ECLI:NL:RBMNE:2024:5726

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
16/043743-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan poging tot doodslag met geweldsgebruik en strafoplegging

Op 4 januari 2024 heeft verdachte, terwijl hij met het slachtoffer [slachtoffer] aan het chillen was, aan medeverdachte [medeverdachte] de locatie van het slachtoffer doorgegeven. Verdachte was zich bewust dat er geweld zou worden gebruikt. Medeverdachte heeft het slachtoffer vervolgens met een mes in de hals gestoken. De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het medeplegen van poging tot doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat verdachte een significante bijdrage aan het geweld heeft geleverd. Echter, verdachte is wel medeplichtig aan de poging tot doodslag, omdat hij opzettelijk informatie heeft verschaft die het plegen van het misdrijf mogelijk maakte. De rechtbank legt een taakstraf van 200 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank houdt rekening met de jonge leeftijd van verdachte en zijn positieve gedragsverandering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/043743-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
verder te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Rademaker en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F. Folkers, advocaat te Gorinchem, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair
op 4 januari 2024 in Leerdam, samen met een ander, althans alleen, heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk te doden door hem met een mes in de hals te steken/snijden;
dan wel (subsidiair) medeplichtig is aan de poging om deze [slachtoffer] opzettelijk (met voorbedachten rade) te doden;
dan wel (meer subsidiair) samen met een ander, die [slachtoffer] opzettelijk (met voorbedachten rade)zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
dan wel (meest subsidiair) medeplichtig is aan de zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen en verzoekt de rechtbank verdachte daarvan vrij te spreken. Zij acht het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de volgende bewijsmiddelen acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Voor het primair ten laste gelegde, medeplegen poging doodslag, ontbreekt dat bewijs, zodat vrijspraak volgt. De rechtbank legt hierna uit waarom zij tot dit oordeel komt.
Inleiding
Aangever [slachtoffer] was op 4 januari 2024 met verdachte en getuige [getuige] aan het chillen in een auto op een parkeerplaats in Leerdam. Nadat op enig moment een andere auto op die parkeerplaats is aangekomen is [slachtoffer] uitgestapt en in zijn nek gestoken.
Uit de (hierna opgenomen) bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de minuten voorafgaand aan het steekincident chatcontact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte heeft hem geschreven dat hij op dat moment in gezelschap was van aangever [slachtoffer] en getuige [getuige] , dat ze aan het ‘chillen’ waren op een parkeerplaats en heeft de locatie van die parkeerplaats genoemd. Vervolgens wordt in het berichtenverkeer door verdachte als eerste gesproken over ‘klappen van [slachtoffer] ’ (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer] ). Medeverdachte [medeverdachte] heeft het even later in het gesprek over ‘rippe’ (de rechtbank begrijpt: rippen). Medeverdachte [medeverdachte] is naar de genoemde parkeerplaats gereden en heeft aangever [slachtoffer] vervolgens in de nek gestoken. Na het steekincident laat [medeverdachte] verdachte via de chat nog weten dat hij en [slachtoffer] moeten zwijgen tegen de politie.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde (medeplegen poging doodslag)
De rechtbank is met de raadsvrouw en de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder primair ten laste gelegde, namelijk het medeplegen van poging tot doodslag, heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan van dit feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij moet verdachte een significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld hebben geleverd.
Het initiatief om [slachtoffer] geweld aan te doen komt in het chatgesprek weliswaar van verdachte, maar had betrekking op ‘klappen’. Medeverdachte [medeverdachte] is vervolgens op pad gegaan en heeft aangever [slachtoffer] in de hals gestoken. Het enkele doorgeven van de locatie van [slachtoffer] , na met [medeverdachte] te hebben gechat over klappen en rippen, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen oordelen dat verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met [medeverdachte] heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het medeplegen van poging tot doodslag.
Bewijsmiddelen en bewijsmotivering van het subsidiaire (medeplichtigheid aan poging tot doodslag) [1]
De rechtbank komt op grond van de hierna uitgewerkte bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan poging tot doodslag.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 5 januari 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 4 januari 2024 zijn [verdachte] , [getuige] en ik naar een parkeerplaats in Leerdam gegaan. Wij kwamen ongeveer om 21.40 uur aan bij de parkeerplaats.
