In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van Utrecht om de woning van verzoeker voor 30 dagen te sluiten op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. Dit besluit volgde op een eerdere mondelinge mededeling en is gebaseerd op een bestuurlijke rapportage die een link legt tussen verzoeker en een conflict in de drugs(handel)wereld, dat eerder heeft geleid tot een explosie bij een woning. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 september 2024 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de burgemeester en mr. J. Bayens.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, na een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit en de belangen van beide partijen. Verzoeker betwist de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten en stelt dat de bestuurlijke rapportage onvoldoende basis biedt voor een dergelijke maatregel. De voorzieningenrechter concludeert echter dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de ernstige vrees voor een verstoring van de openbare orde. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker en zijn gezin tegen de noodzaak van handhaving van de openbare orde en oordeelt dat de maatregel geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is. De voorzieningenrechter ziet geen reden om een voorlopige voorziening te treffen en wijst het verzoek af, waardoor de sluiting van de woning in stand blijft.
De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 27 september 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.