ECLI:NL:RBMNE:2024:5683

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
UTR 24/5452
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen verbeuringsbrief in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die zich verzet tegen een verbeuringsbrief van 8 juli 2024. Deze brief, verzonden door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, stelt dat de last onder dwangsom van € 10.000,- die was opgelegd bij besluit van 19 april 2024, van rechtswege is verbeurd. Verzoekster vraagt de voorzieningenrechter om deze verbeuringsbrief en alle andere opgelegde lasten en boetes te schorsen, alsook om een schadevergoeding toe te kennen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoekster het verschuldigde griffierecht van € 187,- niet heeft betaald. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. De griffier had verzoekster in een aangetekende brief van 21 augustus 2024 de gelegenheid gegeven om het griffierecht binnen twee weken te betalen. De voorzieningenrechter constateert dat de aangetekende brief op 23 augustus 2024 niet kon worden bezorgd, maar op 31 augustus 2024 wel is afgehaald. Ondanks deze mogelijkheid heeft verzoekster het griffierecht niet betaald en geen verontschuldiging gegeven voor dit verzuim.

Aangezien verzoekster niet heeft voldaan aan de betalingsverplichting en er geen verontschuldiging voor het verzuim is, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, en is openbaar uitgesproken op 10 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5452

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 september 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster. Het verzoek richt zich tegen een verbeuringsbrief van 8 juli 2024, waarin verweerder laat weten dat de met het besluit van 19 april 2024 opgelegde last onder dwangsom van € 10.000,- van rechtswege is verbeurd. Verzoekster vraagt de voorzieningenrechter deze verbeuringsbrief, maar ook alle andere opgelegde lasten en boetes te schorsen en zij verzoekt om toekenning van een schadevergoeding.
2. Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
3. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 187.
4. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoekster het griffierecht (tijdig) betaald?
5. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 21 augustus 2024 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de track & trace-gegevens van PostNL blijkt dat de aangetekende nota naar het juiste adres is verzonden, maar dat deze brief op 23 augustus 2024 niet bezorgd kon worden op dit adres. De brief is vervolgens op 26 augustus 2024 bezorgd bij een PostNL-punt. Daar is de brief op 31 augustus 2024 afgehaald. Verzoekster heeft daarna het griffierecht niet betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Verzoekster heeft geen reden gegeven voor dit verzuim en zij heeft ook niet gereageerd op de brief van de griffier van 21 augustus 2024. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.