In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over een herzieningsverzoek van een Wajong-uitkering. Eiser, geboren in 1975, had eerder in 2009 een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, die was afgewezen omdat hij op zijn achttiende verjaardag niet arbeidsongeschikt was. In februari 2022 diende eiser een nieuwe aanvraag in, waarbij hij stelde dat hij al sinds 1989 arbeidsongeschikt is door PTSS en andere psychische klachten. Het Uwv beschouwde deze aanvraag als een verzoek om terug te komen op de eerdere afwijzing, maar concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere beslissing konden onderbouwen.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv zich terecht baseerde op de medische rapporten van verzekeringsartsen en dat eiser zijn betoog over de onzorgvuldigheid van het medisch onderzoek niet voldoende had onderbouwd. Eiser had geen nieuwe medische informatie overgelegd die zijn claims kon ondersteunen. De rechtbank concludeerde dat het Uwv de afwijzing van het herzieningsverzoek terecht in stand had gelaten en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing bij claims van arbeidsongeschiktheid en de voorwaarden waaronder een herzieningsverzoek kan worden gehonoreerd.