ECLI:NL:RBMNE:2024:5715

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
11175416 \ ME VERZ 24-73
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een besloten vennootschap (verzoekster) en een werknemer (verweerder). De werknemer, die sinds 1 januari 2019 als chauffeur werkzaam was, had een salaris van € 2.871,90 bruto per maand. De verzoekster verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding, terwijl de werknemer het verzoek afwees en om een transitievergoeding en achterstallig loon vroeg.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, wat een redelijke grond voor ontbinding opleverde volgens artikel 7:669 lid 3 BW. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer zich provocerend had opgesteld in de discussie over het cabinebeleid en dat hij herhaaldelijk was aangesproken op zijn gedrag zonder zelfinzicht te tonen. Dit leidde tot een onwerkbare situatie, waardoor herplaatsing niet mogelijk was.

De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 oktober 2024. De kantonrechter kende de werknemer een transitievergoeding toe van € 7.169,48 bruto en wees het verzoek om een billijke vergoeding af. Daarnaast werd het verzoek om achterstallig loon van € 4.857,18 bruto toegewezen, met de toezegging van de verzoekster om dit bedrag te betalen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 11175416 ME VERZ 24-73 J/13702
Beschikking van 23 augustus 2024
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verzoekster] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken en het zelfstandige tegenverzoek,
gemachtigde: mr. P.M.J. Nijboer, advocaat te Arnhem,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verweerder] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken en het zelfstandige tegenverzoek,
gemachtigde: mr. C.J.M. Fens, jurist bij FNV te Deventer.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter beschikt over de volgende stukken:
  • het verzoekschrift van [verzoekster] met 28 producties, binnengekomen bij de griffie op 24 juni 2024;
  • het verweerschrift van [verweerder] met daarin voorwaardelijke tegenverzoeken en een zelfstandig tegenverzoek en 2 producties, binnengekomen bij de griffie op 24 juli 2024;
  • de door [verzoekster] nagezonden productie 29;
  • de door [verweerder] nagezonden productie 3.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2024. Namens [verzoekster] is de heer [A] (commercieel directeur) verschenen, bijgestaan door
mr. Nijboer. Verder is [verweerder] verschenen, bijgestaan door mr. Fens. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er naar voren is gebracht. De gemachtigde van [verzoekster] heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen. Deze spreekaantekeningen zijn aan het dossier toegevoegd.
1.3.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1963, is sinds 1 januari 2019 in dienst van [verzoekster] , in de functie van Chauffeur voor 36 uur per week. Zijn salaris bedraagt € 2.871,90 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en overige toeslagen.
2.2.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden en [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.
2.3.
[verweerder] vindt dat het verzoek van [verzoekster] moet worden afgewezen. [verweerder] verzoekt de kantonrechter bij afwijzing van het ontbindingsverzoek [verzoekster] te veroordelen tot het doen van een schriftelijke mededeling aan haar personeel over het cabinebeleid. Voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een transitievergoeding van € 10.754,23 bruto en een billijke vergoeding van € 90.000,00 bruto. Verder verzoekt [verweerder] [verzoekster] te veroordelen tot betaling van € 4.857,18 bruto aan achterstallig loon en de proceskosten.

3.De beoordeling

Wat beslist de kantonrechter?
3.1.
De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek van [verzoekster] toe en ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2024. [verzoekster] wordt veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 7.169,48 bruto en het door [verweerder] gevraagde achterstallige loon. De door [verweerder] gevraagde billijke vergoeding wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd. De beslissingen worden hierna toegelicht.
Verstoorde arbeidsverhouding
3.2.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
3.3.
[verzoekster] heeft (primair) aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding in de zin van artikel 7:671b lid 1, aanhef en onder a BW juncto artikel 669 lid 3, aanhef en onder g BW.
3.4.
Tussen partijen is een aantal jaren geleden een discussie ontstaan over (de uitvoering van) het cabinebeleid bij [verzoekster] . In het toepasselijke chauffeurshandboek van [verzoekster] staat, voor zover hier van belang, het navolgende:
Artikel 3.3 Verkeersgedrag, rijsnelheid en rijstijl
(…)

Het is niet toegestaan uw cabine in te richten naar eigen inzicht. Dus geen stickers, vlaggetjes, kentekenplaten, papierbakken, en andere materialen die het uitzicht op enigerlei wijze negatief beïnvloeden.
