ECLI:NL:RBMNE:2024:5684

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
UTR 23/2656-T2
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verlenging termijn voor herstel gebrek in bestuursrechtelijke procedure

In de tussenuitspraak van 3 september 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland zich gebogen over een verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht om de termijn voor het herstellen van een gebrek in een bestuursrechtelijke procedure te verlengen. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had eerder gegevens over ritten naar landbouwpercelen moeten aanleveren, maar het college verzocht om een verlenging van de termijn vanwege de zomervakantie en de noodzaak om stukken ter advisering voor te leggen aan Thorbecke.

De rechtbank oordeelde dat alleen in bijzondere gevallen een verlenging van de termijn kan worden toegestaan en dat het verzoek gemotiveerd moet zijn. Het college had zijn verzoek tijdig ingediend en de rechtbank vond de omstandigheden, waaronder de ontvangst van stukken in de zomervakantie, voldoende om het verzoek in te willigen. Eiser stemde in met een verlenging, maar vond vier weken voldoende, terwijl het college om zes weken vroeg.

De rechtbank besloot uiteindelijk om het college de gelegenheid te geven om uiterlijk op 22 oktober 2024 het gebrek te herstellen, met inachtneming van de eerder gegeven aanwijzingen. De rechtbank hield verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2656 T2

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 3 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.T.A.M. van Mierlo),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht

(gemachtigde: mr. C. Brons).

Procesverloop

In de tussenuitspraak van 18 juni 2024 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid om de gegevens over de ritten naar de landbouwpercelen binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak uit te werken én het college in de gelegenheid gesteld om daarna binnen acht weken het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak. Voor het verdere procesverloop verwijst de rechtbank naar die tussenuitspraak.
Bij brief van 20 augustus 2024 heeft het college de rechtbank verzocht de in de tussenuitspraak gestelde termijn te verlengen. De gemachtigde van eiser heeft op 30 augustus 2024 schriftelijk op dit verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. Alleen in bijzondere gevallen stemt de rechtbank in met een verzoek om verlenging van de in de tussenuitspraak gestelde termijn. Het verzoek moet daarom zijn gemotiveerd. Ook moet het verzoek binnen de bij de tussenuitspraak bepaalde termijn worden ingediend.
2. De rechtbank heeft de nadere gegevens van eiser met een brief van 11 juli 2024 aan het college doorgezonden, welke stukken het college op 16 juli 2024 heeft ontvangen. Het college heeft het verzoek om verlenging van de termijn om het gebrek te herstellen gedaan binnen de termijn die de rechtbank hiervoor heeft gesteld in de tussenuitspraak. Het college verzoekt de rechtbank om de termijn met zes weken te verlengen, omdat de stukken ter advisering aan Thorbecke moeten worden voorgelegd en het gelet op de ontvangst in de zomervakantieperiode het niet lukt binnen de termijn van acht weken te reageren.
3. De gemachtigde van eiser kan instemmen met een verlenging van de termijn, maar vindt vier weken voldoende voor het college om een goed te besluit te kunnen nemen. Daarbij wijst hij erop dat hij de stukken op 10 juli 2024 ook naar het college heeft gestuurd.
4. De rechtbank vindt – gelet op de ontvangst van de stukken door het college midden in de zomerperiode – in dit geval een verlenging van de termijn gerechtvaardigd. De oorspronkelijk bepaalde termijn is voor een reactie van het college te kort gebleken en eiser is het als zodanig eens met de verlenging van de termijn. Hoewel eiser een termijn van vier weken voldoende vindt, ziet de rechtbank aanleiding om het verzoek om de termijn met zes weken te verlengen in te willigen. Dit is de termijn die volgens het college nodig is voor Thorbecke om te adviseren en de daarna te nemen nieuwe beslissing op bezwaar of nadere motivering. Elke andere beslissing van de rechtbank leidt naar alle waarschijnlijkheid tot een minder zorgvuldige en daarmee een minder finale vorm van geschilbeslechting.
5. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het college in de gelegenheid om uiterlijk op 22 oktober 2024 het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de eerste tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, voorzitter, en mr. K. de Meulder en mr. L.P. Hertsig, leden, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 september 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.