ECLI:NL:RBMNE:2024:5661

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
16/161472-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en diefstal met geweld tijdens verkoop van mobiele telefoon

Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling en diefstal met geweld. De zaak vond zijn oorsprong op 30 juni 2023, toen de aangever via Facebook Marketplace zijn telefoon te koop aanbood. De verdachte en een medeverdachte lokten de aangever naar een tunneltje in Almere, waar zij hem met fors geweld beroofden van zijn mobiele telefoons en sleutels. De aangever raakte buiten bewustzijn door het geweld dat hij onderging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, maar achtte de poging tot zware mishandeling en diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank rekende het tenlastegelegde in sterk verminderde mate aan de verdachte toe, gezien zijn psychische problematiek. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 280 dagen, waarvan 63 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/161472-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] (Noorwegen),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S.L.J. Janssen, advocaat te Rotterdam, alsmede mr. R.H. Lagerweij namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
1.
Primair op 30 juni 2023 te Almere samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer]van het leven te beroven;
Subsidiair op 30 juni 2023 te Almere samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer]zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
2
op 30 juni 2023 te Almere samen met een ander twee mobiele telefoons en/of sleutels van [slachtoffer] heeft weggenomen, terwijl de diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Hij heeft ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde aangevoerd dat verdachte en medeverdachte beiden fors geweld hebben toegepast, net zo lang tot dat aangever bewusteloos is geraakt en zijn telefoons en sleutels konden worden afgepakt. Het toepassen van dergelijk langdurig en fors geweld kan niet anders dan worden geduid dan als het hebben van (minstens) voorwaardelijk opzet op de dood van aangever. Hoewel verdachte niet zelf tegen het hoofd van aangever heeft geschopt, kan er worden gesproken van medeplegen van poging tot doodslag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen geweld heeft uitgeoefend tegen het hoofd van aangever. Verdachte heeft aan de onderzijde van het lichaam van aangever gestaan. Verdachte heeft alleen tegen het onderlichaam geslagen en gestompt. Verdachte heeft geen opzet gehad op de dood van aangever, nu de geweldshandelingen die verdachte heeft verricht geen aanmerkelijke kans op de dood opleveren. Bovendien was er geen sprake van medeplegen. Hierbij dient de psychische gesteldheid van verdachte te worden meegewogen, waardoor niet kan worden gesproken van een bewuste samenwerking, aldus de raadsman.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat nergens uit blijkt dat verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte] de bedoeling had de telefoon van aangever af te nemen. Volgens de raadsman is ook ten aanzien van dit feit geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Zoals hierna zal worden overwogen acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] aangever [slachtoffer] heeft aangevallen. De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd aangever van het leven te beroven en zal verdachte hiervan vrijspreken. Het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, de poging tot zware mishandeling, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
4.3.1
Bewijsmiddelen feiten 1 subsidiair en 2 [1]
Aangever [slachtoffer]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben op 30 juni 2023 in elkaar geslagen, geschopt en mishandeld. Ik wilde een Samsung 22 Ultra verkopen via Facebook marktplaats aan [medeverdachte]
[de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ]. Wij hebben afgesproken dat hij naar mijn huis zou komen. Op het moment dat hij naar mijn huis kwam was hij nog met iemand anders. Een vermoedelijk Afrikaanse jongen met een zwarte lange baard. Hij had ook zwart haar. Ik had nog steeds het geld niet op mijn rekening. Ik wilde de telefoon niet afgeven voordat ik mijn geld had ontvangen. [medeverdachte] wilde gaan pinnen en ik heb hem de weg gewezen. [medeverdachte] vroeg aan mij of ik even mee wilde lopen. Op het moment dat ik onder het tunneltje was onder mijn huis probeerde [medeverdachte] de telefoon uit mijn handen te pakken. Dat is niet gelukt en ik ben weg gaan rennen. De beide jongens kwamen achter mij aan. Ik wilde heel hard wegrennen want ik wist dat het niet goed ging. Ik voelde dat ik aan mijn shirt werd getrokken en deze is zelfs gescheurd. [medeverdachte] heeft dat in eerste instantie gedaan. Ik weet zeker dat [medeverdachte] mij een duw heeft gegeven. Ik ben hierdoor gevallen. Zij hebben een aantal keren geprobeerd om de telefoon van mij af te pakken. Zij hebben met echt heel veel kracht en geweld aan mijn telefoon lopen trekken. Op het moment dat ik mijn handen had op mijn telefoon sloegen en schopten zij mij als er een lichaamsdeel onbeschermd was. Op het moment dat ik op de grond lag hebben zij op mijn hoofd geschopt. Ik denk wel 20 keer. Op een gegeven moment was het zo erg dat ik bewusteloos ben geraakt. Ik weet dat ik mijn sleutels en mijn telefoons kwijt ben. [2]
Verdachteheeft op 4 juli 2023 bij de rechter-commissaris onder meer – zakelijk weergegeven − het volgende verklaard:
Kunt u verklaren waarom getuigen verklaren dat u wel geschopt heeft?
