ECLI:NL:RBMNE:2024:5670

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
UTR 24/5913
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening woningsluiting op grond van artikel 174a Gemeentewet in verband met dreiging uit crimineel milieu

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van de burgemeester van Utrecht om hun woning voor 30 dagen te sluiten op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. Dit besluit volgde op een eerdere mondelinge maatregel en is genomen in het kader van een dreiging die voortvloeit uit een conflict in het zware criminele circuit. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en de voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 september 2024 behandeld.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, na een beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit en de belangen van beide partijen. Verzoekers stelden dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester voldoende informatie had om de maatregel te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de dreiging die uit het criminele milieu voortkwam, ernstig genoeg was om de sluiting van de woning te rechtvaardigen, en dat de burgemeester de maatregel had kunnen opleggen.

De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekers tegen de noodzaak van handhaving van de openbare orde. Hoewel de belangen van verzoekers ernstig zijn geraakt door de maatregel, oordeelt de voorzieningenrechter dat de burgemeester het belang van de openbare orde zwaarder mocht laten wegen. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van verzoekers geen redelijke kans van slagen heeft en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 27 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5913

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 september 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

[verzoekster], verzoekster, mede namens hun minderjarige kind [minderjarige] ,
(samen verzoekers)
(gemachtigde: mr. J.W.D. Roozemond),
en

