ECLI:NL:RBMNE:2024:5709

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
16/100999-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met poging zware mishandeling en poging doodslag op politieagenten

Op 4 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 maart 2024 een woningoverval heeft gepleegd op een 80-jarige man in [woonplaats]. Tijdens deze overval heeft de verdachte met geweld een autosleutel, telefoon en portemonnee van het slachtoffer weggenomen. De verdachte heeft het slachtoffer geslagen, tegen de trap gegooid en geprobeerd te smoren. Na de overval is de verdachte gevlucht in de auto van het slachtoffer en heeft hij op de A16 met hoge snelheid twee politievoertuigen aangereden, waarbij hij de aanmerkelijke kans op de dood van de agenten heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld, poging tot zware mishandeling en poging doodslag. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van € 6.570,64, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/100999-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2024 en 27 september 2024. Op laatstgenoemde datum is alleen het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.L. Rinsma en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.C.E.A. Kloosterman, advocaat te Laren naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft verder kennisgenomen van hetgeen mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 13 september 2024 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1:
op 22 maart 2024 te [woonplaats] een woningoverval heeft gepleegd en daarbij met geweld een autosleutel, een telefoon, een portemonnee en vervolgens een voertuig van [slachtoffer] heeft weggenomen;
feit 2 primair:
op 22 maart 2024 te [woonplaats] heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen, hem op de grond te gooien, zijn keel dicht te knijpen en/of vast te pakken en zijn neus dicht te knijpen en/of tegelijkertijd een hand voor zijn mond te doen, waardoor hij geen adem kon halen;
dit issubsidiair tenlastegelegdals poging tot zware mishandeling;
feit 3 primair:
op 23 maart 2024 te Dordrecht heeft geprobeerd om [politieagent 1] en/of [politieagent 2] , opzettelijk van het leven te beroven door met een voertuig en een snelheid van (ongeveer) 123 kilometer per uur tegen de linker achterkant van het voertuig waarin [politieagent 1] en [politieagent 2] zaten, aan te rijden;
dit issubsidiair tenlastegelegdals poging zware mishandeling enmeer subsidiair tenlastegelegdals zich opzettelijk zodanig gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van een aantal geweldshandelingen uit het onder feit 1 tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft daarnaast integrale vrijspraak bepleit van het onder feit 2 en 3 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 primaire (poging doodslag)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Uit de inhoud van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden afgeleid dat verdachte opzet had op de dood van aangever, ook niet in voorwaardelijke zin.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3 primair [1]
Verdachte heeft ter
terechtzitting van 13 september 2024onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 22 maart 2024 was ik in [woonplaats] en heb ik in de woning van [slachtoffer] een autosleutel, een telefoon en een portemonnee weggenomen. Ook heb ik de auto van [slachtoffer] weggenomen. Ik ben naar de woning van [slachtoffer] gegaan en het was mijn bedoeling om hem te beroven.
Ik heb bij hem aangebeld en ben naar binnen gegaan. Mijn gezicht was bedekt met een capuchon en iets als een sjaal. Er ontstond een schermutseling. Ik heb hem weggeduwd, waardoor hij op de trap viel. Ik heb toen mijn handen voor ongeveer één minuut in zijn gezicht gehouden. Ik wilde hem om zijn handen en benen vastbinden met tape dat ik had meegenomen, maar dat is niet gelukt. Vervolgens heb ik spullen van hem gepakt en ben ik weggegaan.
In de auto van [slachtoffer] ben ik weggereden. Op de autosnelweg A16 wilde de politie mij tegenhouden. Een politievoertuig gaf mij een volgteken en ik wilde het voertuig voorbij rijden. Op dat moment kwamen ze toch weer voor mij te rijden. Ik wilde nog een keer wegkomen door ze voorbij te rijden, maar na een botsing belandde ik tegen de vangrails aan.
Uit de
aangifte van [slachtoffer] [2] van 23 maart 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 22 maart 2024 in [woonplaats] was ik thuis en werd aangebeld. Ik deed de deur los maar ik deed mijn voet voor de deur zodat de deur niet meteen open kon. De persoon buiten ramde tegen de deur en stapte meteen naar binnen. Hij greep mij, ik kon niet zien hoe hij eruitzag, hij had een grote jas en een capuchon over zijn hoofd en een soort sjaal over zijn mond.