Misschien omdat ik de telefoon probeerde te pakken. De telefoon waarvoor [medeverdachte]
[de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ]was gekomen, die probeerde ik te pakken van de aangever.
In een letselrapportage betreffende [slachtoffer]is door D.J. Rijken, forensisch arts, onder meer het volgende opgenomen:
​​​​Samenvatting letsel
Aan de behaarde hoofdhuid links zijwaarts (achter het oor) was een streperige bloeduitstorting in een gebied van circa 4 x 3 cm.
Aan het voorhoofd links was een oppervlakkige huidbeschadiging met omgevende bloeduitstorting in een gebied van circa 1 x 0,4 cm.
Aan de rechterzijde van de hals (halsbasis) was vlekkerige rode huidverkleuring in een gebied van circa 5 x 2 cm. Aan de linkerzijde van de nek was vlekkerige rode huidverkleuring in een gebied van circa 4 x 4 cm.
Aan het hoofd, de hals, de romp en de ledematen waren letsels door stomp botsende en/of schavende krachtinwerking (zoals vallen, stoten en slagen). [3]
Getuige [getuige]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 30 juni 2023 liep ik over de Kerkstraat naar huis. Er rende een man voorbij mij. Ik hoorde de man roepen om hulp. Ik zag dat er twee mannen achter de man met het witte shirt aan renden. Ik zag dat één van de twee mannen aan het shirt van de man trok, volgens mij kwam hij hierdoor ook ten val. Ik zag dat de man met het witte shirt viel. Ik zag dat de mannen op de man met het witte shirt begonnen in te slaan en schoppen. Ik riep dat de mannen moesten stoppen. Persoon 1 was licht getint. Deze persoon schopte tegen het hoofd van het slachtoffer. Het begon met schoppen tegen de zijkant. Daarna draaide hij om het slachtoffer heen en toen schopte hij vol tegen het hoofd van het slachtoffer. Hij trapte met de voorkant van zijn voet tegen het hoofd aan, zeg maar met zijn punt van de schoen. Ook schopte hij tegen zijn heup en bil. Echt harde trappen. Dader 2 schopte tegen de zijkant van het lichaam van het slachtoffer. Ik zag dat hij voluit, hard schopte. Ik heb niet goed gezien hoe hij precies schopte. Het was echt heel hard. Er was geen genade voor de persoon die op de grond lag. [4]
Medeverdachte [medeverdachte]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 30 juni 2023 wilde ik op de Kerkstraat te Almere zijn telefoon afpakken en wegrennen. Maar hij rende weg. Ik heb hem gevloerd en probeerde toen zijn telefoon af te pakken. Toen dat niet lukte, ben ik gaan schoppen. Toen liet hij zijn telefoon los en rende ik weg. Ik heb geschopt en geslagen en een knietje gegeven. Hij lag toen al. Ik heb op zijn buik en hoofd geschopt. Dat was een voetbalschop. [5]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.3.3
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
Vrijspraak poging tot doodslag; wel poging tot zware mishandeling
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de poging tot doodslag. Van (voorwaardelijk) opzet op een bepaald gevolg is sprake wanneer verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geweld heeft uitgeoefend op aangever. Niet blijkt dat verdachte tegen het hoofd van aangever heeft geschopt. Wel heeft verdachte meermalen tegen het lichaam van aangever geschopt, terwijl medeverdachte [medeverdachte] tegen het hoofd van aangever schopte. Uit het handelen van verdachte en zijn medeverdachte blijkt dat zij gezamenlijk gedurende enige tijd geweld tegen aangever hebben gebruikt. Er blijkt echter, naar het oordeel van de rechtbank, geen nauwe en bewuste samenwerking tussen medeverdachte en verdachte bij het (hard) schoppen tegen het hoofd, waaruit kan worden afgeleid dat verdachte met zijn medeverdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever. Verdachte zal daarom van het onder 1 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad dat door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel kon ontstaan.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte en medeverdachte hard tegen aangever trapten. Terwijl medeverdachte tegen onder meer het hoofd van aangever trapte, trapte verdachte tegen het lichaam van aangever. Getuige [getuige] heeft daarbij opgemerkt dat verdachte voluit, hard trapte en er geen genade voor aangever was. Door met zijn tweeën gedurende enige tijd op deze wijze geweld uit te oefenen op aangever, op vitale delen van het lichaam, heeft verdachte bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat zwaar lichamelijk letsel kon ontstaan. Uit het gezamenlijke optreden van verdachte en zijn medeverdachte, te weten het achtervolgen van de vluchtende aangever en het vervolgens slaan en schoppen van aangever totdat hij zijn telefoon afstond, leidt de rechtbank een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte af. Dat betekent dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met medeverdachte de telefoons en sleutels van aangever heeft afgenomen, waarbij geweld is gebruikt. Medeverdachte heeft via Facebook Marketplace een deal gesloten met aangever om de telefoon van aangever te kopen. Verdachte is met medeverdachte naar de woning van aangever gegaan. Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment dacht dat medeverdachte een telefoon zou gaan kopen. Kort daarna, wanneer medeverdachte zegt het afgesproken geldbedrag te gaan pinnen en aangever meeloopt richting de pinautomaat, loopt ook verdachte mee en probeert medeverdachte de telefoon van aangever af te pakken. Aangever rent dan weg en verdachte en medeverdachte rennen achter hem aan. Op dat moment heeft verdachte doorgehad wat er gaande was en heeft hij toch actief deelgenomen aan het geweld richting aangever. Daar komt bij dat verdachte bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij de telefoon van aangever probeerde te pakken.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn stelling dat verdachte, gelet op zijn psychische gesteldheid, niet bewust heeft kunnen samenwerken met medeverdachte. Hoewel de rechtbank hierna zal concluderen dat sprake was van een psychische stoornis, ook ten tijde van het tenlastegelegde, werkt dit niet zó ver door dat verdachte geen enkele keuze meer kon maken. Op basis van het voorgaande acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de telefoon van aangever wilde afpakken, dat hij daarvoor geweld heeft gebruikt en dat hij dit in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] heeft gedaan. Dit betekent dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 subsidiair
op 30 juni 2023 te Almere tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen heeft geslagen/gestompt en geschopt/getrapt tegen het hoofd en elders tegen het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
op 30 juni 2023 te Almere tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, te weten de Kerkgracht, twee mobiele telefoons en sleutels, die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- die [slachtoffer] te vragen mee te lopen naar een pinautomaat en vervolgens onder een tunneltje een telefoon uit de handen van die [slachtoffer] trachten te pakken en
- toen die [slachtoffer] wegrende, achter die [slachtoffer] aan te rennen en aan het shirt te trekken en die [slachtoffer] te duwen ten gevolge waarvan hij is gevallen en
- meermalen aan die telefoon te trekken en
- die [slachtoffer] meermalen te slaan en te schoppen tegen het hoofd en elders tegen het lichaam.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1 subsidiair en feit 2
de eendaadse samenloop van:
medeplegen van poging tot zware mishandeling
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 300 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 83 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren, met als (bijzondere) voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, dagbesteding, verbod op kansspelen en middelencontrole op alcohol en cannabis.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Verdachte dient in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar te worden verklaard, wat invloed moet hebben op de op te leggen straf. De raadsman heeft verzocht de beperkte rol van verdachte en zijn problematiek mee te wegen in de strafmaat. Een voorwaardelijk strafdeel wordt als passend gezien, waaraan voorwaarden kunnen worden verbonden die de hulp en ondersteuning waarborgen die verdachte nodig heeft. De raadsman heeft ten slotte verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling en diefstal met geweld. Aangever [slachtoffer] had via Facebook Marketplace zijn telefoon te koop aangeboden en dacht deze te verkopen aan medeverdachte [medeverdachte] . Echter, aangever werd een tunneltje in gelokt waarna verdachte en medeverdachte hem van zijn telefoons en sleutels beroofden. Verdachte en medeverdachte hebben daarbij fors geweld gebruikt waardoor aangever buiten bewustzijn is geraakt. Hoe aangever werd toegetakeld op straat is door zijn eigen vrouw waargenomen die alles vanaf het balkon kon zien. Zij heeft zich hierbij zeer angstig en onmachtig moeten voelen. Daarbij zijn ook andere omstanders getuige geweest van het forse geweld, hetgeen ook bij hen en in de maatschappij gevoelens van angst en onveiligheid meebrengt. Dat aangever uiteindelijk geen ernstiger letsel heeft opgelopen is niet aan het handelen van verdachte en medeverdachte te danken geweest. Verdachte en zijn medeverdachte zijn net zo lang doorgegaan totdat de aangever bewusteloos was en zijn telefoons en sleutels konden worden gestolen. Hierbij hebben verdachte en zijn medeverdachte enkel oog gehad voor hun eigen (financiële) gewin. Het incident was een traumatische ervaring voor aangever en heeft een grote invloed gehad op zijn leven en welzijn, zo blijkt uit de bij de vordering tot schadevergoeding meegezonden slachtofferverklaring. De gevolgen zijn voor hem nog altijd aanwezig. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 1 februari 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op verschillende rapporten die over verdachte zijn opgemaakt. Zo heeft psychiater A.Z. Botermans in het rapport van 8 juli 2024 geadviseerd de ten laste gelegde feiten minstens in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Ten tijde van het tenlastegelegde was sprake van een chronische en complexe psychopathologie in de vorm van een bipolaire-I-stoornis en uitgebreide neurocognitieve stoornissen veroorzaakt door traumatisch hersenletsel als gevolg van een auto-ongeluk in 2020. Er is bij verdachte sprake van een vertraagde informatieverwerking, beperkingen van zijn executieve functies, problemen in zijn impulsregulatie en toename van nonchalant gedrag. Verdachte is tijdens een actieve stemmingsepisode ook meer geneigd om cannabis te gebruiken, wat zijn symptomen kan versterken en zijn oordeelsvermogen verminderen. Ten tijde van het tenlastegelegde stond de manische stemmingsepisode op de voorgrond. Deze decompensatie in combinatie met zijn cannabisgebruik die dag hebben waarschijnlijk zijn beperkingen passend bij het niet aangeboren hersenletsel nog verder versterkt. Daarbij heeft de psychater opgemerkt dat er beperkt zicht is gekregen op de gedachten van verdachte, waarbij er sprake zou kunnen zijn van het bewaken van zijn procespositie. De psychiater acht de kans op recidive laag in het geval van stabilisatie, inname van medicatie in een optimale dosering, abstinentie van cannabis en uitbreiding van zijn beschermende factoren, voornamelijk gericht op dagbesteding.
De reclassering Inforsa schat in haar advies van 23 juli 2024 het risico op recidive in als gemiddeld. Verdachte staat niet bekend als een agressief of gewelddadig persoon. Het verhoogde risico hangt grotendeels samen met de aanwezige psychopathologie, die momenteel stabiel is, maar een verhoogd risico heeft op ontregeling. Verdachte houdt zich binnen het lopende toezicht aan de afspraken en voorwaarden van Inforsa en het behandelteam van GGZ Ingeest. Geadviseerd wordt de ingezette behandeling voort te zetten in de vorm van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven het eens te zijn met deze voorwaarden en zich hieraan te willen houden.
Toerekenbaarheid
De rechtbank neemt het advies van de psychiater over en maakt dit tot het hare. Dit houdt in dat de rechtbank het tenlastegelegde in sterk verminderde mate aan verdachte zal toerekenen, gelet op de psychische problematiek, die ook aanwezig was ten tijde van, en van invloed is geweest op, de bewezen verklaarde feiten.
Strafoplegging
Gelet op de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank enkel worden volstaan met een gevangenisstraf. Echter, gelet op de psychische omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank het niet wenselijk dat verdachte opnieuw in detentie komt. Om het recidiverisico te beperken en de stabiliteit van de aanwezige psychopathologie te behouden, acht de rechtbank het noodzakelijk een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke zin op te leggen, met daaraan verbonden de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 280 dagen waarvan 63 dagen voorwaardelijk passend en geboden. De rechtbank stelt daarbij een proeftijd van 3 jaren vast, gelet op de problematiek van verdachte en de complexe behandeling daarvan. De tijd dat verdachte in voorarrest heeft verbleven zal van het onvoorwaardelijke deel worden afgetrokken, zodat verdachte niet opnieuw wordt gedetineerd. De rechtbank legt daarbij de volgende voorwaarden op: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, dagbesteding, verbod op kansspelen en middelencontrole.
