Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat de zaak over?
12 maanden in dienst van [verzoekster] , als Senior Consultant tegen een salaris van € 4.500,00 bruto per maand, vermeerderd met 8% vakantietoeslag, voor 40 uur per week.
14 mei 2024 met [verweerster] hierover gesproken. [verweerster] heeft in dit gesprek haar stem verheven tegen [A] , in het bijzijn van collega’s. Daarna hebben [A] en [verweerster] in de periode tot 22 mei 2024 nog vier gesprekken met elkaar gevoerd, over de geldende werkafspraken en hoe hiermee om te gaan, maar ook over de heftige reactie van [verweerster] naar aanleiding van het gesprek op 14 mei 2024. Bij het laatste gesprek op 21 mei 2024, dat bijna drie uur heeft geduurd, was het grootste deel van de tijd ook mevrouw [B] , de office-manager van [verzoekster] , aanwezig.
2. het bij herhaling weigeren gehoor te geven aan een duidelijk gegeven opdracht door haar leidinggevende”.
22 mei 2024 geen stand houdt. [verzoekster] heeft hiervoor als dringende reden vermeld dat [verweerster] ten overstaan van [A] en [B] heeft gelogen door op de vraag of zij het gesprek [op 21 mei 2024] aan het opnemen was, met ‘nee’ te beantwoorden en dat [verweerster] de bandopnames heeft laten doorlopen op het moment dat zij zelf het gesprek had verlaten.
3.De beoordeling
dringende redenis en de werkgever de arbeidsovereenkomst om die dringende reden
onverwijld(dus meteen nadat de dringende reden duidelijk is geworden) heeft opgezegd onder
onverwijlde(dus directe)
mededelingvan die dringende reden aan de werknemer. Als aan één van de voorwaarden niet wordt voldaan houdt het ontslag op staande voet geen stand.
21 mei 2024 om 9.30 uur bij [locatie] , naast het kantoor van [verzoekster] . [verweerster] heeft deze instructie ook genegeerd door op 21 mei 2024 om 7.30 uur op het werk te verschijnen.
17 mei 2024 en op 21 mei 2024 niet eerst, voorafgaand aan het gesprek bij [locatie] , naar kantoor te komen. [verweerster] heeft daarbij verwezen naar de door haar overgelegde geluidsopname van het gesprek op 16 mei 2024. [verzoekster] heeft ter zitting gesteld dat de instructie van 16 mei 2024 onder meer blijkt uit het aanpassen van de bezetting voor vrijdag 17 mei 2024. De kantonrechter is van oordeel dat [verzoekster] onvoldoende heeft aangetoond dat zij zowel op 16 mei 2024 als op 17 mei 2024 duidelijke opdrachten aan [verweerster] heeft gegeven, die door [verweerster] zijn genegeerd. Uit de door [verweerster] overgelegde geluidsopname van het gesprek op 16 mei 2024 waarin de opdracht om thuis te blijven (werken) op 17 mei 2024 zou zijn gegeven, blijkt deze instructie niet expliciet. Uit de e-mail van de leidinggevende aan [verweerster] van 17 mei 2024 waarin staat ‘je hoeft dus niet eerst naar kantoor’ blijkt ook niet duidelijk dat [verweerster] op 21 mei 2024 voorafgaand aan het gesprek om 9.30 uur bij [locatie] niet eerst naar kantoor mocht komen. Gelet op het voorgaande heeft [verzoekster] niet aangetoond dat [verweerster] herhaaldelijk heeft geweigerd aan duidelijke opdrachten van haar leidinggevende gehoor te geven.
€ 247,58 voor oudedagsvoorziening en de vakantiebijslag vanaf 1 mei 2024 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, wordt toegewezen, met dien verstande dat de gedane netto betaling van € 2.029,- hierop in mindering strekt.