(…)
Artikel 3.4 Verbodsregels
(…)
Het is niet toegestaan privé spullen en materialen aan te brengen in- of op de cabine.
De voertuigen van [naam verzoekster] [.] hebben een uniforme, nette uitstraling. Daar hebben we
bewust voor gekozen. Het is niet toegestaan dat u daar eigenhandig veranderingen in aanbrengt. Geen privé spullen op het dashboard, geen gordijnen aan de voor- en zijruiten.
Geen vlaggen, kentekenplaten, stickers loshangende prullaria aanbrengendie het zicht tijdens het rijden negatief beïnvloeden.U bent strafbaar door de wetgever en u zult als
beroepschauffeur,als vakman, hierop worden beoordeeld -en in een geval van betrokkenheid bij een aanrijding met letsel tot gevolg-, wordenveroordeeld.
Uw collega’s, die ook met uw voertuig rijden, brengt u hiermee ook (vaak onbedoeld) nodeloos in de problemen.
Er zullen regelmatig controles worden uitgevoerd, ook in de weekenden en bij het verlaten van de terreinen, u zult bij overtreding van deze regels worden aangesproken en direct worden gevraagd uw cabine uit te ruimen, c.q. aan te passen aan de standaard. Ook bestaat de mogelijkheid dat
het voor u wordt gedaan indien er zaken worden aangetroffen in de cabine, bijv. tijdens het
weekend, of in de garage en tijdens onderhoud.
(…)
3.5.
[verweerder] werkt bij [verzoekster] als ‘springer’. Dat wil zeggen dat hij niet op een vaste vrachtauto rijdt, maar wordt ingezet op vrachtauto’s van ‘vaste chauffeurs’ (chauffeurs die hun ‘eigen vrachtwagen’ hebben bij [verzoekster] ). [verweerder] legt het protocol zo uit dat elke chauffeur al zijn of haar persoonlijke spullen uit de cabine moet verwijderen. Hij betoogt dat de vrachtwagen moet worden beschouwd als een flexibele werkplek en dat hij recht heeft op een ‘clean desk’. De kantonrechter is van oordeel dat [verweerder] hiermee een onjuiste uitleg geeft aan bovenstaande bepalingen en de bepalingen te strikt uitlegt. De achtergrond van de bepalingen is, zo volgt uit de tekst, dat een chauffeur een veilige werkomgeving heeft. De kantonrechter ziet niet in waarom de collega’s van [verweerder] geen spullen zoals pennen, kladblokken, tissuedozen of sleutelhangers aan een sleutelbos zouden mogen achterlaten. Niet gesteld of gebleken is dat de veiligheid van [verweerder] in het geding is door spullen van zijn collega’s. Ook is niet gebleken dat [verweerder] door de aanwezigheid van de spullen van anderen zijn werk niet goed kan doen. [verweerder] heeft behoefte aan helderheid over wat wel en niet toelaatbaar is en die heeft [verzoekster] hem meermalen gegeven maar heeft [verweerder] niet willen accepteren omdat de visie van [verzoekster] niet strookt met zijn eigen opvatting.
3.6.
Partijen hebben afgesproken dat wanneer [verweerder] een cabine zou aantreffen waar hij problemen mee had, hij de planning zou waarschuwen. [verweerder] heeft verklaard dat hij hier op een gegeven moment mee op is gehouden omdat er ‘niets gebeurde’ en ‘de kern niet werd aangepakt’. De kantonrechter overweegt dat het op zijn weg had gelegen om wanneer de volgens hem hierop onvoldoende respondeerde, de concrete situaties voor te leggen aan zijn leidinggevende en niet, zoals [verweerder] heeft gedaan, eigenhandig alle spullen van zijn collega’s te verplaatsen. Hiermee heeft [verweerder] de boze reacties van zijn collega’s over zichzelf afgeroepen.
3.7.