Ik zag dat er een auto vanaf de Diefdijk de parkeerplaats op reed. Ik zag dat de auto achter mij auto stopte. Er liep iemand naast de auto en deze persoon liep mijn kant op. [2] Ik zag ineens dat de man uithaalde met zijn linker hand. Ik zag dat hij uithaalde in de richting van mijn hals. Ik zag dat hij een mes in zijn hand had. Ik zag dat hij namelijk recht naar voren een stekende beweging maakte. Ik voelde een zachte tik in mijn hals. Ik voelde een prik. Nadat de man mij gestoken had, hoorde ik hem zeggen:" Jij gaat geen aangifte doen". [3]
Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] van 7 februari 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 31 januari 2024 hebben wij elkaar telefonisch gesproken. Je hebt toen verklaard dat je toch weet wie jou heeft neergestoken. Je hebt aan de telefoon verklaard dat je bent neergestoken door [medeverdachte] .
V: Klopt dat?
A: Ja. [4]
V: Wat is er gebeurd op 4 januari 2024?
A: We stonden op de dijk. We waren met zn 3tjes. Ik [getuige] en [verdachte] . Plotseling kwam er een auto op die plek rijden. Die ging naast mijn auto parkeren en [medeverdachte] stapte uit. Toen stapte ik uit en tijdens het uitstappen stak hij in mijn nek.
V: Toen zei hij 'geen aangifte doen'.
V: Hoe weet je dat het [medeverdachte] was?
A: Stem. Ik zag hem nauwelijks maar aan zijn stem hoorde ik dat hij het was.
Een proces-verbaal van bevindingen met als bijlage het medisch dossier van [slachtoffer] van 4 april 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Verslag van SEH arts, [A] van 4 januari 2024:
E: top-teen, ontkleed,: steekverwonding hals ventraal, ca 2 cm, geen lucht eruit, geen actief bloedverlies, wel zwelling eronder.
CTA halsvaten: radioloog belt: vaten intact, geen dissecties o.i.d., echter wel zeer uitgebreid vrij lucht, vanaf hart tot aan schedelbasis, verdacht voor trachea letsel. [5]
Conclusie: Uitgebreid subcutaan emfyseem rechts zoals hierboven beschreven. Geen aanwijzingen voor vaatletsel. Hematoom in mediastinum superior, doorlopend tot op aortaboog. [6]
Een proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven:
Chatgesprekken:
Door slachtoffer [slachtoffer] werd verklaard dat hij is neergestoken door [medeverdachte] in opdracht van [verdachte] . Tussen de chatberichten van de telefoon van [verdachte] vond ik het volgende gesprek, gevoerd op 4 januari 2023
(de rechtbank begrijpt 4 januari 2024)via snapchat, tussen [verdachte] en [medeverdachte]
[verdachte] = [verdachte] ( [verdachte] )
[medeverdachte] = [medeverdachte] ( [medeverdachte] )
S = Spraakbericht welke niet is terug te luisteren
[medeverdachte] : Fk [slachtoffer] zei tegen orange da die me ging klapem (21:46)
[verdachte] : Wtf, HZ, Wnr? (21:46) (…)
[verdachte] : Bra, wat een toeval. Ik zit nu in zijn waggie (21:47)
[verdachte] : Bij boven [naam] . Ja met [getuige] (21:48)
[verdachte] : Ey gaan we [slachtoffer] klappen. (21:48)
[verdachte] : Ey maatje (21:51)
[medeverdachte] : rippe (21:58)
[verdachte] : wnr? (21:58)
[medeverdachte] : [medeverdachte] : zie je wannr tijd rijo (2158)
[verdachte] : Jo, ik moet alleen 2220 thuis zijn. (2158)
[medeverdachte] : Bek dicht tegen woute (22:04)
[verdachte] : ja doe ik (2204u)
[medeverdachte] : zorg da [slachtoffer] ook zwijg (22:11)
De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting op 29 september 2024, voor zover relevant -zakelijk weergegeven-:
Met rippen bedoel ik het stelen van drugs en met klappen wordt slaan bedoeld. Ik wist dat [medeverdachte] vaker met messen rondliep.
