ECLI:NL:RBMNE:2024:5656

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
UTR 24/15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de korting op NOW-subsidie wegens niet-naleving van de meldplicht

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de korting van 5% op de NOW-subsidie, die door het Uwv is toegepast omdat eiseres niet aan de meldplicht heeft voldaan. Eiseres had op 21 februari 2023 een aanvraag ingediend voor de definitieve berekening van de tegemoetkoming NOW-3, na eerder een voorschot te hebben ontvangen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had de definitieve tegemoetkoming vastgesteld op € 1.007.538,-, maar kortte dit bedrag met 5% omdat eiseres de ontslagmelding van een werknemer niet tijdig had gedaan. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 26 maart 2024 heeft de rechtbank de standpunten van beide partijen gehoord. Eiseres voerde aan dat zij wel degelijk aan de meldplicht had voldaan, maar kon dit niet voldoende onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij tijdig contact had opgenomen met het Uwv voor begeleiding naar ander werk. De rechtbank concludeerde dat de korting van 5% op de NOW-subsidie terecht was toegepast, omdat de meldplicht niet was nageleefd. Eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding en het beroep werd ongegrond verklaard.

De rechtbank benadrukte dat de korting een gebonden bevoegdheid van de minister is en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de toepassing van de meldplicht rechtvaardigden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/15

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigden: S. van Dommelen-Bruins en H.A. Yntema-Rijkens),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister,

namens deze: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: mr. J.R. Staarthof).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de definitieve berekening voor de tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3).
Verloop van de procedure
2. Eiseres heeft op 21 februari 2023 een aanvraag ingediend voor de definitieve berekening van de tegemoetkoming NOW-3. De minister heeft met het besluit van 30 juni 2021 (het primaire besluit) de definitieve tegemoetkoming vastgesteld op € 1.007.538,-.
3. Met de beslissing op bezwaar van 9 november 2023 op het bezwaar van eiseres (het bestreden besluit) is de minister bij zijn besluit van 30 juni 2021 gebleven. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek aangehouden, om partijen in de gelegenheid te stellen stukken in te brengen ter ondersteuning van hun standpunten.
6. De minister heeft op 2 april 2024 stukken ingediend en eiseres heeft op 17 april 2024 stukken ingediend. Eiseres en de minister hebben op elkaars stukken gereageerd op respectievelijk 1 mei 2024 en 14 mei 2024. Eiseres heeft op 22 mei 2024 een nadere reactie ingediend.
7. Nadat partijen niet binnen de daarvoor geboden termijn hebben aangegeven een nadere zitting te wensen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het bestreden besluit

8. Eiseres heeft op 12 maart 2021 een aanvraag gedaan voor een tegemoetkoming in de loonkosten als bedoeld in NOW-3, vanwege een verwacht omzetverlies over de periode van januari tot en met maart 2021 van 64%. De minister heeft met het besluit van 15 maart 2021 eiseres een tegemoetkoming in de loonkosten toegekend, waarvan € 798.543,- als voorschot is betaald.
9. Eiseres heeft op 21 februari 2023 een aanvraag ingediend voor de definitieve berekening van de tegemoetkoming NOW-3, vierde aanvraagperiode. Met het primaire besluit heeft de tegemoetkoming definitief berekend. Volgens de minister heeft eiseres de plicht om ontslag om bedrijfseconomische redenen van een werknemer, mevrouw [werknemer] , te melden geschonden en daarom heeft de minister de NOW-subsidie gekort met 5%. De definitieve tegemoetkoming wordt vastgesteld op € 1.007.538,-. Omdat eiseres al een voorschot heeft ontvangen van € 798.543,- heeft zij nog een bedrag van € 208.995,- tegoed van de minister. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing.
10. Met het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en heeft de minister het primaire besluit gehandhaafd. De minister legt daaraan de motivering ten grondslag dat eiseres ook bij een voorlopige ontslagaanvraag verplicht is om met het Uwv contact op te nemen voor ondersteuning bij de begeleiding naar ander werk (de meldplicht). Daarnaast is de korting van 5% niet onevenredig nadelig voor eiseres. Om deze redenen blijft de minister bij de korting van 5%.

Standpunt van partijen in beroep

11. Eiseres voert in beroep, net als in bezwaar, aan dat de minister ten onrechte een verlaging van 5% heeft toegepast bij het bepalen van de definitieve tegemoetkoming, vanwege het niet voldoen aan de meldplicht. Volgens eiseres heeft medewerker [medewerker] namelijk wel de noodzakelijke telefonische melding van de ontslagaanvraag in de vierde aanvraagperiode gedaan bij de Uwv Telefoon NOW. Op de zitting werd duidelijk dat dit de (enige) beroepsgrond is van eiseres. Omdat het aan eiseres is om haar stelling dat zij aan de meldplicht heeft voldaan aannemelijk te maken, is zij in de gelegenheid gesteld om deze stelling te onderbouwen met bewijsstukken. Eiseres heeft vervolgens verschillende stukken ingediend, waaronder een e-mailbericht van de minister van 28 september 2021 waarin staat dat aan de meldingsplicht is voldaan. Volgens eiseres is met de bevestiging dat aan de meldingsplicht is voldaan, in combinatie met de berichtgeving op de eigen website en de brief van 14 januari 2021 de gerechtvaardigde verwachting gewekt dat is gemeld zoals moest en er geen korting zou gelden op de NOW-subsidie. Daarnaast vindt eiseres dat de korting onevenredig is, gezien de belangen. De financiële gevolgen voor haar zijn in verhouding met de formele exercitie van de minister, die zonder feitelijke betekenis is, te groot.
12. Het Uwv heeft op de zitting opnieuw betwist dat [medewerker] een melding heeft gedaan van een ontslagaanvraag in de vierde aanvraagperiode. Het Uwv heeft toegelicht dat hij de telefoongesprekken met werkgevers registreert in een registratiesysteem en dat hieruit volgt dat een dergelijk gesprek niet heeft plaatsgevonden. Het Uwv is toen in de gelegenheid gesteld om een uitdraai van de registratie van de telefonische contacten met eiseres in de procedure te brengen en heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Beoordeling door de rechtbank

13. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de standpunten van eiseres of de minister terecht heeft besloten de NOW-subsidie van eiseres met 5% te korten.
Heeft eiseres aan de meldplicht voldaan?
14. In artikel 12, sub e, van de NOW-3 is de meldplicht geregeld. Deze meldplicht houdt in dat de werkgever – in dit geval eiseres – die tijdens de subsidieperiode van een tranche waarvoor subsidie is aangevraagd een verzoek om toestemming doet om de arbeidsovereenkomst van één of meer werknemers op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, verplicht is om in de subsidieperiode contact op te nemen met het Uwv, voor ondersteuning en begeleiding naar ander werk. Van de werkgever wordt minimaal verwacht dat hij contact legt met Uwv voor ondersteuning bij het vormgeven van de van werk naar werk begeleiding via de UWV telefoon NOW. [1] Op grond van artikel 16, negende lid, van de NOW-3 wordt, indien niet aan de verplichting van artikel 12, sub e, van de NOW-3 wordt voldaan, de subsidie met 5% gekort.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zij telefonisch contact met het Uwv heeft gehad in de subsidieperiode (1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021) voor de begeleiding van werk naar werk voor de werknemer. Volgens eiseres heeft medewerker [medewerker] in de aanvraagperiode een telefonische melding van de ontslagaanvraag gedaan bij de Uwv Telefoon NOW, maar daar heeft zij geen bewijs voor gegeven. Ook staat er geen telefoonnotitie van een dergelijk gesprek genoemd in het overzicht dat de minister heeft overgelegd van de telefonische contacten met eiseres over de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 uit het registratiesysteem K3CR. Eiseres vindt het opvallend dat er geen enkele registratie is van de telefoongesprekken met haar medewerker [medewerker] , omdat er meerdere gesprekken zijn gevoerd over onder andere de aanvraag, verlenging en melding. Zij wijst erop dat zelfs aan een van de gesprekken gerefereerd wordt in de brief van 19 februari 2021 met de bevestiging van de intrekking van de ontslagaanvraag. De rechtbank ziet daarin echter onvoldoende aanknopingspunten om te twijfelen aan de compleetheid van de registratie van de telefoongesprekken en om aan te nemen dat [medewerker] in die periode wel telefonisch contact heeft gehad voor de begeleiding van werk naar werk van de werknemer. In de brief van 19 februari 2021, gericht aan de gemachtigde van eiseres, [A] , staat immers alleen dat eiseres eerder aan de minister heeft laten weten dat met de werknemer een vaststellingsovereenkomst is gesloten en dat de ontslagaanvraag na het verlopen van de bedenktermijn wordt ingetrokken. Een referentie naar een eerder gevoerd telefonisch gesprek kan daar niet uit worden afgeleid.
Eiseres beroept zich ook op een e-mailbericht afkomstig van het Uwv gericht aan gemachtigde [A] van 28 september 2021. Daarin staat: ‘U heeft op 28-09-2021 telefonisch aan ons doorgegeven dat u voor loonheffingennummer [nummer] een tegemoetkoming NOW (vijfde aanvraagperiode) én bedrijfseconomisch ontslag aanvraagt. Hiermee heeft u voldaan aan uw meldingsplicht.’ De minister stelt daartegenover dat het telefonisch contact op 28 september 2021 gaat om een melding voor bedrijfseconomisch ontslag voor de vijfde aanvraagperiode en niet voor de vierde aanvraagperiode. Dit blijkt zowel uit de e-mail als uit de registratie van het telefonisch contact. Volgens eiseres daarentegen ging het contact juist over de vierde aanvraagperiode en is foutief vermeld dat het gaat om de vijfde periode. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de e-mail en de andere stukken in het dossier niet kan worden bevestigd, maar ook niet kan worden uitgesloten dat het telefonisch contact is gegaan over het bedrijfseconomisch ontslag van mevrouw [werknemer] in de vierde aanvraagperiode. Echter, ook al zou worden geconcludeerd dat het hier zou gaan om telefonisch contact over de vierde aanvraagperiode, dan laat dit onverlet dat op grond van artikel 12, sub e, van de NOW-3 de melding moet worden gedaan binnen de subsidieperiode. Voor de vierde aanvraagperiode loopt die van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021. Als eiseres op 28 september 2021 al een melding zou hebben gedaan van een bedrijfseconomisch ontslag in de vierde aanvraagperiode, was dit te laat.
Pakt de korting onevenredig nadelig uit voor eiseres?
16. Eiseres vindt dat de korting onevenredig is, gezien de financiële gevolgen voor haar in verhouding met de formele exercitie van de minister.
16.1.
De korting van 5% van de NOW-subsidie bij een schending van de meldplicht is een gebonden bevoegdheid voor de minister. Dit betekent dat de minister bij zijn besluitvorming de korting moet toepassen als de meldplicht als genoemd in artikel 12, sub e, van de NOW-3 wordt geschonden. Bij zo’n gebonden besluit kunnen bijzondere omstandigheden maken dat de toepassing van het algemeen verbindend voorschrift (in dit geval artikel 12, sub e, van de NOW-3 samen met artikel 16, negende lid, van de NOW-3) in een concreet besluit in het individuele geval zozeer in strijd komt met het evenredigheidsbeginsel, dat de toepassing ervan achterwege moet blijven. Dit betekent dat uiteindelijk (‘onder de streep’) moet worden beoordeeld of er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat toepassing van het algemeen verbindend voorschrift in het voorliggende geval tot een onevenredige uitkomst zou leiden. Eiseres heeft haar stelling dat de korting onevenredig is niet verder onderbouwd. Het enkele gegeven dat sprake is van financiële gevolgen voor eiseres levert geen bijzondere omstandigheid op. Voor de rechtbank is er dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de korting van 5% op de tegemoetkoming tot een onevenredige uitkomst leidt.

Conclusie en gevolgen

17. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht de NOW-3 tegemoetkoming gekort heeft met 5%. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Nota van toelichting, Stcrt. 2020, nr. 52209, p. 22.