ECLI:NL:RBMNE:2024:5669

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
C/16/572009 / HL ZA 24-75
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van bevoegdheid bij executie van woning na eerdere veroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser], handelend onder de naam [handelsnaam], en [gedaagde sub 1] c.s. De zaak betreft de vraag of [gedaagde sub 1] c.s. misbruik hebben gemaakt van hun bevoegdheid bij de executie van een woning van [eiser]. Dit volgde op een eerdere veroordeling van [eiser] op 19 april 2023, waarbij hij werd veroordeeld tot betaling van € 39.322,14 aan [gedaagde sub 1] c.s. Na herhaaldelijke sommaties heeft [gedaagde sub 1] c.s. de executoriale verkoop van de woning van [eiser] aangevraagd, die op 6 februari 2024 heeft plaatsgevonden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2024 heeft de rechtbank vastgesteld dat [eiser] geen onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] c.s. kon aantonen. [eiser] had aangeboden betalingsregelingen, maar deze werden door [gedaagde sub 1] c.s. geweigerd. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde sub 1] c.s. het recht hadden om hun vordering te verhalen en dat er geen misbruik van bevoegdheid was. De rechtbank erkende de emotionele impact van de executie op [eiser], maar concludeerde dat hij voldoende gelegenheid had gehad om zijn schuld te voldoen.

De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde sub 1] c.s., die zijn begroot op € 1.726,00. Tevens is wettelijke rente toegewezen over deze kosten. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.M.J. Schoenaker.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/572009 / HL ZA 24-75
Vonnis van 9 oktober 2024
in de zaak van
[eiser] , handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen:
[eiser],
advocaat: mr. H.R. Yücesan in Almere,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende in [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen:
[gedaagde sub 1] c.s.,
advocaat: mr. S.E. Toffoletto in Amersfoort.

1.De procedure

1.1.
In het procesdossier zitten de volgende stukken:
- de dagvaarding van 7 maart 2024 met producties 1 tot en met 12;
- de conclusie van antwoord met producties 14 tot en met 23;
- de akte overlegging producties 13 tot en met 28 van [eiser] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2024. [eiser] is verschenen en werd bijgestaan door mr. Yücesan. De heer [gedaagde sub 1] is verschenen (mede namens mevrouw [gedaagde sub 2] ) en werd bijgestaan door mr. Toffoletto. De spreekaantekeningen die mr. Yücesan heeft voorgelezen zijn toegevoegd aan het dossier. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling met partijen besproken is.
1.3.
De rechter heeft op de mondelinge behandeling gezegd dat uiterlijk op 16 oktober 2024 vonnis zal worden gewezen en indien mogelijk eerder.

2.De beoordeling

De kern van de zaak
2.1.
Deze rechtbank heeft [eiser] in een vonnis van 19 april 2023 veroordeeld om
€ 39.322,14 (vermeerderd met rente) aan [gedaagde sub 1] c.s. te betalen. Daaraan voldeed [eiser] na vele sommaties niet. [gedaagde sub 1] c.s. hebben daarom aangedrongen op executoriale verkoop van de woning van [eiser] . De woning is op 6 februari 2024 door middel van een openbare veiling aan een derde partij verkocht. Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde sub 1] c.s. misbruik hebben gemaakt van hun bevoegdheid om tot executie over te gaan en daarom onrechtmatig hebben gehandeld. De rechtbank oordeelt dat daar geen sprake van is.
[gedaagde sub 1] c.s. hebben geen misbruik gemaakt van hun bevoegdheid
2.2.
[eiser] vindt dat [gedaagde sub 1] c.s. misbruik hebben gemaakt van hun positie als schuldeiser, omdat zij zijn aangeboden betalingsregelingen niet hadden mogen weigeren. [eiser] heeft daarin ongelijk.
2.3.
De rechtbank stelt voorop dat zij begrijpt en op de mondelinge behandeling gezien heeft dat de executoriale verkoop van de woning grote (emotionele) impact heeft op [eiser] . Maar dat neemt niet weg dat [gedaagde sub 1] c.s. het recht hebben om hun vordering te verhalen op alle goederen van [eiser] en dus de woning executoriaal te (laten) verkopen via een openbare veiling. [eiser] heeft voldoende gelegenheid gehad om zijn vordering te betalen en daarmee de executoriale verkoop van zijn woning te voorkomen, maar heeft dat niet gedaan. [eiser] heeft niet eens een begin gemaakt met aflossing van de schuld van [gedaagde sub 1] c.s. [eiser] stelt ook een voorstel te hebben gedaan van een aflossing van € 2.000,00 per maand en € 5.000,00 tot € 10.000,00 ineens, maar dat voorstel is weersproken en op geen enkele manier onderbouwd. Volgens de overgelegde stukken was het (uiteindelijke) voorstel van [eiser] een aflossing van € 2.000,00 per maand. Maar dat hebben [gedaagde sub 1] c.s. niet geaccepteerd. Zij hoefden een betalingsregeling ook niet te accepteren. Dat [gedaagde sub 1] c.s. de enige schuldeiser was die niet akkoord ging met de door [eiser] aangeboden betalingsregeling is niet relevant, maar is bovendien betwist en niet onderbouwd door [eiser] .
2.4.
[eiser] stelt nog dat zijn woning verkocht is voor een veel lager bedrag dan dat het waard was. Na aankondiging van de executoriale verkoop had [eiser] ook met [gedaagde sub 1] c.s. in overleg kunnen gaan om de woning onderhands te verkopen. Ook had hij onderhands een koper kunnen aandragen. Dat heeft [eiser] allemaal niet gedaan. De inboedel van [eiser] is na de verkoop van de woning op straat komen te staan. Dat daarbij zaken met emotionele waarde verloren zijn gegaan is zeer verdrietig voor [eiser] , maar kan niet aan [gedaagde sub 1] c.s. worden tegengeworpen.
2.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] nog gesteld dat het vonnis van 19 april 2023 berust op een feitelijke en juridische misslag, omdat een e-mailbericht van 14 september 2021 niet bij de beoordeling betrokken zou zijn. Als [eiser] het niet eens was met het vonnis had hij daar hoger beroep tegen kunnen instellen. Dat heeft hij niet gedaan.
[eiser] moet de proceskosten van [gedaagde sub 1] c.s. betalen
2.6.
Omdat [eiser] ongelijk heeft gekregen, moet hij de proceskosten van [gedaagde sub 1] c.s. betalen. Die worden tot vandaag begroot op € 1.726,00. Bestaande uit: griffierecht van
€ 320,00, salaris advocaat van € 1.228,00 (2 punten x tarief II) en de nakosten van € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).
2.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.726,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.