Op 7 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksuele intimidatie. De zaak kwam voort uit een incident op 21 augustus 2024, waarbij de verdachte, in het openbaar, beledigende en seksuele opmerkingen maakte naar een buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) en daarbij seksuele gebaren vertoonde. De kantonrechter, mr. A.M. Loots, heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na het onderzoek ter terechtzitting. De officier van justitie, mr. R. den Uijl - de Wildt, vorderde een veroordeling van de verdachte op basis van artikel 429ter van het Wetboek van Strafrecht, dat seksuele intimidatie in het openbaar strafbaar stelt.
De kantonrechter oordeelde dat de verdachte op klaarlichte dag het slachtoffer indringend seksueel had benaderd door middel van kwetsende opmerkingen en seksuele gebaren, die als vreesaanjagend en vernederend werden ervaren. De verdachte werd veroordeeld tot een hechtenis van twee dagen, omdat hij niet in staat was een geldboete te betalen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €150,00 aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van de immateriële schade die het slachtoffer had geleden door de beledigende gedragingen van de verdachte.
De uitspraak benadrukt de ernst van seksuele intimidatie en de noodzaak om dergelijke gedragingen in het openbaar aan te pakken, vooral gezien de rol van het slachtoffer als handhaver van de openbare orde. De kantonrechter hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die dakloos was en onder bewind stond, maar vond het gedrag onacceptabel en een schending van de rechten van het slachtoffer.