Hij gooide met me en sloeg mij. Hij gooide me tegen de trap aan. Hij heeft mij diverse keren geprobeerd te smoren. Hij heeft mijn keel dichtgeknepen zodat ik geen adem meer kon halen. Hij heeft met een hand mijn mond en met zijn andere hand mijn neus dichtgeknepen. Dat is vier of vijf keer gebeurd. Hij heeft echt geprobeerd me te laten stikken. Ik probeerde hem weg te duwen, maar hij gooide mij tegen de trap aan. In de gang lag ik op de grond en heeft hij mij diverse keren geprobeerd mij te verstikken. Hij heeft mijn telefoon en portemonnee meegenomen. Ik heb een Ford Focus met kenteken [kenteken] .
In een
Letselrapportage van de GGD [3] van 24 maart 2024is met betrekking tot het letsel van aangever [slachtoffer] , zakelijk weergegeven, onder meer het volgende opgenomen:
Betrokkene geeft aan mishandeld te zijn. Samenvatting letsel: Schaafletsel gelaat. Kneuzing van ribben onderzijde rechter ribbenkas. Verspreid over het gezicht bevinden zich oppervlakkige, niet scherp afgegrensde en niet goed te tellen schaafverwondingen, wisselend in vorm, met name op de kin, boven de mond, op de linkerwang en boven de linker wenkbrauw. De onderzijde van de rechter ribbenkast is aan de buitenzijde
drukpijnlijk en pijnlijk bij bewegen. De gemelde toedracht past zeer goed bij het letsel.
Verbalisant en forensisch onderzoeker [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal forensisch onderzoek persoon [4] van 13 juni 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 23 maart 2024 werd er een forensisch onderzoek ingesteld aan het slachtoffer. Rond de hals zag ik wat lichte verkleuringen.
Uit de
aangifte van [politieagent 2] [5] van 23 maart 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 23 maart 2024 was ik bestuurder en reed ik samen met collega [politieagent 1] in een opvallend dienstvoertuig op de snelweg A16 in de richting van Dordrecht. Ik zag een Ford Focus met kenteken [kenteken] rijden. Toen ik mijn voertuig voor de Ford Focus had gepositioneerd zette [politieagent 1] het "politie volgen" transparant aan. Ik zag in mijn binnenspiegel dat de Ford Focus welke achter mij reed wegstuurde naar links namelijk rijstrook één. Ik zag dat hij accelereerde en zag dat hij niet aan het volgteken voldeed. Hierop stuurde ik mijn dienstvoertuig naar links om de vluchtende Ford Focus te blokkeren om te voorkomen dat hij mij links zou inhalen.
Ik zag dat de Ford Focus accelererend op ons dienstvoertuig bleef inrijden. Ik voelde dat de achterkant van ons voertuig met kracht naar voren werd geduwd doordat de Ford Focus tegen ons aan reed. Ik voelde dat ons dienstvoertuig door de klap ook zijwaarts werd weggedrukt. Het gevolg hiervan was dat ik voelde dat mijn dienstvoertuig uit de rijstrook raakte en ik voelde dat ik de controle over mijn dienstvoertuig verloor. Ik kon te nauwer nood mijn dienstvoertuig weer terug onder controle krijgen. Wij reden op het moment dat de Ford Focus ons aanreed ongeveer 120/130 kilometer per uur.
Ik keek in mijn binnenspiegel waar de Ford Focus was, en ik zag dat hij achter mij slingerende stuurbewegingen maakte. Ik zag dat hij weer op mijn dienstvoertuig af reed. Ik voelde dat hij nogmaals tegen de achterzijde van mijn dienstvoertuig aan reed. Hierbij voelde ik weer een sterke voorwaartse en zijwaartse kracht op het dienstvoertuig. Het gevolg hiervan was dat mijn dienstvoertuig weer ernstig slingerde over de rijstrook en dat ik de controle over mijn dienstvoertuig weer kwijt was. Ik kreeg ternauwernood mijn dienstvoertuig weer onder controle.
Uit de
aangifte van [politieagent 1] [6] van 23 maart 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 23 maart 2024 was ik bijrijder en reed ik samen met verbalisant [politieagent 2] in een herkenbaar politie dienstvoertuig. Op de A16 kregen wij een Ford Focus met kenteken [kenteken] in het zicht.