de burgemeester van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: mr. R.M. Wiersma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorzieningen van verzoekers tegen het besluit van 9 september 2024 van de burgemeester om de woning aan de [adres] in [plaats] (de woning) voor 30 dagen te sluiten op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. Dit is het schriftelijke bevel, nadat het eerder mondeling was gegeven.
1.1.
Verzoekers hebben tegen het besluit van 9 september 2024 bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigde en mr. J. Bayens namens de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De voorzieningenrechter beoordeelt of het nodig is om het besluit van burgemeester te schorsen in afwachting van de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter geeft daarvoor een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift. Daarnaast weegt zij de belangen van verzoeker en van de burgemeester bij een schorsing. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. Nu de woning van verzoekers is gesloten, is het spoedeisend belang aanwezig.
Was de burgemeester bevoegd de woning te sluiten?
5. Verzoekers zijn van mening dat de burgemeester niet bevoegd was de woning te sluiten. De bestuurlijke rapportage geeft hiervoor geen aanleiding of de informatie is achterhaald. Verzoeker heeft duidelijk aangegeven dat het om een misverstand gaat. Hij weet wat eraan ten grondslag ligt. De gestelde dreiging jegens hem en zijn verblijfplaats is er niet (meer).
6. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om kennis te nemen van de gehele bestuurlijke rapportage waarop de burgemeester haar maatregel heeft gebaseerd. Na kennisname ervan is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten omdat de feitelijke grondslag daarvoor toereikend is. Opgenomen is onder meer dat verzoeker in conflict is geraakt met een hoog echelon uit de internationale drugswereld en dat hij en zijn verblijfplaats(en) daarom ernstig gevaar lopen. Uit verzoekers eigen verklaring wordt niet aannemelijk dat dit niet klopt. Het door hem geschetste scenario bevestigt juist dat sprake is van een conflict in het criminele circuit en ook dat (een lid uit) zijn familie hierbij is betrokken. Voor zover verzoeker hiermee wil zeggen dat hij zelf geen gevaar (meer) loopt omdat iemand anders wordt gezocht is dit onvoldoende aannemelijk. Deze persoon is gevlucht en onduidelijk is wat dit betekent. Niet aannemelijk is geworden dat het gevaar alleen op dit familielid is gericht en dat dit automatisch betekent dat (de verblijfplaats van) verzoeker zelf geen gevaar (meer) loopt. Ter zitting is namens de burgemeester gesteld dat na het opleggen van de maatregel nog informatie is ingewonnen bij de politie en dat volgens de politie tot dat moment het dreigingsbeeld ongewijzigd was.
De dreiging ziet op de openbare orde ter plaatse van de verblijfplaats van verzoeker, meer in het bijzonder zijn woning. Niet in geschil is dat dit zijn gewone verblijfplaats is. Hiermee en met de aard van de dreiging is het causaal verband met de openbare orde ter plekke van de woning gegeven. De politie acht aannemelijk dat door hetzelfde conflict eerder een explosie is geweest in Vianen. Dat eerdere ernstige bedreigingen in hetzelfde conflict zich in een andere gemeente hebben voorgedaan maakt dat niet anders, nu het de dreiging vanuit het conflict verder concretiseert en verzoekers verblijfplaats in de gemeente Utrecht ook nadrukkelijk in de rapportage is genoemd.
Gelet op de inhoud van de bestuurlijke rapportage mocht de burgemeester dan ook een ernstige vrees voor een ernstige verstoring van de openbare orde ter plaatse van de woning van verzoekers aannemelijk achten. Hiermee is voldaan aan de voorwaarden die in artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b van de Gemeentewet zijn gesteld.
De burgermeester was dus bevoegd om maatregel op te leggen en de voorzieningenrechter acht de maatregel ook geschikt om de bedreiging het hoofd te bieden.
Mocht de burgemeester gebruik maken van de bevoegdheid?
7. Verzoekers vinden dat de burgemeester met een ander, minder ingrijpend middel had moeten volstaan, althans dit had moeten onderzoeken. Dit maakt de maatregel onevenwichtig. Nu er geen beleid is, bestaat ook de kans op willekeur. Er is ook onvoldoende rekening gehouden met de belangen van het gezin van verzoekers.
8. In dit kader moet worden beoordeeld of de maatregel geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is, gezien de overige in het geding zijnde belangen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was hiervan sprake en mocht de burgmeester de bevoegdheid gebruiken. De maatregel is geschikt om het doel, het wegnemen van de ernstige vrees voor een ernstige verstoring van de openbare orde, te bewerkstelligen. Ter zitting is namens de burgemeester gesteld dat na het opleggen van de maatregel nog informatie is ingewonnen bij de politie en dat volgens de politie tot dat moment het dreigingsbeeld ongewijzigd was.
Verder is aannemelijk dat niet een minder vergaand middel kon worden ingezet omdat bijvoorbeeld surveillance of camerabeveiliging niet voldoende continue bescherming biedt en het criminelen onvoldoende afschrikt. De informatie was heel concreet, actueel en ernstig. De burgemeester mocht hieruit afleiden dat met een andere maatregel de ernstige vrees voor aantasting van de openbare orde in de nabijheid van de woning onvoldoende weggenomen zou worden. De maatregel was dan ook noodzakelijk en een nader onderzoek hiernaar was niet nodig.
9. Niet in geschil is dat de belangen van verzoekers hierdoor ernstig zijn geraakt. Gelet op alle feiten en omstandigheden en omstandigheden mocht de burgemeester het belang van handhaving van de openbare orde zwaarder laten wegen dan het verblijf van verzoeker en de gezinsleden in de woning, zeker nu de veiligheid ervan bedreigd wordt. De kleine heeft meer behoefte aan een veilige omgeving dan aan een omgeving, die weliswaar vertrouwd is maar waar spanning is vanwege de door de politie bedoelde dreiging uit een zwaar crimineel milieu. Verder hebben verzoekers elders onderdak gevonden en is de duur van de thans in geding zijnde maatregel beperkt.
10. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter thans niet dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter ziet daarin geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Van de zijde van de burgemeester is aangegeven dat de politie hernieuwde informatie zal verstrekken voordat een eventuele vervolgmaatregel zal worden genomen.
11. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de behandeling van het verzoek aan te houden voor nader onderzoek en wijst dit verzoek daarom af. Allereerst leent de aard van deze spoedprocedure zich daar niet voor. Verder is niet aannemelijk dat dit op hele korte termijn tot daadwerkelijke gegevensuitwisseling leidt, omdat verzoeker de informatie die hij op zijn telefoon heeft, liever niet en overigens alleen onder bepaalde voorwaarden met de burgemeester wil delen.
12. Op grond waarvan hiervoor is overwogen, ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding op grond van een belangafweging enige voorziening te treffen.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de werking van de maatregel niet wordt geschorst. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.