Uitspraak
1.De procedure
2.Waar gaat deze zaak over?
3.De beoordeling
398,00(2 punten x tarief € 199,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de beëindiging van een huurovereenkomst. [eiser] had een woning verhuurd aan [A], die op 12 maart 2023 overleed. De huur werd betaald door [bedrijf] B.V., dat op 21 december 2022 failliet werd verklaard. Na het faillissement heeft [gedaagde] de huur voortgezet, maar [eiser] vorderde ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst tussen [eiser] en [A] was geëindigd door het overlijden van [A] en dat er geen huurovereenkomst bestond tussen [eiser] en [gedaagde]. De kantonrechter concludeerde dat [gedaagde] als onderhuurder wordt aangemerkt, maar dat de huurovereenkomst niet kon worden voortgezet gezien de omstandigheden, waaronder de financiële situatie van [gedaagde] en het ontbreken van een huisvestingsvergunning. De kantonrechter heeft bepaald dat de huurovereenkomst per 1 juli 2024 eindigt en dat [gedaagde] het gehuurde moet ontruimen. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [eiser].