Op de A16 ter hoogte van hectometerpaal 34.0 haalde [politieagent 2] de Ford Focus in. Wij passeerden de Ford Focus waarna [politieagent 2] ons voertuig een rijstrook naar rechts verplaatste om zo voor het voertuig te gaan rijden. Op het moment dat de Ford Focus achter ons reed gaven wij een volgteken middels de rode transparant aan de achterzijde van ons dienstvoertuig. Ik zag in mijn spiegels dat de Ford Focus een rijstrook naar links verplaatste. Ik zag dat het voertuig ons probeerde in te halen. Hierop verplaatste mijn collega ons dienstvoertuig naar links om de weg voor het voertuig te blokkeren. Ik zag dat het voertuig van verdachte plotseling een slingerende beweging naar rechts maakte. Ik voelde dat ons dienstvoertuig hierbij hard aan de linker achterkant geraakt werd. Ik voelde dat de achterkant van ons dienstvoertuig hard naar rechts werd geduwd. Hierdoor werd de neus van ons voertuig richting de vangrail geduwd. Onze snelheid bedroeg op dat moment, naar later bleek, 123 kilometer per uur.
Ik zag en voelde dat het voertuig ons nogmaals raakte aan de rechter achterkant. Hierbij werd opnieuw ons voertuig uit balans gebracht en brak ons dienstvoertuig aan de achterkant uit. [politieagent 2] wist het voertuig met moeite onder controle te houden en een crash te voorkomen. Ik voelde dat ons dienstvoertuig geramd werd en vreesde dat wij met hoge snelheid de vangrail in zouden klappen. Door de klap waarmee verdachte ons voertuig ramde werd ik heen en weer geslingerd in mijn stoel. De bestuurder van de Ford Focus heeft opzettelijk ons voertuig hard geramd.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [7] van 27 maart 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Het betrokken dienstvoertuig is voorzien van dashcams. Ik heb de camerabeelden bekeken. Van de camera aan de voorzijde zag ik dat het dienstvoertuig de Ford passeerde. Ik zag op 00:09:28 dat het dienstvoertuig zichtbaar werd verstoord in zijn rijpatroon en positie op de rijbaan. Ik zag op de bewegende beelden dat de beelden snel van links naar rechts bewoog en dat de positie kort veranderde en daarna weer werd hersteld naar voorgaande positie. Ik zag rechtsonder in het beeld dat het dienstvoertuig 123 kilometer per uur reed.
Van de camera aan de achterzijde zag ik op 00:09:24 dat het zilverkleurige voertuig, rechts in het beeld, naast de achterzijde van het dienstvoertuig reed. Ik zag rechtsonder in het beeld dat het dienstvoertuig 109 kilometer per uur reed. Ik zag op 00:09:25 dat het voertuig plotseling richting de achterzijde van het dienstvoertuig bewoog. Ik zag dat het voertuig op korte afstand van de achterzijde van het dienstvoertuig reed. Ik zag rechtsonder in het beeld dat het dienstvoertuig 114 kilometer per uur reed. Ik zag op 00:09:28 dat het voertuig richting de achterzijde van het dienstvoertuig bewoog. Ik zag op de bewegende beelden dat het rijpatroon en positie op dat moment werd verstoord. Ik zag op de bewegende beelden dat de beelden snel van links naar rechts bewogen, dat kan duiden op het corrigeren van de positie van het dienstvoertuig, na de impact van het zilverkleurige voertuig. Ik zag rechtsonder in het beeld dat het dienstvoertuig 123 kilometer per uur reed.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 (diefstal met geweld)
Verdachte is in de avond van 22 maart 2024 naar de woning van aangever gegaan. Aangever heeft verklaard dat verdachte met een capuchon op zijn hoofd en een sjaal voor zijn gezicht naar binnen kwam en aangever direct vastgreep. Aangever verklaarde verder dat verdachte hem sloeg, tegen de trap aan gooide, probeerde vast te binden met duct tape en meermaals probeerde te smoren, waarna verdachte er met de telefoon, portemonnee en auto van aangever vandoor is gegaan.
Verdachte verklaarde voor het eerst ter zitting dat hij inderdaad naar het huis van aangever is gegaan, maar dat zou zijn geweest om aangever te vragen wat spullen aan hem te geven. Volgens verdachte viel aangever hem toen aan en heeft hij zich tegen aangever moeten verdedigen.