De rechtbank ziet geen aanleiding de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren, nu niet is gebleken dat er ernstig rekening moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verdachte heeft zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de schorsingsvoorwaarden gehouden en er zijn geen andere omstandigheden gebleken die maken dat voorgaand anders ligt. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding een contact- en locatieverbod op te leggen aan de verdachte.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €5.665,22. Dit bedrag bestaat uit € 1.665,22 (deels toekomstige) materiële schade en € 4.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feit. De aanvankelijk gevorderde kosten voor ondergane fysiotherapie heeft [slachtoffer] ter terechtzitting niet gehandhaafd en de schriftelijke vordering is uitgebreid met € 385,00 aan eigen risico in 2024.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer] kan worden toegewezen, met uitzondering van de toekomstige fysiotherapiekosten. De vordering dient ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk te worden verklaard. De kosten voor het eigen risico in 2024 kunnen worden toegewezen, alles te vermeerderen met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren voor zover deze ziet op de toekomstige kosten voor fysiotherapie. Voor wat betreft het immateriële deel van de vordering heeft de raadsman verzocht de hoogte van dit bedrag sterk te matigen. Bovendien dient hierbij onderscheid te worden gemaakt tussen de rol van verdachte en van medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte kan gelet op artikel 6:166 BW gezien zijn ernstig psychisch disfunctioneren niet geacht worden te hebben geweten of behoren te begrijpen dat sprake was van een groepsoptreden dat de kans op het ontstaan van schade in het leven riep of de omvang van die schade zou vergroten. Ten aanzien van de kosten van het eigen risico heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank sluit zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] aan bij wat de rechtbank in haar eerdere uitspraak tegen medeverdachte [medeverdachte] heeft overwogen en oordeelt als volgt.
Materiële schade
De schade voor zover die betrekking heeft op de materiële schadeposten ‘eigen risico 2023’ en ‘eigen risico 2024’ ter hoogte van in totaal € 665,22 komt voor vergoeding in aanmerking. Deze schadeposten zijn niet betwist en zijn een rechtstreeks gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde.
Immateriële schade
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen en stukken ter onderbouwing van de
vordering voorts vast dat bij de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 1
subsidiair en 2 bewezenverklaarde sprake is van lichamelijk letsel. Dat betekent dat de
benadeelde partij op grond van artikel 6: 106 lid 1 sub b van het wetboek van Burgerlijk
Recht (hierna: BW) recht heeft op vergoeding van immateriële schade. Bij de begroting
hiervan heeft de rechtbank gekeken naar vergelijkbare zaken en gelet op de omstandigheden
waaronder de onderhavige strafbare feiten zijn gepleegd. De rechtbank vindt op grond
daarvan een vergoeding voor deze schade van € 4.000,00 billijk.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van €4.665,22, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juni 2023 tot de dag van volledige betaling.
Niet-ontvankelijk
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Hetgeen door de
benadeelde meer is gevorderd betreffen de toekomstige kosten voor fysiotherapie (€1.000.00). Hoewel op grond van artikel 6:105 BW ook toekomstige schade kan worden
begroot en toegewezen, kan de rechtbank de omvang van deze schade niet goed inschatten.
De behandeling van de vordering levert voor het meer gevorderde deel daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij om die
reden in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering
voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde
partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.665,22, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 56 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 55, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 280 (tweehonderdtachtig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 63 (drieënzestig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
1. zich op afspraken met GGZ Reclassering Inforsa zal melden, zo vaak en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
2. zich laat behandelen door Forensische Psychiatrische Polikliniek (FAZ) Inforsa te Amsterdam of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt zo lang als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
3. meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
4. zich zal inspannen voor het vinden en behouden van betaald of onbetaald werk en/of een andere vorm van dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
5. niet deelneemt aan kansspelen;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
  • wijstde vordering van [slachtoffer]
    toetot een bedrag van € 4.665,22, bestaande uit
    € 665,22 materiële schade en € 4.000, - immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
-
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, mrs. H. den Haan en T. van Haaren-Paulus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij of omstreeks 30 juni 2023 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij of omstreeks 30 juni 2023 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalen heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij of omstreeks 30 juni 2023 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de Kerkgracht, twee mobiele telefoons en/of sleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] te vragen mee te lopen (naar een pinautomaat) en/of (vervolgens) onder een tunneltje, althans onderdoorgang, een telefoon uit de handen van die [slachtoffer] trachten te pakken en/of
- toen die [slachtoffer] wegrende, achter die [slachtoffer] aan te rennen en/of aan het shirt te trekken en/of die [slachtoffer] te duwen ten gevolge waarvan hij is gevallen en/of
- meermalen aan die telefoon te trekken en/of
- die [slachtoffer] meermalen te slaan/stompen en/of schoppen/trappen op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 september 2023, genummerd MD2R023101 (onderzoek Opel), opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 242. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 83 t/m 85.
3.Pagina 241 en 242.
4.Pagina’s 138 en 139.
5.Pagina’s 30 en 32.