De kantonrechter leidt uit de door [verzoekster] overgelegde stukken (verklaringen van medewerkers en met [verweerder] gewisselde e-mails) af dat [verweerder] zich in de discussie over het cabinebeleid zich dwingend en provocerend heeft opgesteld. Niet alleen door spullen zelf te verplaatsen, maar ook in de communicatie met anderen hierover, waaronder zijn leidinggevenden. Zo schrijft hij op 21 april 2023 aan zijn voormalig leidinggevende (de heer [B] ), voor zover hier van belang, het volgende:
(…)
Mijn gedrag schuurt?
Ik zou niet weten waar je dat op baseert maar het is mij wel duidelijk dat je mijn kritische houding wil framen als negatief.
Jij krijgt nog steeds meldingen dat ik spullen aan de kant leg en zelfs kapot maak? (…)
Welnu , het eerste is waar , het tweede verre van. Het tweede vind ik dan wel, weer zeer ernstig ! Dan wil ik daarvan viel even de bewijzen zien in de vorm van foto’s en schadeformulieren en rekeningen van spulletjes die door de benadeelden opnieuw aangeschaft moesten worden. Die had ik dan moeten betalen !
Maar omdat deze nooit aan mij zijn voorgelegd, denk ik dat jij hier een onwaarheid verkondigt of dat de heren die dit aan jou hebben verkondigd hierover gelogen hebben, En bedankt.
(…)
Het betekent ook dat mijn zeer gewaardeerde ‘dag collega’s hun spullen nog steeds niet opruimen, daar ook niet op worden aangesproken en dus ook niet zorgen voor een schone werkplek. Want nog maar es, het is nog altijd wel een werkplek en geen persoonlijke huiskamer danwel persoonlijke afvalbak. (…)
Ik kan niet anders dan vaststellen dat ik maar ook mijn collega’s van de avond precies dát doen , wat er van hun wordt verwacht nl., met zorg en aandacht omgaan met de aan ons toevertrouwde materialen.
Het is mij nu wel duidelijk. Jij speelt nu op de man, niet op de bal.
(…)
Mijn toon is nog altijd dwingend ?
Valt m.i. reuze mee hoor en velen met mij overigens.
Wat vooral niet dwingend is , dat is een algemeen geldende en gehandhaafde omgangsregeling mbt dit
soort situaties door de leiding van ons bedrijf. Dan blijft een hoop onduidelijk voor iedereen
Zo ontstaan misverstanden met veel irritaties tot gevolg
Zou je niet moeten willen denk ik.
Ik ben duidelijk in dit verhaal en verwacht dat mijn leidinggevenden dat ook zijn.
(…)
(…)
Ik val mensen dus niet persoonlijk aan. Ik stel de argumenten ter discussie. Ik heb het gevoel nu dat jij dit als een persoonlijke strijd gaat voeren. Succes ermee.
(…)
3.8.
Typerend is ook het voorbeeld dat [verweerder] tijdens een gesprek met [B] en diens collega (de heer [A] ) waarin [verweerder] vroeg hoe zij het vonden om met vieze autosleutels te werken en prompt een volledige sleutelbos in zijn mond stopte en vervolgens op tafel legde. [verzoekster] heeft verder onderbouwd dat [verweerder] zijn collega’s tijdens hun werk ook op provocerende wijze aanspreekt op andere zaken. Wanneer op zijn opstelling kritiek wordt gegeven, wijst [verweerder] – zo is de kantonrechter ook tijdens de mondelinge behandeling gebleken – naar de ander en blijkt niet in staat tot zelfreflectie.
3.9.
De kantonrechter stelt vast dat [verweerder] door [verzoekster] herhaaldelijk is aangesproken op zijn gedrag. Door de manier waarop [verweerder] vervolgens reageert en geen zelfinzicht toont, zijn de verhoudingen ernstig verstoord geraakt. Sinds augustus 2023 is [verweerder] al niet meer bij [verzoekster] geweest. Overwogen wordt dat mediation niet heeft geleid tot verbetering van de verhoudingen. Niet valt in te zien hoe partijen nog tot een vruchtbare samenwerking kunnen komen.
3.10.
Gelet op het voorgaande concludeert de kantonrechter dat voldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding en dus van een redelijke grond in de zin van artikel 7:669, lid 3, onder g, BW.