De rechtbank gaat uit van de verklaring van aangever. Aangever heeft meerdere keren gedetailleerd en consistent verklaard over wat er in zijn woning is gebeurd en zijn verklaring vindt op belangrijke punten steun in het dossier. Zo blijkt uit de letselrapportage dat het letsel van aangever zeer goed past bij de door hem gemelde toedracht. Ook het aangetroffen sporenbeeld past bij de verklaring van aangever; in de hal van de woning vond de politie de bril, het gehoorapparaat en een deel van het kunstgebit van aangever. Ook zat er nog een stuk duct tape om de enkel van aangever. Uit het feit dat verdachte met een rol duct tape naar de woning is gegaan, leidt de rechtbank af dat verdachte de bedoeling had om indien nodig het verzet van aangever te breken door hem vast te binden.
Kortom: aangever heeft zich verzet tegen het geweld van verdachte; en niet andersom. Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de telefoon, portemonnee, autosleutel en auto van aangever heeft gestolen en geweld heeft gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair (poging tot zware mishandeling)
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval (feit 1) en de rechtbank ziet het geweld dat hij daarbij heeft gebruikt ook in die context. Het was verdachtes bedoeling om spullen te stelen; niet om aangever te doden of zwaar letsel toe te brengen. Dat betekent dat van ‘vol opzet’ op de dood of zwaar lichamelijk letsel geen sprake is. Vervolgens is de vraag of sprake is van voorwaardelijk opzet. Daarvoor is vereist dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zou komen te overlijden (primair) of zwaar letsel zou oplopen (subsidiair). Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte aangever heeft geslagen, tegen de trap aan heeft gegooid, zijn keel heeft dichtgeknepen en meermaals de mond en neus van aangever heeft dichtgehouden. Aangever heeft verklaard dat verdachte hem probeerde te laten stikken. Uit het dossier valt echter niet op te maken hoe lang, met welke intensiteit en met hoeveel kracht dit is gebeurd. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld of er een aanmerkelijke kans was dat aangever door het handelen van verdachte zou komen te overlijden. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van poging doodslag.
De rechtbank kwalificeert het geheel aan gedragingen van verdachte wel als poging tot zware mishandeling. Aangever is een 80-jarige man. Het is een feit van algemene bekendheid dat mensen op leeftijd fysiek kwetsbaarder zijn. Alleen al het slaan en tegen de trap gooien van aangever had dus nog veel slechter af kunnen lopen dan de gekneusde ribben, schaafwonden en blauwe plekken bij aangever. Bovendien heeft verdachte meerdere keren de keel van aangever dichtgeknepen en hem gesmoord. Die handelingen maken ademhalen moeilijk of onmogelijk. Tijdens de zitting verklaarde verdachte dat hij ongeveer een minuut lang met zijn hand in het gezicht van aangever heeft gezeten. Hersenschade als gevolg van zuurstoftekort is dan een reëel gevaar. Tezamen genomen brengen de gewelddadige handelingen van verdachte tegen de 80-iarige aangever dus een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel mee. Door zo te handelen als hij heeft gedaan, kan worden geconcludeerd dat verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
Ten aanzien van feit 3 primair (poging doodslag)
Het volgende kan worden vastgesteld. Na de woningoverval is verdachte ervandoor gegaan in de auto van aangever. Nummerplaatherkenning bracht de politie op zijn spoor op de A16 en verbalisanten [politieagent 2] en [politieagent 1] hebben verdachte een stopteken gegeven. Verdachte probeerde te vluchten en wisselde van rijstrook voor een inhaalactie. Om verdachte te blokkeren wisselden de verbalisanten eveneens van rijstrook. Vervolgens is verdachte tweemaal met de voorkant van zijn auto tegen de achterkant van het dienstvoertuig van [politieagent 2] en [politieagent 1] aangereden, waarna hij zelf in een slip terechtkwam en te voet verder is gevlucht.