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak van medeplichtigheid aan poging tot moord
De rechtbank acht niet bewezen dat de medeverdachte [medeverdachte] aangever met voorbedachten rade heeft geprobeerd te doden. Hieruit volgt dat (ook) verdachte moet worden vrijgesproken voor het medeplegen van poging tot moord.
Medeplichtigheid aan poging tot doodslag: bewezenverklaring
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op het behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf of op het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Dit wordt ook wel ‘dubbel opzet’ genoemd. Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook als het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring en legt hierna uit waarom.
In het chatgesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] wordt gesproken over het ‘klappen’ en ‘rippen’ door hen van aangever [slachtoffer] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat met klappen slaan werd bedoeld en met rippen het stelen van drugs. Verdachte wist, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, dat medeverdachte [medeverdachte] geregeld met een mes liep.
In het chatgesprek wordt verder door verdachte verteld waar het slachtoffer zich op dat moment bevindt ‘bij boven [naam] ’ en gevraagd wanneer ‘wnr’ het slachtoffer zal worden geript. Hij geeft daarbij aan dat hij bijna thuis moet zijn.
Verdachte heeft door het doorgeven van de locatie, gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aan medeverdachte [medeverdachte] informatie verschafte tot het plegen van een strafbaar feit waarbij geweld zou worden gebruikt. Verdachte heeft, terwijl hij wist dat [medeverdachte] geregeld messen bij zich had, de locatie doorgegeven waar er ‘geklapt’ of ‘geript’ moest worden. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans dat bij -met name- het rippen van het slachtoffer daadwerkelijk ernstig geweld zal worden gebruikt.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze handelingen voldoende voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan (een poging tot) doodslag. Dat het opzet van de verdachte niet op dat delict was gericht, doet hier niet aan af. Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan gekwalificeerde doodslag of een poging daartoe is slechts noodzakelijk dat het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel was gericht (rippen/afpersen/beroven), voldoende verband houdt met het gronddelict. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, sprake.
De verklaring van verdachte, namelijk dat hij en [medeverdachte] het wel vaker over rippen hadden bij wijze van grap, maakt dit oordeel niet anders. In de chat wordt namelijk zeer concreet gesproken over het rippen van aangever [slachtoffer]
op dat moment. Ook spreken de verdachten er daarna nog over dat aangever zijn mond moet houden tegen de politie. De rechtbank leidt daaruit mede af dat verdachte wel degelijk wist wat er mogelijk stond te gebeuren en dat hij deze kans op de koop heeft toegenomen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte medeplichtig is geweest aan poging tot doodslag.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Subsidiair
[medeverdachte] op 4 januari 2024 te Leerdam ter uitvoering van het door die [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven met een mes, in de hals van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 4 januari 2024 te Leerdam opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, door die [medeverdachte] door middel van snapchat-berichten op de hoogte te stellen van de plek waar [slachtoffer] zich bevond.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Subsidiair
medeplichtigheid aan poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 200 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht, indien er een bewezenverklaring volgt, rekening te houden met het goede pad dat verdachte inmiddels is ingeslagen. Hij is afgekickt en heeft zijn leven weer op de rit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en de ernst van de feiten
Verdachte is, terwijl hij met aangever [slachtoffer] aan het chillen was, tegen verdachte [medeverdachte] begonnen over het klappen van [slachtoffer] . [medeverdachte] sprak in reactie daarop over rippen. Verdachte wist dat er iets ging gebeuren tussen [medeverdachte] en aangever en dat daarbij geweld zou worden gebruikt, maar heeft toch de locatie van hem en aangever doorgegeven. Vervolgens is medeverdachte [medeverdachte] ook daadwerkelijk in de auto gestapt en heeft aangever [slachtoffer] in de nek gestoken. Door inlichtingen aan medeverdachte [medeverdachte] te verschaffen heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn vrienden, in het bijzonder aangever [slachtoffer] , in hem hadden. Het initiatief tot het plegen van geweld tegen aangever lag in het chatgesprek bij verdachte. Als gevolg hiervan is aangever [slachtoffer] door medeverdachte [medeverdachte] in de hals gestoken. [slachtoffer] mag van geluk spreken dat dit geen fatale afloop heeft gehad. De gebeurtenis moet een traumatische ervaring voor aangever zijn geweest. Daarnaast draagt een dergelijk misdrijf ook bij aan het veroorzaken van angst, onrust en onveiligheid in de vriendengroep en in de maatschappij.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 augustus 2024 op naam van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de rapportage van Reclassering Nederland van 5 juli 2024, opgemaakt door mevrouw T. Rook. In dit rapport komt naar voren dat het risico op recidive door de reclassering als laag wordt ingeschat. Daarnaast verwacht de reclassering dat verdachte de positieve gedragsverandering die hij heeft ingezet door zal zetten. Door de reclassering wordt geen (praktische) problematiek op verschillende leefgebieden vastgesteld, zodat toezicht of bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk op te leggen straf in de ogen van de reclassering niet nodig zijn.
