ECLI:NL:RBMNE:2024:5663

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
11086254
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige VvE-bijdragen en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak vordert de Vereniging van Eigenaren (VvE) betaling van achterstallige bijdragen van gedaagde, die lid is van de VvE. De VvE stelt dat gedaagde een totaalbedrag van € 1.246,52 verschuldigd is, maar gedaagde heeft in totaal € 1.270,00 aan deelbetalingen gedaan. De VvE claimt daarnaast buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde geen buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is, omdat hij de aanzegging niet heeft ontvangen. De kantonrechter past artikel 6:44 BW toe, wat betekent dat de betalingen van gedaagde eerst in mindering komen op de wettelijke rente en daarna op de hoofdsom. Uiteindelijk wordt gedaagde veroordeeld tot betaling van € 6,70 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. De VvE wordt in het ongelijk gesteld voor het grootste deel van haar vordering, en de proceskosten worden op € 0,- vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11086254 \ UC EXPL 24-3039
Vonnis van 11 september 2024
in de zaak van
VERENIGING VAN EIGENAARS [.] [straat] [nummer] - [nummer/letter] TE [plaats],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: VvE,
gemachtigde: A.Ch. Boiten,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Hierna is bepaald dat vandaag het vonnis zal worden uitgesproken

2.De kern

2.1.
[gedaagde] is lid van de VvE. De VvE vordert betaling van de eigen bijdragen van [gedaagde] (in totaal € 1.246,52). [gedaagde] heeft een aantal deelbetalingen gedaan (in totaal € 1.270,00), maar volgens de VvE niet op tijd. Nu resteert er – volgens de VvE – een bedrag ter hoogte van € 239,00, doordat er intussen rente en kosten zijn bijgekomen. Maar de kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] geen kosten, waaronder buitengerechtelijke incassokosten, is verschuldigd. Toepassing van artikel 6:44 BW leidt vervolgens tot de conclusie dat de door [gedaagde] verrichte betalingen eerst in mindering strekken op de wettelijke rente (€ 30,18) en daarna op de hoofdsom (€ 1.246,52) De kantonrechter wijst daarom het restant van de hoofdsom van € 6,70 toe en de rest van de eisen af.

3.De beoordeling

3.1.
De oorspronkelijke vordering die de VvE had op [gedaagde] bedroeg € 2.496,52 en bestond uit:
  • de maandelijkse VvE bijdrage van juli 2021 van € 183,64 en
  • de eenmalige bijdrage voor schilderwerkzaamheden van € 2.312,88.
3.2.
Op 24 oktober 2022 heeft [gedaagde] een bedrag van € 1.250,00 aan de VvE betaald. Daarom resteert er nog een bedrag van € 1.246,52. [gedaagde] heeft voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding een aantal deelbetalingen gedaan, in totaal ter hoogte van € 1.270,00. Nu resteert er – volgens de VvE – door bijkomende rente en kosten een bedrag van € 239,00.
3.4.
Op grond van artikel 6:44 BW strekken deze deelbetalingen in de eerste plaats in mindering op de kosten (waaronder buitengerechtelijke incassokosten), vervolgens op de verschenen rente en ten slotte op de hoofdsom en de lopende rente. Om te bepalen of er nog een toewijsbare hoofdsom na toepassing van artikel 6:44 BW resteert, zal eerst moeten worden beoordeeld of naast de hoofdsom ook de gevorderde kosten, waaronder de buitengerechtelijke incassokosten en de verschenen rente toewijsbaar zijn.
[gedaagde] hoeft niet de kosten voor kadastrale recherche te betalen
3.5.
De kosten voor het uittreksel uit het Kadaster zijn onterecht gevorderd. Voor zover deze kosten door de gemachtigde van de VvE zijn gemaakt, moeten ze worden aangemerkt als informatiekosten die zijn gemaakt bij de voorbereiding van de procedure. Deze kosten moeten dan begrepen worden geacht in het bedrag aan salaris dat in het kader van de proceskostenveroordeling wordt toegewezen. Dit betekent dat deze vordering van € 6,05 zal worden afgewezen.
[gedaagde] hoeft geen buitengerechtelijke incassokosten te betalen
3.3.
De door de VvE gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 226,25 worden door [gedaagde] betwist. [gedaagde] stelt dat hij de brief waarin deze kosten worden aangezegd nooit heeft ontvangen. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet toewijsbaar, omdat gesteld noch gebleken is dat de correspondentie door de VvE aangetekend is verstuurd of dat op andere wijze kan worden vastgesteld dat [gedaagde] deze brief daadwerkelijk heeft ontvangen.
3.8.
[gedaagde] betwist niet dat de door de VvE en later het incassobureau gebruikte e-mailadres zijn e-mailadres is, maar stelt dat hij de betreffende mail niet heeft ontvangen. Op basis van de ontvangsttheorie die geldt, moet deze brief [gedaagde] wel hebben bereikt om werking te hebben (artikel 3:37 lid 3 BW).
3.9.
De VvE wijst erop dat deze mails zijn gestuurd naar het door [gedaagde] zelf opgegeven mailadres en dat [gedaagde] niet kenbaar heeft gemaakt geen correspondentie meer van de VvE te ontvangen. Het is volgens haar niet aannemelijk dat [gedaagde] de brief van 21 augustus 2023 niet ontvangen zou hebben, zeker niet nu de VvE al haar correspondentie per e-mail verzendt.
3.10.
Maar hiermee redt de VvE het niet. Als de VvE er zeker van had willen zijn dat haar brief [gedaagde] zou bereiken, had zij die aangetekend per post moeten versturen of via de mail met een leesbevestiging. Dit heeft zij nagelaten. De ontvangst van de e-mail van de VvE waarin de buitengerechtelijke incassokosten zijn aangezegd, is onvoldoende komen vast te staan. Dit betekent dat de gevorderde buitengerechtelijk incassokosten inclusief btw zullen worden afgewezen.
[gedaagde] moet € 30,18 aan wettelijke rente betalen
3.12.
De VvE vordert € 30,18 aan wettelijke rente tot aan de dag der dagvaarding. De kantonrechter wijst deze vordering toe, omdat zij niet door [gedaagde] wordt betwist. De kantonrechter gaat er daarbij van uit dat de VvE bij de berekening van de wettelijke rente rekening heeft gehouden met de deelbetalingen door [gedaagde] en dat er na deze deelbetalingen het gevorderde en onbetwiste bedrag aan wettelijke rente resteert.
Toepassing artikel 6:44 BW
3.13.
Toepassing van artikel 6:44 BW leidt tot de conclusie dat de door [gedaagde] verrichte betalingen eerst in mindering strekken op de door de VvE gevorderde wettelijke rente van € 30,18 en daarna op de hoofdsom van € 1.246,52. Omdat [gedaagde] in totaal € 1.270,00 aan deelbetalingen heeft verricht, komt de kantonrechter tot de conclusie dat er nog een bedrag van € 6,70 aan hoofdsom resteert. Dit bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding (23 april 2024).
De proceskosten
3.4.
De VvE is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [gedaagde] betalen, maar omdat [gedaagde] geen kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, worden deze kosten begroot op € 0,-.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan de VvE te betalen een bedrag van € 6,70, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 23 april 2024 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024.
EM 62935