Verdachte heeft een andere lezing. Volgens verdachte was er maar één botsing en werd hij juist geramd door de verbalisanten. Die verklaring is in strijd met de bewijsmiddelen. Daaruit blijkt namelijk dat er wel degelijk twee momenten waren waarop de voertuigen met elkaar in aanraking kwamen en dat het beide keren verdachte was die zijn voertuig plotseling richting het dienstvoertuig stuurde.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte zich met deze gedragingen schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag. Daarbij is het volgende van belang. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat het dienstvoertuig bij de eerste botsing 114 kilometer per uur reed. Bij de tweede botsing, enkele seconden later, reed het dienstvoertuig 123 kilometer per uur. Dat is in lijn met de verklaring van [politieagent 2] dat verdachte accelererend op het dienstvoertuig in bleef rijden. Toen de eerste botsing kennelijk niet het gewenste effect had, heeft verdachte zijn snelheid verhoogd en nogmaals het dienstvoertuig geramd. Verdachte kwam van achteren en moet dus nog harder hebben gereden dan 123 kilometer per uur. Het is natuurlijk levensgevaarlijk om bij dit soort snelheden tegen een voorliggende auto aan te rijden. Verbalisanten konden hun voertuig ternauwernood onder controle houden en dat terwijl zij in een speciaal interventievoertuig reden en uit hoofde van hun functie over extra rijvaardigheden beschikten. Een crash op hoge snelheid heeft vaak fatale gevolgen. Bovendien reden er nog andere auto’s in de buurt, waardoor de acties van verdachte extra gevaarlijk waren. Met andere woorden: er was een aanmerkelijke kans dat de opzettelijke aanrijdingen een dodelijke afloop tot gevolg zouden hebben.
Die aanmerkelijke kans heeft verdachte ook bewust aanvaard. Verdachte wilde blijkbaar koste wat het kost ontsnappen en heeft zich niet bekommerd om de mogelijke gevolgen van zijn acties voor de agenten en voor de overige weggebruikers. Door met deze snelheden meerdere botsingen te veroorzaken, kan het niet anders dan dat hij het risico dat hij zelf het leven zou verliezen op de koop toe heeft genomen.
Uit dit alles leidt de rechtbank af dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op een fatale afloop. Dat betekent dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 22 maart 2024 te [woonplaats] , een autosleutel en een voertuig (Ford Focus, kenteken [kenteken] ) en een telefoon en een portemonnee, die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- die [slachtoffer] vast te grijpen en
- die [slachtoffer] tegen het lichaam te slaan en
- die [slachtoffer] op de grond te gooien en
- de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en vast te pakken en
- de neus van die [slachtoffer] dicht te knijpen en tegelijkertijd een hand voor de mond van die [slachtoffer] te doen waardoor die [slachtoffer] geen adem kon halen;
feit 2 subsidiair:
op 22 maart 2024 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] tegen het lichaam te slaan en
- die [slachtoffer] op de grond te gooien en
- de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en vast te pakken en
- de neus van die [slachtoffer] dicht te knijpen en tegelijkertijd een hand voor de mond van die [slachtoffer] te doen (waardoor die [slachtoffer] geen adem kon halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3 primair:
op 23 maart 2024 te Dordrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [politieagent 1] en [politieagent 2] , opzettelijk van het leven te beroven, meermaals, met een voertuig (Ford Focus, kenteken [kenteken] ) rijdende op de A16 met hoge snelheid, te weten ongeveer 123 kilometer per uur, tegen de linker achterkant van het voertuig waarin die [politieagent 1] en [politieagent 2] zaten, te rijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Eendaadse samenloop ex artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de feiten 1 en 2 subsidiair sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren een zodanig samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 subsidiair:
De eendaadse samenloop van
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
en
poging tot zware mishandeling;
feit 3 primair:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van achttien maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gesteld dat sprake is van een vormverzuim door het schenden van de ambtsinstructie met betrekking tot het gebruik van een vuurwapen. Subsidiair wordt gesteld dat het schieten richting verdachte disproportioneel was. Meer subsidiair wordt gesteld dat verdachte door het politiegeweld kampt met slaapproblemen en herbelevingen. In alle bovengenoemde gevallen dient volgens de verdediging strafkorting te volgen. Verder heeft de verdediging verzocht dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geformuleerd door de reclassering. Tot slot dient volgens de verdediging bij een veroordeling uit te worden gegaan van het LOVS-oriëntatiepunt voor een woningoverval met licht geweld, te weten drie jaar gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Geen vormfout
Anders dan de verdediging heeft betoogd is geen sprake van schending van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenarendoor. De verbalisanten hebben artikel 7.1 van deze ambtsinstructie juist toegepast door te schieten op verdachte, die probeerde te vluchten nadat hij in de vangrail was gereden, terwijl hij kort daarvoor een bejaarde man had overvallen en op de snelweg een politieauto opzettelijk had aangereden. Uitstel van aanhouding zou een onaanvaardbaar risico meebrengen.
Evenmin kan worden gevolgd dat schieten om zijn vlucht tegen te houden disproportioneel was. Dat verdachte hier nog herbelevingen en slaapproblemen aan heeft overgehouden heeft hij aan zichzelf te danken. Van een strafkorting zal daarom geen sprake zijn.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft met een capuchon op zijn hoofd en een sjaal voor zijn gezicht aangebeld bij het slachtoffer, een 80-jarige man die hem in het verleden onderdak heeft geboden toen hij dat nodig had. Toen het slachtoffer nietsvermoedend de deur opende, heeft verdachte hem overrompeld. Wat zich vervolgens in de hal van de woning heeft afgespeeld moet buitengewoon beangstigend zijn geweest voor het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer geslagen, tegen de trap gegooid, geprobeerd vast te binden met duct tape en meermaals geprobeerd te smoren. Het is vermoedelijk aan het felle verzet van het slachtoffer te danken dat het bij een poging tot zware mishandeling is gebleven. Vervolgens is verdachte er met de telefoon, portemonnee en auto van het slachtoffer vandoor gegaan. Uit de slachtofferverklaring die tijdens de zitting werd voorgelezen, blijkt dat het slachtoffer nog altijd angstig is en dat hij op zoek is naar een andere woning omdat hij zich niet langer veilig voelt. Ook in bredere zin zorgt dit soort feiten voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Politieagenten [politieagent 2] en [politieagent 1] probeerden verdachte enige tijd later op de A16 staande te houden, maar ook zij werden het doelwit van het gevaarlijke en nietsontziende gedrag van verdachte. Met hoge snelheid ramde verdachte tweemaal het dienstvoertuig waarin zij reden, daarmee een dodelijk ongeval riskerend. Uit de verklaring van de agenten blijkt dat zij bang waren dat zij tegen de vangrail zouden klappen en dat zij ternauwernood de controle over het voertuig konden behouden waardoor zij aan een levensgevaarlijke crash zijn ontkomen.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 27 juni 2024, waaruit blijkt dat hij zich eerder schuldig heeft gemaakt aan vermogensdelicten en geweldsdelicten, zowel in binnen- als in buitenland;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 29 augustus 2024, uitgebracht door K. Lakeman, reclasseringswerker.
Op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur passend is. Voor de feiten zoals bewezenverklaard worden doorgaans hoge straffen opgelegd, te meer nu er sprake is van recidive. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte doelgericht een bejaard slachtoffer heeft uitgekozen om in zijn eigen woning te overvallen. Ook weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat de poging doodslag gericht was tegen politieagenten die aan het werk waren om de veiligheid van de samenleving te vergroten.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van het voorarrest passend en geboden. Voor een ontzegging van de rijbevoegdheid ziet de rechtbank geen aanleiding gelet op de lange gevangenisstraf en het feit dat verdachte geen rijbewijs heeft.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.750,64. Dit bedrag bestaat uit € 3.250,64 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
• Ring deurbel: € 138,00;
• ziektekosten eigen bijdrage: € 454,64;
• mobiele telefoon: € 329,00.
• beveiligingsinstallatie woning: € 649,00;
• APK Keuring Ford Focus: € 1.680,00
De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Ook heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren voor zover de vordering ziet op de materiële schadepost APK keuring Ford Focus, en de vordering ten aanzien van de overige materiele schadeposten toe te wijzen. De officier van justitie heeft gevorderd de immateriële schade geheel toe te wijzen. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat het toe te wijzen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente, en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de materiële schadevergoeding heeft de verdediging verzocht deze deels af te wijzen en niet-ontvankelijk te verklaren. Met betrekking tot de Ring deurbel is volgens de verdediging sprake van verplaatste schade, omdat de dochter van de benadeelde partij de kosten heeft gemaakt. Met betrekking tot de schadepost mobiele telefoon stelt de verdediging dat een telefoon van een duurder merk dan de oude telefoon wordt gevorderd. Met betrekking tot de schadepost APK keuring Ford Focus wordt verzocht tot afwijzing, omdat de auto al in september 2023 verplicht gekeurd moest worden en de benadeelde partij daarom deze kosten hoe dan ook had moeten maken. Ten aanzien van de materiële schadepost beveiligingsinstallatie van de woning dient deze te worden afgewezen dan wel sterk te worden gematigd, omdat – nu reeds een ringdeurbel is aangeschaft – geen sprake is van rechtstreekse schade. Bovendien heeft de benadeelde partij volgens de verdediging voor deze post een schadebeperkingsplicht, omdat hij wil verhuizen.
Met betrekking tot de immateriële schadevergoeding heeft de verdediging verzocht deze sterk te matigen vanwege de verzochte partiële vrijspraak van feit 1 en de verzochte vrijspraak van feit 2. Volgens de verdediging is een bedrag van € 1.000,00 billijk. In deze zaak is immers geen gebruik gemaakt van wapens en in vergelijking met de door de benadeelde partij aangehaalde uitspraken, is in dit geval sprake van lichter letsel.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ring deurbel
De gevorderde vergoeding van € 138,00 voor de videodeurbel wijst de rechtbank toe. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en komen voor vergoeding in aanmerking. Er bestaat voldoende causaal verband tussen het bewezenverklaarde en deze kosten. Dat de factuur voor de videodeurbel op naam van de dochter van de benadeelde partij staat, maakt dit niet anders. De dochter van de benadeelde partij heeft kennelijk de dag na de overval de bestelling geplaatst, maar dat neemt niet weg dat de schade is geleden door de benadeelde partij. Dat de benadeelde partij geen stukken heeft overgelegd waaruit volgt dat hij dit bedrag heeft terugbetaald aan zijn dochter doet aan de aannemelijkheid van deze schadepost niet aan af.
Ziektekosten eigen bijdrage
De rechtbank wijst het gevorderde bedrag aan ziektekosten en eigen bijdrage (€ 454,64) toe. Deze post is voldoende onderbouwd en is door de verdediging niet betwist.
Mobiele telefoon
De rechtbank wijst ook de gevorderde kosten voor de mobiele telefoon (€ 329,00) toe. De benadeelde partij heeft een nieuwe telefoon moeten kopen door toedoen van verdachte. De dagwaarde van de Huawei die de benadeelde partij had is met de beschikbare informatie niet vast te stellen, maar het gevorderde bedrag is heel redelijk te noemen, zeker ook in verhouding tot bedragen die doorgaans voor nieuwe telefoons betaald worden. Daar komt bij dat de benadeelde partij een telefoon nodig had die kan worden aangesloten op de videodeurbel en kennelijk voldoet de door hem gekochte Samsung aan dat criterium. De rechtbank, gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek, stelt de schade vast op een bedrag van € 329,-.
De beveiligingsinstallatie woning
De rechtbank wijst ook de gevorderde vergoeding voor het beveiligingssysteem (€ 649,00) toe. Ook deze kosten zijn voldoende onderbouwd en komen voor vergoeding in aanmerking. Er bestaat voldoende causaal verband tussen het bewezenverklaarde en deze kosten. Dat de benadeelde partij ook een videodeurbel heeft aangeschaft doet daar niet aan af. De rechtbank verwerpt het beroep van de verdediging op de schadebeperkingsplicht. Van een verhuizing is voorlopig nog geen sprake. Mocht dat op enig moment veranderen, dan kan de benadeelde partij het beveiligingssysteem meenemen naar de nieuwe woning. Ook deze post komt dus volledig voor vergoeding in aanmerking.
APK keuring Ford Focus
De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard als het gaat om de gevorderde kosten voor de APK van zijn auto. Uit de onderbouwing van deze schadepost blijkt dat het bedrag van € 1.680,- niet enkel ziet op de keuring van de auto, maar ook op bepaalde (reparatie)werkzaamheden. Aangenomen mag worden dat deze werkzaamheden waardeverhogend zijn geweest en dus in elk geval voor een deel verdisconteerd zijn in de dagwaarde van de auto, zoals inmiddels vergoed door de verzekeraar. Het gaat het bestek van deze strafzaak te buiten om uit te zoeken of er na vergoeding van de dagwaarde door de verzekeraar nog schade overblijft, en zo ja, hoeveel.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b heeft een benadeelde partij onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding als hij lichamelijk letsel heeft opgelopen of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Dat het slachtoffer door toedoen van verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen, volgt uit de bewijsmiddelen. Dat het slachtoffer daarnaast aan de bewezenverklaarde gebeurtenissen psychisch letsel heeft overgehouden (en daarmee in zijn persoon is aangetast), is voldoende onderbouwd, in het bijzonder door de slachtofferverklaring, waaruit volgt dat hij zich niet meer veilig kan voelen in zijn eigen huis. Rekening houdend met wat rechtbanken in vergelijkbare zaken toekennen, oordeelt de rechtbank in dit geval een bedrag van € 5.000,- billijk.
