onverhoeds met een mes te steken in de hals, heeft verdachte het leven van aangever ernstig in gevaar gebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat de hals een zeer kwetsbaar en vitaal gedeelte van het menselijk lichaam is. De gedraging van verdachte was naar uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op de dood van de aangever, dat het niet anders kan dan dat verdachte ook bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met het steken voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangever. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag.