ECLI:NL:RBMNE:2024:5687

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
10801578 UC EXPL 23-7927
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking van de eis

In deze zaak heeft de eiseres, een besloten vennootschap, een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in persoon procedeerde. De eiseres heeft na de mondelinge behandeling op 16 mei 2024 verzocht om doorhaling van de zaak, omdat zij de verkeerde persoon had gedagvaard. De gedaagde stemde in met de doorhaling, maar vorderde wel een proceskostenvergoeding van € 500,00. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor dit bedrag. De kantonrechter overweegt dat in zaken waarin een partij in persoon procedeert, een standaardvergoeding van € 50,00 per zitting geldt, tenzij de gedaagde kan aantonen dat zijn kosten hoger zijn. Aangezien de gedaagde twee keer naar de zitting is gekomen, heeft de kantonrechter de proceskosten vastgesteld op € 100,00. De eiseres is veroordeeld tot betaling van dit bedrag binnen veertien dagen na aanschrijving. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.W. Wagenaar op 18 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10801578 UC EXPL 23-7927
Vonnis van 18 september 2024
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: Smits Legal,
tegen:
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 29 november 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft op 3 januari 2024 schriftelijk geantwoord. De mondelinge behandeling heeft op 16 mei 2024 plaatsgevonden. Hiervan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.
1.2.
[eiseres] heeft via haar brief van 5 juli 2024 laten weten dat zij de verkeerde persoon heeft gedagvaard en aan de kantonrechter verzocht om over te gaan tot doorhaling van de zaak op de rol. [gedaagde] heeft daarna op de rolzitting van 24 juli 2024 om een proceskostenveroordeling verzocht. [eiseres] heeft vervolgens via haar akte van 14 augustus 2024 gereageerd op dit verzoek van [gedaagde] .
1.3.
Hierna is bepaald dat vandaag het vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling

2.1.
[eiseres] heeft de vordering ingetrokken. [gedaagde] heeft echter wel tijd moeten besteden om zich te verdedigen in deze zaak. Naar het oordeel van de kantonrechter moet [eiseres] daarom de proceskosten van [gedaagde] vergoeden.
2.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] in de fase voorafgaand aan de procedure onduidelijk zou zijn geweest over de situatie en zich er (inhoudelijk) met heeft bemoeid. Dat maakt echter nog niet dat zij er van uit mocht gaan dat zij [gedaagde] in rechte moest betrekken (en niet [A] ). De overeenkomst waar [eiseres] haar vorderingen op baseert is namelijk ondertekend door [A] , en niet door [gedaagde] .
2.3.
[gedaagde] verzoekt om een bedrag ter hoogte van € 500,00 aan proceskosten toe te wijzen, omdat hij in totaal een dag werk heeft gemist vanwege de procedure.
2.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. In zaken waarin een partij in persoon (zonder gemachtigde) procedeert is het uitgangspunt dat een bedrag aan verletkosten wordt toegewezen van € 50,00 per keer dat [gedaagde] naar een zitting is gekomen. [1] Als [gedaagde] meer dan € 50,00 aan kosten heeft gemaakt en dat vergoed wil zien, moet hij deze kosten onderbouwen. Een beslissing van een rechter op die vordering is namelijk maatwerk. In dit geval heeft [gedaagde] niet onderbouwd waarom hij vindt dat een proceskostenveroordeling van € 500,00 op zijn plaats zou zijn. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om af te wijken van het hiervoor genoemde uitgangspunt. Omdat [gedaagde] twee keer naar een zitting is gekomen, begroot de kantonrechter de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] op € 100,00.
2.5.
De nakosten worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 100,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
3.2.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024.

Voetnoten

1.Conform het besluit van het LOVCK van 6 februari 2023.