De rechtbank neemt deze conclusie over bij het bepalen van de straf.
De op te leggen straf
Artikel 49 Sr bepaalt dat het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf bij medeplichtigheid met een derde worden verminderd en dat bij het bepalen van de straf alleen die handelingen in aanmerking komen die de medeplichtige opzettelijk gemakkelijk heeft gemaakt of bevorderd, naast hun gevolgen. Verdachte heeft weliswaar niet opzet gehad op het doden van slachtoffer [slachtoffer] , maar wel het voorwaardelijk opzet op gekwalificeerde diefstal. Zoals overwogen, moet verdachte zich bewust zijn geweest van de aanmerkelijke kans dat de medeverdachte aangever daarbij dodelijk zou verwonden. Aan het geweld zelf heeft verdachte geen concrete bijdrage geleverd. Ook is hij na het incident naar een kruising gelopen om daar de politie op te wachten en hen naar het slachtoffer te leiden.
De rechtbank kijkt voor het bepalen van de strafmaat naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De aard en de ernst van het feit zouden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kunnen rechtvaardigen. Echter, verdachte is inmiddels clean van verboden middelen en heeft de afgelopen periode bewezen dat hij een positieve gedragsverandering heeft ingezet. Daarnaast weegt de rechtbank de nog jonge leeftijd van verdachte mee. Alles overwegend acht de rechtbank een taakstraf passend en geboden. Daarnaast vindt de rechtbank een stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf geboden. Dit om verdachte te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om uitdrukking te geven aan de ernst van het feit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de straf zoals door de officier van justitie is
gevorderd op zijn plaats is en zal verdachte dan ook een taakstraf voor de duur van 200 uur, met aftrek van het voorarrest, opleggen. Daarnaast legt de rechtbank verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 48, 49, 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 200 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en A.E. van der Wal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A. van Loon, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2024.
Mr. Van der Wal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 januari 2024 te Leerdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals, althans het
lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 4 januari 2024 te Leerdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte] voorgenomen
misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
van het leven te beroven
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals, althans het
lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 4 januari 2024
te Leerdam, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft,
door die [medeverdachte] door middel van (snapchat-)berichten op de hoogte te stellen
van de plek waar [slachtoffer] zich bevond;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 januari 2024 te Leerdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel, te weten een geperforeerde luchtpijp,
heeft toegebracht,
door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals, althans het
lichaam, van die [slachtoffer] te steken/snijden;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 4 januari 2024 te Leerdam, althans in Nederland,
aan [slachtoffer]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel, te weten een geperforeerde luchtpijp,
heeft toegebracht,
door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals, althans het
lichaam, van die [slachtoffer] te steken/snijden
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 4 januari 2024
te Leerdam, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft,
door die [medeverdachte] door middel van (snapchat-)berichten op de hoogte te stellen
van de plek waar [slachtoffer] zich bevond;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 mei 2024, genummerd PL0900-2024004376, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 343. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 58.
3.Pagina 59.
4.Pagina 76.
5.Pagina 267.
6.Pagina 278.