3.11.
Herplaatsing van [verweerder] op een andere plek in de organisatie binnen een redelijke termijn ligt gezien de kern van de problematiek die aan de verstoorde verhouding ten grondslag ligt, niet in de rede. Het verzoek tot ontbinding wordt daarom ingewilligd.
3.12.
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:671b lid 2 BW is onderzocht of een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 BW of enig ander opzegverbod geldt. Dit is niet het geval.
Datum ontbinding
3.13.
De arbeidsovereenkomst zal met toepassing van artikel 7:671b lid 9, onderdeel a, BW worden ontbonden met ingang van 1 oktober 2024.
Geen beslissing op gevraagde mededeling over cabinebeleid
3.14.
Omdat het ontbindingsverzoek van [verzoekster] wordt toegewezen, wordt aan het voorwaardelijke tegenverzoek van [verweerder] om [verzoekster] te veroordelen tot het doen van een mededeling aan haar personeel over het cabinebeleid niet toegekomen.
Toewijzing transitievergoeding € 7.169,48 bruto
3.15.
[verweerder] heeft verzocht om, in het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, aan hem een transitievergoeding toe te kennen van € 10.754,23 bruto. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verweerder] erkend dat genoemd bedrag tevens de cumulatievergoeding als bedoeld in artikel 7:671b lid 8 BW omvat. Voor toewijzing van die aanvullende vergoeding is – omdat niet wordt ontbonden op de cumulatiegrond – geen plaats. Aan [verweerder] zal een transitievergoeding worden toegewezen van € 7.169,48 bruto. [verzoekster] is bereid dit bedrag te betalen.
Afwijzing billijke vergoeding
3.16.
Voorts heeft [verweerder] verzocht hem ingeval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst een billijke vergoeding toe te kennen, omdat de ontbinding volgens hem het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] .
3.17.
De kantonrechter ziet geen reden om aan [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen. Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9 BW). Dat zal zich alleen voordoen in uitzonderlijke gevallen en als een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). De kantonrechter is van oordeel dat [verzoekster] sommige zaken beter had moeten aanpakken. Het had op haar weg gelegen om actief bij de planningsafdeling te monitoren hoe de meldingen van [verweerder] werden afgehandeld over cabines die niet aan zijn verwachting voldeden. Ook kan haar worden aangerekend dat de planningsafdeling enige tijd aan haar personeel doorgaf dat [verweerder] had geklaagd, waarna personeelsleden zelf [verweerder] opzochten. Dit heeft vanzelfsprekend niet de-escalerend gewerkt.
Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten is echter niet gebleken, zeker wanneer het gedrag van [verzoekster] wordt afgewogen tegen het gedrag van [verweerder] .
Toewijzing achterstallig loon
3.18.
[verweerder] verzoekt verder [verzoekster] te veroordelen tot betaling van € 4.857,18 bruto aan achterstallig loon, meer specifiek niet betaalde toeslagen over 11 maanden. [verzoekster] heeft toegezegd dat zij genoemd bedrag bij de salarisbetaling in augustus 2024 zal nabetalen. Zij heeft aangevoerd dat een veroordeling op dit punt niet nodig is. Hoewel de kantonrechter aanneemt dat [verzoekster] haar toezegging zal nakomen, wordt het verzoek toegewezen. Wanneer [verzoekster] om wat voor reden dan ook haar toezegging toch niet nakomt, hoeft [verweerder] geen nieuwe procedure op te starten om een executoriale titel te verkrijgen.
Proceskosten
3.19.
De proceskosten worden zowel in het verzoek als het tegenverzoek gecompenseerd, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in het verzoek van [verzoekster]
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 oktober 2024;
4.2.
wijst af het meer of anders verzochte;
in de tegenverzoeken van [verweerder]
4.3.
veroordeelt [verzoekster] om aan [verweerder] een transitievergoeding van € 7.169,48 bruto te betalen;
4.4.
veroordeelt [verzoekster] om aan [verweerder] € 4.857,18 bruto aan achterstallig loon te betalen;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte;
in het verzoek van [verzoekster] en de tegenverzoeken van [verweerder]
4.6.
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2024.