Totale schade
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 6.570,64 toewijzen, bestaande uit een vergoeding van € 1.570,64 voor materiële schade en een vergoeding van € 5.000,- voor immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is geleden tot aan de dag van volledige betaling, zoals nader omschreven in het dictum.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag € 6.570,64 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is geleden tot de dag van volledige betaling. Als verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 67 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De verdediging heeft verzocht te bepalen dat verdachte het bedrag in termijnen mag betalen. Dit verzoek is echter niet onderbouwd en bij gebrek aan enige informatie over de draagkracht van verdachte zal de rechtbank dit verzoek afwijzen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 55, 57, 63, 287, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3 primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3 primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar.
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
8 (acht) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 6.570,64 bestaande uit een vergoeding van € 1.570,64 voor materiële schade en een vergoeding van € 5.000,- voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2024 over het bedrag van € 5.000, (immateriële schade) en ten aanzien van de materiële schadeposten vanaf:
  • 24 maart 2024 over het bedrag van € 138,- (Ring deurbel);
  • 28 maart 2024 over het bedrag van € 454,64 (ziektekosten eigen bijdrage);
  • 16 juli 2024 over het bedrag van € 329,- (mobiele telefoon) en
- 11 september 2024 over het bedrag van € 649,- (beveiligingsinstallatie van de woning)
tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde ten aanzien van de immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 6.570,64 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierboven genoemde data tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 67 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Koorevaar, voorzitter, mrs. A.M. Loots en H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.L. Sterkenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de op zitting gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 22 maart 2024 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren, in elk geval in Nederland, een autosleutel en/of een voertuig (Ford Focus, kenteken [kenteken] ) en/of een telefoon en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] vast te pakken/grijpen en/of
- die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer] op de grond te gooien en/of
- de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of vast te pakken en/of
- de neus van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of tegelijkertijd een hand voor de mond van die [slachtoffer] te doen (waardoor die [slachtoffer] geen adem kon halen).
Feit 2:
hij op of omstreeks 22 maart 2024 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer] op de grond te gooien en/of
- de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of vast te pakken en/of
- de neus van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of tegelijkertijd een hand voor de mond van die [slachtoffer] te doen (waardoor die [slachtoffer] geen adem kon halen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 maart 2024 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer] op de grond te gooien en/of
- de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of vast te pakken en/of
- de neus van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of tegelijkertijd een hand voor de mond van die [slachtoffer] te doen (waardoor die [slachtoffer] geen adem kon halen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 3:
hij op of omstreeks 23 maart 2024 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [politieagent 1] en/of [politieagent 2] , opzettelijk van het leven te beroven, meermaals, althans eenmaal, met een voertuig (Ford Focus, kenteken [kenteken] ) rijdende op de A16 met hoge snelheid, te weten (ongeveer) 123 kilometer per uur, tegen (de linker achterkant van) het voertuig waarin die [politieagent 1] en [politieagent 2] zaten, te rijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 maart 2024 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [politieagent 1] en/of [politieagent 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk meermaals, althans eenmaal, met een voertuig (Ford Focus, kenteken [kenteken] ) rijdende op de A16 met hoge snelheid, te weten (ongeveer) 123 kilometer per uur, tegen (de linker achterkant van) het voertuig waarin die [politieagent 1] en [politieagent 2] zaten, heeft gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 maart 2024 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (Ford Focus, kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, locatie, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- onder invloed van verdovende middelen, te weten cannabis en cocaïne;
- meermaals, althans eenmaal, met een voertuig (Ford Focus, kenteken [kenteken] ) voor een langere periode rijdende op de A16 met hoge snelheid, te weten (ongeveer) 123 kilometer per uur, tegen (de linker achterkant van) het voertuig waarin die [politieagent 1] en [politieagent 2] zaten, te rijden, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 juni 2024, genummerd MD1R024019 en PL0900-2024091125, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 138, dan wel forensisch dossier doorgenummerd als pagina 1 t/m 93. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 2, 3, 4 en 5.
3.Pagina’s 10, 11, 12 en 13.
4.Pagina’s 30 en 31 van het forensisch dossier.
5.Pagina’s 71 en 72.
6.Pagina’s 67 en 68.
7.Pagina’s 86 tot en met 88, 91 en 92.